Denken
1. De student kent de begrippen (natuurlijke en artificiële) concepten,
conceptuele hiërarchie, schema en script en kan deze herkennen in een
korte casus.
Concepten
We hebben het vermogen om ervaringen onder te brengen in vertrouwde
mentale categorieën, om ze op dezelfde manier te verwerken of ze hetzelfde
label te geven. Dit heet conceptvorming.
Concept = een mentale representatie van een categorie van items of ideeën,
gebaseerd op ervaring.
2 soorten concepten
Natuurlijke Concepten = Grove mentale classificaties.
Een mentale representatie van een voorwerp of gebeurtenis gebaseerd op onze
directe ervaring.
Bijvoorbeeld: je hebt een natuurlijk concept voor ‘hond’ zoals jij een hond in het
dagelijkse leven ziet. Jouw natuurlijke concept van de hond geeft je een
Prototype (-2 oren, 4 poten, staart, vacht, huisdier), hoe meer een hond die je
tegenkomt op je prototype lijkt, hoe makkelijker je hem kan herkennen als hond.
Artificiële concepten = Dit is een concept dat gedefinieerd wordt door regels.
Bijvoorbeeld: de betekenis van een woord of de inhoud van een wiskunde
formule. Dingen die je op school leert, zoals een driehoek. Niet
bestaande echte objecten.
Conceptuele hiërarchie = Niveaus van concepten,
van zeer algemeen tot zeer specifiek, waarin een
concept op een algemeen niveau, specifiekere
concepten omvat.
Bijvoorbeeld: Je denkt eerst aan een dier, daarna wat
voor soort dier en daarna pas aan een specifiek dier.
Dier – Vis – Haai.
44
, Voorstellingsvermogen en cognitieve plattegronden
Wanneer we een herinnering terughalen heb je hier vaak een beeld bij, we zijn in
staat om visueel te denken. Net zoals bij een cognitieve plattegrond, een
cognitieve representatie van een fysieke ruimte.
Bijvoorbeeld: je kan door visueel te denken de weg vinden naar school of iemand
de weg wijzen.
Schema & script’s
Schema = Een algemeen conceptueel raamwerk dat verwachtingen genereert
van thema’s, gebeurtenissen, voorwerpen, mensen en situaties in iemands
leven.
De in je hersenen opgeslagen kennis is opgeslagen in de vorm van schema’s. Hier
worden dingen die met elkaar te maken hebben samen opgeslagen. Door
schema’s kun je verwachtingen van bepaalde situaties hebben.
- Door verwachtingen kun je weer gevolgtrekkingen maken.
Verwachtingen
Als je in het ziekenhuis ligt en je stelt je een beeldscherm voor, denk je
waarschijnlijk aan het beeldscherm waarop het kloppen van je hart wordt
gemonitord maar als je straks gaat vliegen denk je bij ‘beeldscherm’ eerder aan
het scherm waarop de tijden staan aangegeven.
- Dit heeft te maken met de verwachting van de situatie waar je je nu in
bevind.
Gevolgtrekking maken
Nieuwe informatie krijgt vaak betekenis als je het kunt verbinden met bestaande
informatie uit bestaande schema’s. Schema’s helpen je conclusies te trekken
over ontbrekende informatie.
Scripts als schema’s van gebeurtenissen
Script = Een cluster van informatie over reeksen van gebeurtenissen en
handelingen die je verwacht van een specifieke situatie.
Bijvoorbeeld: Het op tijd komen bij een college.
45