Staatsrecht
Een vergadering van een groot aantal personen is niet mogelijk, omdat er niet redelijk tot een besluit
kan worden gekomen en omdat niemand zich verantwoordelijk voelt voor de besluiten. Het bestuur
wordt gevormd door een groep mensen die door de burgers gekozen zijn. Het bestuur, gezag en
uitoefening van dwang berusten dus bij door de burgers gekozen vertegenwoordigers. Ambivalente
verhouding van burgers tot de staat: zij zijn aan de ene kant soeverein, zij zijn aan de andere kant
onderworpen aan het mede door henzelf ingestelde gezag.
Middel om een dreigende dictatuur tegen te gaan is de verdeling van gezag over verschillende
organen. Doordat een orgaan maar een deel van het gezag kan uitoefenen, heeft het de andere organen
nodig. Geen orgaan kan opzij geschoven worden. Er moet rekening met elkaar worden gehouden. Het
zorgt voor evenwicht en stabiliteit. Je hebt te maken met checks and balances.
Montesquieu beschrijft 3 organen:
❖ De koning
❖ Het parlement
❖ De rechterlijke macht
De essentie van de gespreide staatsmacht is dat ieder een deel van zijn macht uitoefent en ze elkaar
controleren.
De regering zou de wetten uitvoeren. Echter is het nu veel breder. De regering bepaalt ook of een
bepaald verdrag gesloten moet worden etc. Zij zijn geen uitvoering van wetten, maar een zelfstandige
bevoegdheid van de regering. Beide onderdelen van de regeringstaak (uitvoerings- en zelfstandige
taak) worden ‘bestuur’ genoemd.
De vaststelling van wetten is de taak van regering en parlement samen. Het bestuur is de taak van de
regering, maar de regering staat bij de uitoefening onder controle van het parlement.
Territoriale splitsing: men geeft niet een centrale overheid alle bestuursbevoegdheid, maar men
verleent een deel van die bevoegdheid aan regionale overheden. Het stelsel van een federatieve
staat/bondsstaat, waarin de deelstaten eigen grondwettelijk gegarandeerde bevoegdheden hebben waar
federale organen niet in mogen treden, geeft een evenwicht tussen centrale en regionale organen. Een
andere methode (NL) is het verlenen van vergaande bevoegdheden aan gemeentelijke en provinciale
organen, waarbij geen terreinen principieel zijn uitgesloten van centrale bemoeienis (= Stelsel van de
gedecentraliseerde eenheidsstaat).
De regering is een samengesteld orgaan. Koning en minister moeten samenwerken en gezamenlijk
optreden.
Wanneer een bepaalde taak aan de regering wordt opgedragen, zonder dat bij de uitoefening daarvan
een daad van de koning persoonlijk vereist is, gebruikt zij de term ‘regering’. Wanneer er echter
wordt geëist dat een bepaalde beslissing genomen wordt door de regering, zegt men dat die beslissing
genomen wordt ‘bij koninklijk besluit’. Dat is een door de koning ondertekend besluit. De
minister/staatssecretaris moet dit besluit ook ondertekenen. Art. 47 bepaalt dat alle wetten en
koninklijke besluiten door de koning en door een of meer ministers/staatssecretarissen ondertekend
worden (= contraseign). Het voorschrift dat een besluit bij koninklijk besluit genomen moet worden,
is dus een vorm- en bevoegdheidsvoorschrift. Het moet altijd door beiden ondertekend worden.
, Klein koninklijk besluit: bij de totstandkoming van een algemene regel van bestuur meer
formaliteiten vastzitten dan de ondertekening.
Het ministerschap is onder de absolute monarchie een dienaarschap van de koning. Het heeft zich
inmiddels ontwikkeld tot een zelfstandig staatsorgaan. Sluitstuk: alle wetten en koninklijke besluiten
moeten door de koning en door een of meer ministers/staatssecretarissen worden ondertekend. De
minister-president is verantwoordelijk voor zijn eigen benoeming en die van de overige ministers. Als
het parlement het vertrouwen opzegt, moeten de ministers ontslag nemen.
De ministers hebben de leiding van een ministerie (departement). De ministers worden bij koninklijk
besluit ingesteld. Hierbij kunnen ook ministeries worden afgeschaft.
Minister zonder portefeuille wordt niet belast met een ministerie. Echter zijn zij niet minder waard.
De gezamenlijke ministers zijn een politiek gezelschap en een gezamenlijk staatsorgaan. De
ministerraad beraadslaagt en besluit over het algemeen regeringsbeleid (art. 4) en de eenheid daarvan
bevordert. Dit betekent dat onderwerpen van algemene betekenis, ook al betreffen zij het departement
van 1 minister, in de ministerraad moet worden behandeld. Ministers kunnen ook een plan voor een
toekomstig beleid neerleggen. Van groot belang is de advisering aan de regering door adviescolleges.
Ook moeten er beslissingen genomen worden als de ministers het niet met elkaar eens zijn. Veel
beslissingen worden nog door individuele ministers genomen, omdat het algemeen regeringsbeleid
niet in het geding is. Ministers zijn gebonden aan een besluit van de ministerraad. Alle ministers uit
de raad zijn medeverantwoordelijk voor wat er besproken is.
De minister-president representeert het kabinet, behandelt de aspecten van algemeen regeringsbeleid,
treedt op als vertegenwoordiger bij buitenlandse zaken, stelt de agenda vast, heeft 1 stem (collega’s
zijn niet ondergeschikt).
Staatssecretarissen worden in de formatieperiode van een kabinet verdeeld, zodat de persoonlijke
behoefte van een minister aan assistentie nauwelijks een rol speelt. Hij heeft een taak die van de taak
van de minister is afgeleid. Hij is aan de minister ondergeschikt. Staatssecretarissen mogen
wetten/besluiten contrasigneren, verantwoordelijkheid nemen voor de indiening van wetsvoorstellen
en kunnen raad geven in de ministerraad. Zij mogen bij de raad aanwezig zijn als de minister niet
aanwezig kan zijn of indien er toestemming is van de raad. Echter heeft hij geen stemrecht. Indien de
minister ontslag neemt, doet de staatssecretaris dit ook. Het kan zijn dat een staatssecretaris niet meer
wordt vertrouwd en moet aftreden. Dit hoeft vervolgens niet door te werken voor de minister.
Een afwezige minister wordt vervangen door een staatssecretaris. Indien de minister niet meer in staat
is aanwijzingen te geven, dan zal er een college-minister aangewezen worden (minister-interm). Deze
persoon behoudt 1 stem. De taken van de minister kunnen ook tijdelijk verdeeld worden over
meerdere bewindspersonen.
Eerste Kamer + Tweede Kamer = Staten-Generaal.
De leden van de Tweede Kamer worden gekozen door de burgers, de leden van de Eerste Kamer
worden gekozen door de provinciale staten. Beide kamers vertegenwoordigen het gehele Nederlandse
volk, maar door de verschillende tijdstippen van verkiezingen kunnen verschillen optreden in hun
politieke samenstelling. De kamers zijn gelijkwaardig. Voor een wet is instemming van beide kamers
nodig. De Tweede Kamer heeft het recht van initiatief en amendement.
De Eerste Kamer heeft niet het karakter van een vertegenwoordiging van de provinciale opvattingen.
De landelijke politieke verhoudingen zorgen voor de samenstelling van de Eerste Kamer.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper birgittriepels. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.