Samenvatting
Kennis passend onderwijs
, Praktijkboek passend onderwijs
blz. 22 tot en met 35
Weer samen naar school
Ondank gezamenlijk projecten kwam de samenwerking tussen basisscholen met scholen
voor speciaal onderwijs nauwelijks van de grond. Het aantal verwijzingen naar het speciaal
onderwijs bleef stijgen. Met het regeringsbeleid WSNS wilde men de zorg voor leerlingen
met problemen evenwichtiger verdelen over het regulier en speciaal onderwijs.
In 1990 werd in de nota WSNS vastgesteld dat leerlingen met een handicap zoveel mogelijk
gebruik moesten kunnen maken van reguliere onderwijsvoorzieningen. Het uitgangspunt
was: het kind moet niet naar de zorg, de zorg moet naar het kind
In 1996 werd het Procesmanagement Primair onderwijs (PMPO) ingesteld om samenhang te
brengen en te houden in de groeiende hoeveelheid onderwijsvernieuwingsactiviteiten.
Hoewel het PMPO ophield te bestaan, ging het WSNS-proces verder, onder de naar WSNS-
Plus.
Samenwerkingsverbanden
Dit bestaat uit een vaste groep van ongeveer twintig tot vijfentwintig basisscholen en één of
enkele scholen voor speciaal onderwijs. Een samenwerkingsverband heeft een zorgbudget,
een gezamenlijk beheer van financiële middelen, dat ervoor zorg moet dragen dat de hulp
aan die kinderen die het nodig hebben, zo dicht mogelijk bij de kinderen blijft.
Wet op het Primair Onderwijs
In 1998 is de WPO in werking getreden. Deze wet voegt het basisonderwijs en een deel van
het speciaal basisonderwijs samen tot een speciale school voor basisonderwijs: speciaal
basisonderwijs (SBO). Hieronder vallen:
o Moeilijk lerende kinderen (MLK)
o Kinderen met leer en opvoedingsmoeilijkheden (LOM)
o In ontwikkeling bedreigde kleuters (IOBK)
Met deze wet probeert men te werken naar geïntegreerd primair onderwijs. SBO-scholen
hebben dezelfde kerndoelen als het regulier basisonderwijs. De leerlingen krijgen echter
meer tijd om deze doelen te behalen. Ze mogen tot veertien jaar op een sbo-school blijven.
Gevolgen WSNS-beleid
Het beleid legt nadruk op gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de zorgleerlingen. Het
besluit welke hulp de leerlingen met problemen gaat krijgen en waar deze hulp gaat
plaatsvinden, neemt men binnen de mogelijkheden van het samenwerkingsverband.
Op vrijwel alle basisscholen is vandaag de dag oom een interne begeleider aanwezig. Deze
is meestal geheel vrijgesteld van lesgeven, die de zorgverbredingsactiviteiten coördineert.
Wel is er geconcludeerd dat er de afgelopen twintig jaar, het goed omgaan met de
verschillen tussen de leerlingen nog maar nauwelijks is toegenomen. Een reden zou kunnen
zijn dat het de scholen ondanks alle beleidslijnen van hogerhand toch ook niet helder voor
ogen stat hoe je het omgaan met verschillen in de praktijk vormgeeft.
,Reorganisatie speciaal onderwijs
Tot 2002 bestond het speciaal onderwijs uit een groot aantal typen scholen en instellingen,
die in hoge mate zelf beoordelen of en wanneer een leerling geplaats kon worden. Met een
nieuwe indeling van scholen en reorganisatie van de procedures wilde men het
verwzijngsbeleid overzichtelijker en duidelijker maken. Bijzonder is hierbij de financiële
tegemoetkoming die gekoppeld is aan het verkrijgen van een positieve indicatie, de leerling
geboden financiering (LGF) deze ging in, in 2003.
Na de Wet Passend Onderwijs in 1998 bracht de WEC in 2002 een nieuwe indeling aan in
de grote verscheidenheid aan scholen voor speciaal onderwijs. De scholen werden
ingedeeld in vier clusters:
o Cluster 1: blinde en slechtziende kinderen
o Cluster 2: dove en slechthorende kinderen en kinderen met spraak- en taalproblemen
o Cluster 3: zeer moeilijk lerende kinderen, kinderen met een handicap (meervoudig)
o Cluster 4: kinderen met psychiatrische problemen en complexere schoolproblemen
Leerlinggebonden financiering
Deze regeling, ook wel het rugzakje genoemd. Geeft de ouders een extra keuzemogelijkheid
en is bedoeld om kinderen met een handicap of stoornis toch in staat te stellen tot het volgen
van regulier onderwijs. Dit geldt alleen voor leerlingen die toestemming hebben gekregen om
geplaats te worden op een SO school. Met dit geld kan de school maatregelen treffen om
deze leerling zo goed mogelijk te begeleiden.
