Oncologie, handboek voor verpleegkundigen en andere
zorgverleners
Hoofdstuk 8: Chemotherapie, P. 137-182
8.1 Inleiding
- Geneesmiddelen met cytostatisch of cytotoxisch effect op proliferende (delende) kankercellen.
Kankercellen gestopt in delingsactiviteit = cytostatisch.
Kankercellen worden gedood = cytotoxisch.
- Grijpen in op metabolisme van cellen, direct door beschadiging van DNA, indirect door
beschadiging van div. enzymsystemen.
Vooral tot uiting bij delende cellen, een niet-delende cel zal immers tijd hebben om te
herstellen.
Meeste bijwerkingen bij snel delende cellen als haren, slijmvlies maag-darmkanaal, huid,
beenmerg en gonaden.
- 1/3 deel cytostatica heeft plantaardige herkomst (deel alkaloïden = natuurlijke gifstoffen van
planten).
- Andere bereid uit schimmels (uitgang -mycine duidt daarom, mycelium = schimmeldraden).
- Cytostatica met dierlijke herkomst (Ara-C bij bepaalde vormen leukemie = Alkaloïden uit een
spons).
- Synthetische stoffen gemaakt in laboratotia (bv. cisplatine).
8.2 Cytostatica in historisch perspectief
- Eerste klinische toepassing halverwege 2e wereldoorlog.
- 1947: analoog foliumzuur ontdekt > antitumoreffect > methotrexaat ontwikkeld hieruit.
- 1957: fluoro-uracil obv natuurlijk voorkomende pyrimidine uracil.
- 1963: vinca-alkaloïden (vinblastine, vincristine, cindesine) belangrijkste cytostaticum jaren ’70
was cisplatine.
- 1964: extract van de bast van de Taxus brevifolia doodde taxaanverbinding, gekweekte
tumorcellen doodde > 30jr later werd Paclitaxel op de markt gebracht, 3jr later Docetaxel
(semisynthetische taxaanverbinding).
- Begin jaren ’60: Combincatietherapie.
8.3 Werkingsprincipe
- Meeste cytostatica grijpen in op cellulair DNA en het proces van celdeling.
- Ontplooien grote antitumoractiviteit in snel delende cellen, vooral cytotoxisch voor cellen in S-
en G2- fase.
- Weinig/geen invloed op cellen in G0-fase.
- Exacte werking verschillend per soort cytostatica.
8.4 Soorten cytostatica
Obv overeenkomsten in structuur e/o werkingsmechanismen worden cytostatica onderverdeeld in
verschillende groepen.
8.4.1 Antimetabolieten
- Verbindingen die lijken op natuurlijke bouwstenen van eiwitten & nucleïnezuren.
- Vooral in de S-fase van celdeling actief.
- Werking gevolg van remming van de daarbij benodigde enzymsystemen e/o door de incorporatie
van cytostatica in het DNA-molecuul.
1
, - Onderverdeeld in: foliumzuur-, purine- en pyrimidine-antagonisten. (purine- en pyrimidine zijn
kleinste delen van nucleotiden, de bouwstenen van nucleïnezuren).
Metothrexaat: foliumzuur-anagolon.
Gelijktijdig toedienen met geneesmiddelen met hoge eiwit binding kan toxiteit verhogen.
Zwakke zuren verminderen uitscheiding en verhogen daarmee kans op bijwerkingen.
Interactie met protonpompremmers.
Toedienen hoge dosering > alkaliseren urine om nf stoornissen door neerslag te voorkomen.
Folinezuur gegeven om toxiteit te voorkomen.
Fluoro-uracil (sFU): fluorpyrimidinen, remt na omzetting tot 5-fluordeoxyuridinemonofosfaat
(5-FdUMP) de DNA-synthese door binding aan het enzym TS.
Remming versterkt door toevoeging van prodrug 5-formyltetrahydrofolaat (= folinezuur).
IV Bijwerkingen, meest voorkomend: orale mucositis, conjunctivitis, diarree, dermatitis en
myelosuppressie.
IV Bijwerkingen, minder voorkomend: coronair-spasmen, myocardinfarct, neurologische
beelden.
Oraal: prodrugs die na opname oa worden omgezet in 5-FU (capecitabine en combinatie van
tegafur, uracil (UFT)).
Cytarabine / ARA-C: cytide-analogon.
Opgenomen in de cel > gefosforyleerd tot actieve vorm van Ara-CTP > bindt aan DNA-
polymerase (enzym noodzakelijk voor DNA-synthese).
Neemt plaats in van het normale substraat deoxycytidetrifosfaat > DNA-synthese komt tot
stilstand.
Gemcitabine: cytide-anagolon.
Metaboliet dioxycytidinefosfaat wordt ingebouwd in het zich vermenigvuldigende DNA
waardoor ketenverlenging niet mogelijk is.
Fludarabine:
Werkingmechanisme berust wrs. op remming celgroei met effecten op DNA, RNA en de
eiwitsynthese. (Remmingvan DNA-synthese speelt belangrijkste rol).
Pemetrexed: foliumzuur-analogon. (multitargeted antifolate)
Remt 3 folaatafhankelijke emzymen.
Tekort aan Vit B12 of foliumzuur verhoogt plasmaconcentraties > kan leiden tot ernstige
toxiteit (diarree, orale mucositis, myelosuppressie) > profylactisch Vit B12 en foliumzuur
gegeven.
8.4.2 Alkylerende middelen
- Bevatten een- of meer reactieve, alkylerende groepen die verbindingen aangaan met DNA-basen
waardoor cross-links ontstaan die die normale functie van het DNA verstoren.
- Vb: cyclofosfamide, ifosfamide, melfalan, chloorambucil & estramustine.
- Op grond van werkingsmechanisme worden ook nitroso-ureumverbindingen (als carmustine,
lomustine, semustine & temozolomide) tot alkylerende cytostatica gerekend:
Cyclofosfamide: geen eigen antitumoractiviteit, maar in lever omgezet in actieve
verbindingen.
Ifosfamide: lijkt in werking en bijwerkingen op cyclofosfamide.
Bij hoge dosering: toevoegen mercapto-ethaansulfonzuur (Mesna®) ter preventie
blaastoxiteit (hemmoragische cystitis).
Melfalan
Chloorambucil
Dacarbazine: DTIC
Ontleedt snel oiv licht, daarom beschermen hiertegen tijdens toedienen.
Extravasatie: ernstige huidnecrose.
Temozolomide:
In staat om bloed-hersenbarrière te passeren.
2