SP HOOFDSTUK 5: THE SELF
UNDERSTANDING OURSELVES IN A SOCIAL CONTEXT
Zelfconcept = de algemene overtuigingen dat iemand heeft over persoonlijke eigenschappen
• Zelfherkenning begint wanneer je 18 tot 24 maanden oud bent
• Kinderen beschrijven zichzelf nog voornamelijk op basis van fysieke kenmerken
• Wanneer je ouder wordt veranderd dit naar psychologische eigenschappen en neem je mee
hoe anderen je beschrijven
• Andere mensen (zoals een vriend) zie je als dezelfde persoon zolang de moraliteit hetzelfde
blijft
o Als iemand eerst aardig was en nu gemeen, zie je diegene als ‘veranderd’
• Independent view of the self = manier van jezelf definiëren door te kijken naar je eigen
interne gevoelens, gedachtes en acties (westers)
• Interdependent view of the self = jezelf definiëren op basis van je relatie tot anderen, en je
gedrag verklaren met de gevoelens, gedachtes en acties van anderen (non-westers)
FUNCTIES VAN ‘THE SELF’
• Zelfkennis = Hoe we onszelf begrijpen en deze informatie formuleren en organiseren
• Zelfcontrole = Hoe we keuzes/beslissingen maken en plannen uitvoeren/doorzetten
• Impression management = Hoe we onszelf presenteren
• Zelfvertrouwen = Hoe we proberen om een positief beeld van onszelf te behouden
ZELFKENNIS
Leg uit hoe men introspectie, observaties van het eigen gedrag of andere mensen gebruiken om
zichzelf te kennen
ONSZELF KENNEN DOOR INTROSPECTIE
Introspectie= Proces waarbij mensen hun interne wereld observeren met hun gedachtes, gevoelens
en motieven
• Niet altijd accuraat, vaak zijn de oorzaken van onze gevoelens en acties niet toegankelijk voor
de bewuste zelf
Een functie van introspectie: uitvogelen waarom we ons voelen zoals we ons voelen
1
, • Vaak zijn we bewust van het uiteindelijke resultaat van onze cognitieve processen, maar niet
van de cognitieve processen zelf die tot het resultaat hebben geleid
o Vb.: We zijn verliefd, maar kunnen niet verklaren waarom of wat ertoe heeft geleid
o Wel proberen we zelf een uitleg te verzinnen, ook al kunnen we het eigenlijk niet
weten
o Mensen vertrouwen op hun causale theorieën over hun buien
= theorieën over de oorzaken van iemand zn gevoelens; vaak opgepikt uit cultuur
(blauwe maandag bijv.)
o En mensen kijken ook naar hoe ze in het verleden reageerde op gebeurtenissen, om
huidige gevoelens en gedrag te verklaren
Consequenties en grenzen van introspection:
• Self-awareness theory= wanneer we op onszelf gefocust zijn, vergelijken we ons huidige
gedrag met onze interne waardes en standaarden
o Wanneer je zelfbewust wordt, dan word je kritisch/objectief naar jezelf zoals een
buitenstaander ook naar je kan kijken
o Zelfbewust zijn leidt vaak tot innerlijke kritiek: vooral wanneer je het gevoel hebt dat
het je niet lukt om je gedrag aan te passen naar je innerlijke richtlijnen
§ Wanneer je jezelf in reflectie van raam ziet roken terwijl je eigenlijk wilt
stoppen leidt dat tot zelfkritiek en oncomfortabele gevoelens
- Hoe vaker mensen aangeven bewust te zijn van zichzelf, hoe groter de kans dat ze in een
slecht humeur waren
Zelf bewustzijn leidt tot:
• Negatieve gevoelens: wanneer het ze herinnert aan hun tekortkomingen
è Dan gaan ze het (zichzelf) proberen te ontlopen door bijv. alcohol drinken maar ook bijv. door
religie en spiritualiteit
• Positieve gevoelens: na een succes
Maar kleine portie aan zelfbewustzijn herinnert je ook aan je morele waardes en idealen en kan dus
erg nuttig zijn
ZELFPERCEPTIE: ONSZELF KENNEN DOOR EIGEN GEDRAG TE OBSERVEREN
Zelfperceptie theorie= wanneer onze gevoelens en attitudes onduidelijk zijn, kijken we naar welk
gedrag we hebben/hadden in bepaalde situaties
• Bijv.: iemand vraagt of we klassieke muziek leuk vinden -> “ja ik denk het wel, want gister
hoorde ik klassieke muziek op de radio en toen heb ik er even naar geluisterd.”
o Wanneer we altijd al wisten dat we klassieke muziek leuk vinden, hoeven we niet te
kijken naar welk gedrag we recent hebben vertoont
o Wanneer we nooit echt na hebben gedacht over of we iets leuk vonden, gebruik je
waarschijnlijk wel je gedrag
• Net als bij de attributen theory uit Hs4:
Als een vriend elke keer klassieke muziek luistert, ondanks dat er nooit een situatie was dat
iemand diegene forceerde (door het zelf op te zetten)
-> dan trek je de conclusie dat het aan een interne attribuut ligt dat die vriend klassieke
muziek luistert: namelijk dat hij het mooie muziek vindt
2
, o Zelfperceptie theorie zegt dat we ons gedrag observeren en het verklaren door er op
basis van de situatie een interne of externe attributie aan vastleggen: luisterde ik
gister naar klassieke muziek omdat iemand anders het opzette, of omdat ik er zelf
naar wilde luisteren?