Ook wordt er soms gebruik gemaakt van ambulante begeleiding. Dit is een vorm van extra
ondersteuning voor het basisonderwijs van het speciaal basisonderwijs en later ook vanuit
het speciaal basisonderwijs. Het wordt vooral ingezet bij leerlingen die met een LGF naar het
regulier basisonderwijs zijn gegaan.
Inclusief onderwijs
In 1994 heeft Nederland de Salamanca-verklaring ondertekend. De overheid heeft daarmee
officieel vastgelegd dat ze zich zal inspannen om inclusief onderwijs te realiseren en ernaar
te streven om ook kinderen met (leer)beperkingen en handicaps op te vangen binnen het
regulier onderwijs. Binnen deze visie zijn twee opvattingen te onderscheiden:
o Inclusief onderwijs is voor alle kinderen, met of zonder beperkingen, op dezelfde
school.
o Inclusief onderwijs is het streven naar een groeiende deelname van alle leerlingen
aan het regulier onderwijs en het terugdringen van alle praktijken van uitsluiting.
Passend onderwijs
Sinds 2005 worden er plannen ontwikkeld, die voorbouwen op de WSNS, en een nieuw
stelsel moeten gaan vormen: het passend onderwijs. Het doel hiervan is, zo goed mogelijk
onderwijs bieden aan ieder kind, aansluitend op de zorgbehoefte.
Het belangrijkste uitgangspunt hierbij is dat men uitgaat van de zorgbehoefte van de leerling,
door het bepalen van de benodigde extra begeleiding en niet van de diagnose.
Op 1 augustus 2014 gaat de Wet Passend Onderwijs in. De wet geldt voor het primair en het
voortgezet onderwijs. Met deze wet wordt een groot aantal regelingen ten aanzien van de
zorg voor de leerlingen en de financiering aangepast en definitief gemaakt.
, Handelingsgericht werken
H1 & H2
Handelingsgericht werken en passend onderwijs
Als een school met HGW aan de slag wil, dan maakt de schoolleider samen met het bestuur
en het team bewuste keuzes, passend bij de schoolvisie en ontwikkelingen in de school.
Alle leerlingen hebben recht op goed onderwijs dat aansluit bij hun mogelijkheden en
onderwijsbehoeften. HGW in ontwikkeld in de periode van Weer samen naar school, het
bestond dus al voor passend onderwijs. HGW helpt scholen bij het realiseren van passend
onderwijs . Het geeft handvatten voor hoe het onderwijs beter af te stemmen is op de
mogelijkheden en onderwijsbehoeften van leerlingen.
Passend onderwijs focust op wat leerlingen wel kunnen en willen en op hun talenten en
interesses. HGW helpt om gericht naar de positieve kenmeren van iedere leerlingen te
zoeken, uit te bouwen en te benutten.
Als alle onderwijsprofessionals en deskundigen in en rondom de school werken volgen
dezelfde uitgangpunten, dan hanteren ze eenzelfde visie, streven hetzelfde na en spreken
dezelfde taal. Doorgaans onderscheiden we drie niveaus:
Niveau 1: alle
leerlingen
Het basisaanbod bevat kwalitatief goed onderwijs en effectieve ondersteuning voor alle
leerlingen. Hoe sterken deze basis is, hoe minderen leerlingen buiten de boot vallen. De
HGW-cyclus bevat de fasen waarnemen, begrijpen, plannen, realiseren en evalueren. De
cyclus ondersteund teams bij het in kaart brengen van de overeenkomsten en verschillen in
een groep en bij het afstemmen van het onderwijs hierop.
Niveau 2: leerlingen over wie zorgen en vragen zijn
In een leerlingenbespreking participeren de leerkracht, IB’er en eventueel een andere interne
deskundige van de school. Ook de ouders zijn direct of indirect betrokken.
Niveau 3: leerlingen die externe ondersteuning nodig hebben – multidisciplinair
overleg
In een MDO op school participeren naar de school, de ouders en de oudere leerlingen, een
of meer externe deskundigen. Samen wordt er gekeken wat nodig is om de doelen te
behalen.