Dit is een samenvatting van het gehele boek van ontwikkelingspsychologie, de 7e druk. Alle hoofdstukken zijn in deze samenvatting verwerkt en ook de begrippen zijn er in terug te vinden.
Ontwikkelingspsychologie
Hoofdstuk 1: Het terrein van de ontwikkelingspsychologie
Ontwikkeling: een reeks progressieve veranderingen die tot hogere niveaus van differentiatie en
functioneren leiden.
• Kenmerken: verandering & vooruitgang
Geschiedenis
John Locke (1632-1704)
• Tabula rasa-principe: elk kind komt als ongeschreven blad ter wereld en wordt gevormd
door zijn ervaringen.
• Strikte opvoeding leidt tot zelfdiscipline en vorming van de geest.
Jean-Jacques Rousseau (1712-1778)
• Kind is actief en onderzoekend wezen.
• Kind heeft ruimte, respect en stimulans nodig.
• Kind heeft zo min mogelijk correctie nodig.
Charles Darwin (1809-1882)
• Onderzocht ontwikkeling van menselijk gedrag en hij observeerde eigen zoon.
• Onderzoeksmethoden en observatietechnieken werden verbeterd en eind 19e eeuw werden
babybiografieën gepubliceerd.
Methoden om gegevens over kinderen te verzamelen
• Observatie
o Bij kleine kinderen en zo onopvallend mogelijk.
o D.m.v. video-opnames, let hierbij op privacyregels.
• Open/gesloten interviews
o Vaste reeks vragen in dezelfde volgorde.
o Antwoorden vergelijken.
• Vragenlijst
o Vaste hoeveelheid vragen, vaste volgorde maar beperkte antwoordmogelijkheden.
Methoden om ontwikkeling te meten
• Dwarsdoorsnede onderzoek
o Vergelijkt meetresultaten van groepen kinderen van verschillende leeftijden op een
specifiek moment.
o Kostenbesparend maar een verschil kan worden aangezien voor een
ontwikkelingseffect terwijl het om een generatieverschil gaat.
• Longitudinaal onderzoek
o Meten van gedrag van kinderen op een bepaald tijdstip wordt na verloop van tijd
herhaald.
o Voordeel is dat individuele ontwikkeling kan worden gemeten en generatie-effecten
zijn n.v.t. maar het is wel tijdrovend.
Nature: instinct, talent, groei, temperament en drift → 1e helft 20e eeuw
• Aanhangers van nature worden nativisten genoemd.
Nurture: opvoeding, vaardigheid, kennis en ervaring → 2e helft 20e eeuw
• Aanhangers van nurture worden omgevingspsychologen genoemd.
• De nurture-theorieën waartoe het behaviorisme en de sociale leertheorie behoren kun je
geen ontwikkelingstheorie noemen omdat de processen die worden beschreven bij kinderen
niet wezenlijk anders verlopen dan bij volwassenen.
Psychoseksuele ontwikkelingstheorie van Sigmund Freud (1856-1939)
3 aspecten van de menselijke geest
• Es: heeft als doel om de driften z.s.m. te bevredigen
• Ich: het realistische element in de persoonlijkheid. Het probeert de driftimpulsen uit te
stellen, of om te zetten in gedrag dat wel door de omgeving geaccepteerd wordt.
• Über ich: het geweten/morele standaard. Innerlijke rechten die ingeeft wat goed of fout is.
Es en über ich hebben dus tegenstrijdige belangen en het Ich treedt als bemiddelaar op.
Ontwikkelingsfasen
1. Orale fase (0-1 jr.)
a. De erogene zone is de mond, bevrediging vindt plaats via zuigen en eten.
2. Anale fase (1-3 jr.)
a. De erogene zone is de anus, kind kan ontlasting zelf ophouden en vrijgeven.
b. De verlangens van het kind botsen met die van de ouders. Ich komt in actie.
3. Fallische fase (1-3 jr.)
a. De erogene zone is het genitale gebied.
b. Kinderen voelen zich aangetrokken tot de ouder van het andere geslacht en zien de
ouder van hetzelfde geslacht als rivaal die hen jaloers en vijandig maakt.
c. Castratieangst: vrees bij jongens dat de vader de penis zal afnemen. Dit kan
opgelost worden wanneer de zoon zich met de vaderfiguur identificeert. Dit
innerlijke conflict wordt ook wel oedipuscomplex genoemd.
d. Elektracomplex: gemis van een penis. Meisjes missen de penis en jaloers op vader
die er wel één heeft. Ook wel penisnijd genoemd.
4. Latentiefase (6-12 jr.)
a. Onderdrukking van seksuele gevoelens.
b. Kind gebruikt ruimte en tijd om in sociaal en cognitief opzicht te ontwikkelen.
5. Genitale fase (na 12 jr.)
a. De genitale zone wordt door de lichamelijke veranderingen een centrum van
erotische genoegens. De puber kan uiting geven aan seksuele gevoelens.
Cognitieve ontwikkelingsmodel van Jean Piaget (1896-1980)
Uitgangspunt: het gedrag van kinderen is een weerspiegeling van hun denk- en kennisniveau.
Piaget beschouwde intelligentie als een levensfunctie van de mens die hem in staat stelt aan te
passen aan de omgeving.
• 1e functie intelligentie: het organiseren van de beschikbare schema’s in samenhangende,
complexere systemen of kennisgebieden.
• 2e functie intelligentie: adaptatie, aanpassing aan de omgeving. Dit komt tot stand via
assimilatie en accommodatie.
o Assimilatie: nieuwe ervaringen worden binnen een bestaand schema gepast.
o Accommodatie: schema wordt veranderd op basis van nieuwe ervaring.