ONZE EMOTIES BEGRIJPEN VIA GEDRAG OBSERVATIE
Emoties proberen we op dezelfde manier te verklaren als ons gedrag – namelijk door er attributen aan
te koppelen.
Twee-factor theorie over emotie (Schachter en Singer):
1) Eerst moeten we fysieke reactie/arousal voelen
2) Fysieke reactie moeilijk om te labelen -> daarom kijken we daarna naar info uit de situatie
Schachter en Singer deden experiment waarbij ze epinephrine injecteerde bij mensen (veroorzaakt
arousal (fysieke opwinding)) en een acteur boos of blij gedrag moest vertonen
• Wanneer mensen wisten van de injectie, koppelde ze er geen emotie aan
o Ik voel opwinding omdat ik injectie heb gehad
• Wanneer mensen niet wisten van de injectie, hing hun gevoel af van hoe de acteur zich
gedroeg
o Ik voel opwinding, omdat ik hier waarschijnlijk ook boos van wordt, net als de andere
participant (de acteur)
Soms is de meest plausibele aanleiding voor een fysieke reactie niet de juiste aanleiding en ervaren
mensen dus emoties die ze eigenlijk ook anders hadden kunnen ervaren.
è Misattributie van arousal= Wanneer je de verkeerde conclusie trekt over wat het is dat je iets
laat voelen
o Dit is ook waarom men zegt dat je op een date een adrenaline-verhogend activiteit
moet doen zoals achtbanen -> de date koppelt het arousal gevoel dan aan jou
INTRINSIEKE VS EXTRINSIEKE MOTIVATIE
Intrinsieke motivatie = de behoefte om iets te doen omdat we het leuk of interessant vinden
Extrinsieke motivatie = de behoefte om iets te doen voor externe beloning of omdat er druk achter
staat, niet omdat we het leuk of interessant vinden
Stel: een kind vindt het al leuk om te lezen (intrinsieke motivatie) en je gaat hem vervolgens belonen
voor lezen (extrinsieke motivatie). Dan besluit het kind (volgens zelfperceptie theorie) na een tijdje
waarschijnlijk dat hij leest voor de beloning en kan hij daardoor juist z’n intrinsieke motivatie
kwijtraken.
3
, Overjustification effect = neiging van mensen om hun gedrag te wijden aan een verleidelijke
extrinsieke motivator, en daarbij de intrinsieke oorzaken te onderschatten
• Beloning zal interesse alleen maar ondermijnen als iemand initieel al interesse had
• Type beloning maakt ook uit:
o Task-contingent(afhankelijke) beloning = belonen voor simpelweg iets uitvoeren
o Performance-contingent beloning = belonen voor hoe goed de taak is uitgevoerd
è Performance-contingent beloning werkt beter omdat het de boodschap zendt dat iemand
goed is in het uitvoeren van de taak, wat interesse juist kan versterken
MINDSETS EN MOTIVATIE
Fixed mindset= De overtuiging dat het al vastgelegd is hoe goed we iets wel/niet kunnen, en dat het
niet kan veranderen
Growth mindset= De overtuiging dat we beter kunnen presteren door hard te werken, verschillende
strategieën te proberen en input van andere zoeken.
- Zien setbacks als een kans om een andere strategie te gebruiken: presteren daarom
uiteindelijk ook beter
ANDEREN GEBRUIKEN OM ONSZELF TE KENNEN
We hebben sociaal contact nodig om een sense-of-self te creëren.
• Social comparison theory = we leren over onze eigen capaciteiten en attitudes door onszelf te
vergelijken met andere mensen.
Wanneer doet men aan sociale vergelijking?
Wanneer er geen objectieve standaard is om jezelf mee te vergelijken en wanneer je niet zeker bent
van jezelf op een bepaald gebied
Met wie vergelijken mensen zichzelf?
Dat hangt af van het doel, wil je:
- Een accurate beschrijving krijgen van je kunnen
o Jezelf vergelijken met iemand waarmee we onszelf op andere gebieden ook
vergelijkbaar vinden (qua leeftijd, achtergrond, etc.)
- Erachter gekomen waar het top-niveau ligt
o Upward social comparison -> jezelf vergelijken met iemand die beter is in iets dan
jijzelf
- Je beter voelen over jezelf
o Downward social comparison
Naast upward en downward comparison kun je jezelf ook vergelijken met past-versions van jezelf.
4