Sensatie en perceptie
1. De student begrijpt wat de begrippen sensatie, perceptie en transductie
inhouden.
Sensatie = Een vroeg stadium van perceptie waarin receptoren een stimulus omzetten in
een patroon van zenuwimpulsen. Deze signalen worden vervolgens voor verdere bewerking
doorgestuurd naar de hersenen (-het waarnemen van een stimulus).
Perceptie (waarnemen) = Het Proces waarbij aan het patroon van sensorische
zenuwimpulsen een gedetailleerde betekenis wordt toegekend. Perceptie wordt beïnvloed
door herinneringen, motivatie, emotie, etc. -Het is een interpretatie van de sensatie.
Transductie = Het proces van omzetting van de ene vorm van energie in een andere vorm.
Specifiek: Het omzetten van Stimulusinformatie/fysische energie (bijv. lichtgolven) naar
Zenuw/neurale impulsen – Dit werkt ongeveer zo:
1. Een sensorisch neuron ontvangt een fysische stimulus -dit wordt naar het
bijpassende zintuig gestuurd.
2. De gespecialiseerde neuronen in het bijpassende zintuig worden geactiveerd: dit zijn
de receptoren.
3. De receptoren zetten de fysische stimulus om in een zenuwimpuls.
4. De zenuwimpuls verplaatst zich, meestal, langs een sensorische baan, via de
thalamus, naar de gespecialiseerde sensorische verwerking centra in de hersenen (-
de hersenen halen hier informatie uit over de kenmerken van de stimulus).
31
, 2. De student begrijpt wat de absolute, de verschildrempel en de Wet van Weber
inhouden.
De absolute drempel = Hoeveelheid stimulatie die nodig is voordat de stimulus wordt
opgemerkt. Het uitgangspunt hierbij is dat de stimulus de helft van het aantal pogingen
moet worden opgemerkt. De drempel verschilt per persoon. Dit wisselt daarbij ook door
geestelijke alertheid en lichamelijke conditie.
Bijvoorbeeld: Hoe hard een zeker geluid moet zijn om opgemerkt te worden.
De verschildrempel = Het kleinst mogelijke waarneembare verschil. Dit wordt soms ook het
juist waarneembare verschil genoemd (JWV). De drempel verschilt per persoon.
Bijvoorbeeld: hoe veel zachter of harder je een radio moet zetten om het verschil op te
merken.
De Wet van Weber = Theorie die stelt dat het JWV (Verschil drempel) in proportie staat tot
de intensiteit van de stimulus. Het JWV is groot als de intensiteit van de stimulus groot is en
klein als de intensiteit van de stimulus klein is.
Bijvoorbeeld: Als het geluid van de radio al heel hard staat, zul je hem flink zachter moeten
zetten om het verschil op te merken; het JWV is groot. Stond de radio zacht, heb je maar
een veel kleiner verschil nodig; het JWV is klein.
3. De student begrijpt wat sensorische adaptatie is en wat de signaal-detectie
theorie inhoudt.
Sensorische adaptie = Het proces waarbij receptorcellen minder gevoelig worden voor een
stimulus wanneer deze een bepaalde tijd op een bepaald/zelfde niveau wordt aangeboden.
Bijv. Wanneer je langs een drukke weg woont en de geluiden van de weg niet meer hoort Of
wanneer je water ingaat wat eerst koud aanvoelt maar na een paar minuten voel je niet
meer dat het koud is.
Signaal-detectie theorie
De signaal-detectie theorie stelt dat de sensatie afhankelijk is van de stimulus, de
achtergrondstimuli en de detector. Deze theorie erkent het feit dat de detector (=persoon)
een veranderende geestelijke en lichamelijke toestand heeft, waardoor hij soms bepaalde
dingen wel hoort en soms niet bijv.
32