Voorbeeld assimilatie: als de karbonade (nieuwe ervaring) niet in de pan (ons schema) past,
assimileren we door een stuk van de karbonade af te snijden.
Voorbeeld accommodatie: de karbonade (nieuwe ervaring) past niet in de pan (ons schema) en
daarom accommoderen we door een grotere pan te pakken.
,De leertheorie (behaviorisme)
De leertheorie is het behaviorisme. Het behaviorisme stelt dat het menselijk gedrag, vooral sociaal
gedrag, aangeleerd is. Leren is een relatief blijvende gedragsverandering als gevolg van opgedane
ervaring. Hierbij gaat men uit van het ‘black box-model’, waarbij input en output van belang zijn
maar het interne leerproces niet.
Vertegenwoordigers
John Watson (1878-1958) → klassieke conditionering
• Gedragsveranderingen waren het gevolg van conditioneringsprocessen.
• Hij toonde aan dat een angstreactie geconditioneerd kon worden door iets dat van nature
niet angstaanjagend is.
B.F. Skinner (1904-1990) → operante conditionering
• De consequentie van gedrag bepaalt het leerresultaat.
Bandura → sociale leertheorie
• Mensen zijn is staat om na te denken over de consequenties van hun gedrag en kunnen
hierop anticiperen.
• Modeling: leren door observatie om het vervolgens na te doen.
Belangrijkste leerprincipes uit de klassieke en operante conditioneringstheorie
1. Gewenning: het afnemen of verdwijnen van een respons als gevolg van het herhaald
aanbieden van de stimulus. (habituatie)
2. Uitdoving: aangeleerd gedrag dat niet meer beloond wordt zal verdwijnen.
3. Bekrachtiging: onwillekeurig gedrag dat beloond wordt zal in frequentie toenemen.
4. Straf: een negatieve consequentie van gedrag zal de frequentie van dat gedrag doen
afnemen.
5. Bekrachtiging, continu of onderbroken: incidentele bekrachtiging houdt het gedrag het
langer in stand dan bekrachtiging die continu wordt gegeven.
6. Imitatie: leren door observatie. Beloond gedrag wordt eerder geïmiteerd dat gedrag dat
bestraft wordt.
, Hoofdstuk 3: Erfelijkheid en prenatale ontwikkeling
Historische feiten
• Antonie van Leeuwenhoek ontdekte de beweging van de mannelijke zaadcellen. Men dacht
dat de zaadcel een minuscuul maar compleet embryo bevatte → de homunculus
• Gregor mendel onderzocht de erfelijkheid van eigenschappen. Later is men deze
eigenschappen genen gaan noemen.
Erfelijkheid
• Gen: blauwdruk met informatie die de ontwikkeling van specifieke eigenschappen aanstuurt
• Chromosoom: een draadachtige structuur in de celkern. In de celkern zitten 46
chromosomen. Dit zijn 23 chromosomen van de moeder en 23 chromosomen van de vader.
• Genotype: alle informatie die in de genen opgeslagen ligt afkomstig van de ouders
• Fenotype: de manier waarop het genotype zich in waarneembare eigenschappen
manifesteert
Begin van het menselijk leven
• Conceptie: de versmelting van de zaadcel en eicel.
• Gewone celdeling: leidt tot celvermeerdering, is kenmerkend voor de fysieke groei en
differentiatie.
• Reductiedeling: celdeling waarbij aantal chromosomen wordt gehalveerd. Hiervan zijn
zaadcellen en eicellen het resultaat en worden geslachtscellen genoemd. Deze bevatten dus
23 chromosomen i.p.v. 46 chromosomen.
o Uitzondering 1: eeneiige of identieke tweelingen zijn een uitzondering. Deze
tweelingen ontstaan doordat de bevruchte eicel zich spoedig na de conceptie splitst
waardoor twee afzonderlijke, identieke exemplaren zich in de baarmoeder nestelen.
o Uitzondering 2: twee-eiige of niet-identieke tweelingen zijn ook een uitzondering.
Deze tweelingen ontstaat doordat twee tegelijk vrijkomende eicellen door twee
zaadcellen bevrucht worden.
• Iedere menselijke cel bevat twee geslachtshormonen. Vrouwen: XX. Mannen: XY.
Dominante en recessieve genen
Een dominant gen vertegenwoordigt een dominante eigenschap en een recessief gen een
recessieve eigenschap. Dit komt tot uiting in het fenotype.
• Heterozygoot genotype: combinatie van een dominant en recessief gen.
• Homozygoot genotype: combinatie van twee dezelfde genen, beide dominant of recessief.
• Fenotypisch zijn heterozygote exemplaren gelijk aan homozygote exemplaren met de
dominante genen omdat bij beiden het dominante gen overheerst.
Iemand kan gezond zijn, maar genotypisch kan hij drager zijn van een ziekte, dan is het gen
recessief. Als twee dragers kinderen krijgen, kan het recessieve gen tot uiting komen bij één van
hun kinderen.
Zwangerschap; 3 fasen
1. Zygote stadium/bevruchte eicel: de eerste twee weken na de bevruchting
2. Embryonale stadium: twee tot acht weken na de bevruchting
a. Ontwikkeling organen en anatomie
3. Foetale stadium: acht weken na de conceptie tot geboorte
a. Baby wordt groter, cruciale lichaamsfuncties beginnen te werken
b. Ontwikkeling tot herkenbaar kind
Levensvatbare leeftijd buiten de baarmoeder ligt tussen 22 en 26 weken. Grote factoren om het
niet te overleven azijn de onvolgroeide longen, de gebrekkige spijsvertering en de regeling van de
lichaamstemperatuur.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper lisadehaan03. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,33. Je zit daarna nergens aan vast.