Ouderenpsychologie
Thema 1: Inleiding
1.1 Ouderenpsychologie en beeldvorming over ouder worden
Wat is oud?
Oud is sociaal vormgegeven door demografische ontwikkelingen, politiek en beleid, media, bedrijven
en door ouderen zelf. Kalenderleeftijd speelt een belangrijke rol.
Beeldvorming: ene kant zorgen voor ouderen, andere kant populatie die genoeg geld heeft.
Afgelopen 10-15 jaar meer gezondheidsproblemen onder ouderen, en meer zorgbehoefte.
Willen vaak langer blijven doorwerken of vrijwilligerswerk na pensioen; zingeving en plezier. 1/3
tussen 55 en 74 doet gem. 6 uur vrijwilligerswerk per week.
Ouder worden is een proces, geen kalenderleeftijd. Veel diversiteit: cohortverschillen (in generaties;
babyboomers leven langer), binnen cohorten (vrouwen ouder dan mannen), sociaaleconomische
verschillen (hoogopgeleiden langere levensverwachting) en migratieachtergrond (stress geeft
slechtere gezondheid). Daarnaast ook individuele verschillen zoals persoonlijkheid, coping,
levensgeschiedenis. Samenspel biologische, sociale en psychologische factoren.
Ontwikkelingen in visie op gezondheid en zorgbeleid
Healthy ageing-model (WHO): gezond ouder worden belangrijk om functioneren te bevorderen en
behouden, voor zowel gezonde als zieke mensen. Ontwikkeling = groei, behoud van functioneren,
omgaan met tegenslagen. Meer aandacht voor veerkracht, zingeving en welbevinden.
Participatiesamenleveing in plaats van zorgstaat; nadruk op verantwoordelijkheid voor eigen
gezondheid en welzijn. Hoewel nadruk op autonomie en zelfbeschikking bij kwetsbare mensen
(dementie, psychische stoornissen) problemen met zich meebrengt; inschatten per individu wat
iemand nog kan en balans vinden tussen autonomie en hulp.
Ouderenpsychologie
Er zijn overeenkomsten en verschillen tussen hulpverlening aan jongeren versus ouderen.
Problemen worden vaak toegeschreven aan ouderdom en daardoor onbehandelbaar. Belangrijk is
zorgvuldige analyse van klachten; wat is toe te schrijven aan ouderdom.
Bob Knight en Nancy Pachana model: Contextual Lifespan of Theory for Adapting Psychotherapy;
voor het bepalen van benodigde aanpassingen en helderheid krijgen wat leeftijd te maken heeft met
het probleem. Blootleggen positieve als negatieve biopsychosociale aspecten van ouder worden en
nadruk op sociale context.
Verwerkingsopdrachten
Slotman en collega's (2015): het hebben van een positieve attitude tegenover (optimistische kijk op)
de eigen veroudering geassocieerd is met meer gezondheidsbevorderend gedrag, minder gevoelens
van eenzaamheid, minder depressieve gevoelens, betere functionele gezondheid en zelfs een lager
sterfteaantal.
Slotman en collega's (2015) Aging Perceptions Questionnaire (APQ): een vragenlijst voor het meten
van de attitude tegenover de eigen veroudering. Vragen zijn onder te verdelen in zeven dimensies
welke zijn:
- Chronische tijdslijn: het bewustzijn van eigen veroudering in chronisch verloop. Bewust zijn
van eigen leeftijd en het ouder worden, of jezelf als ouder beschouwen.
- Cyclische tijdslijn: het bewustzijn van eigen veroudering cyclisch verloopt ofwel komt en gaat
in een golfbeweging. Afwisselend slecht of goed voelen over ouder worden.
, - Positieve consequenties: positieve gevolgen op verschillende levensdomeinen koppelt aan
het ouder worden (bijv. wijzer worden, groeien, waarderen)
- Negatieve consequenties: negatieve gevolgen koppelen aan het ouder worden (bijv.
beperkte mogelijkheden, minder activiteiten).
- Emotionele representaties: welke emotionele reactie veroudering oproept (bijv. somber,
zorgen over effect op relaties, boos).
- Positieve controle: het gevoel hebben zelf controle te kunnen uitoefenen op positieve
ervaringen. Zoals kwaliteit van sociale leeftijd of volwaardig leven hangt af van mijzelf.
- Negatieve controle: het gevoel heeft geen controle te kunnen uitoefenen op negatieve
ervaringen. Zoals trager worden, mobiliteit of vitaliteit niet in de hand.
1.2 Levenslooptheorieën
Levenslooppsychologie
Ouderenpsychologen houden zich bezig met geestelijke gezondheid van ouderen, richten op het
voorkomen en behandelen van psychische klachten.
Levenslooppsychologie: ouderdom is niet een aparte levensfase, het proces is ontwikkeling die
gedurende de gehele levensloop plaatsvindt.
Baltes is een van de grondleggers: levensloop is multidimensioneel en multidirectioneel. Uitkomst
van processen van levensloopontwikkeling kan pathologisch, normaal, succesvol of optimaal zijn.
Pathologische ontwikkeling: fout gelopen processen resulteren in ziekte.
Succesvol ouder worden
- Disengagement theorie: succesvol is langzaam terugtrekken uit de samenleving/leven
- Activity theorie: goed ouder worden is een proces waarbij mensen willen blijven deelnemen
aan de samenleving en het leven.
- Model van Rowe en Kahn: succesvol ouder worden gaat gepaard met kleine kans op ziekte,
goed fysiek en cognitief functioneren en actieve betrokkenheid bij het leven.
Ouder worden heeft twee kanten: ontwikkelingsregulatie
- Plasticiteit en aanpassingsvermogen: in staat aan te passen aan veranderingen die gepaard
gaan met ouder worden.
- Autonomie en sturing: ouder worden overkomt je niet alleen maar, door doelen stellen en
keuzes maken kun je richting geven.
SOC-model van Baltes: verschillende vormen van ontwikkelingsregulatie
- Selectie: belangrijkste dingen in het leven waar energie aan te besteden, keuzes maken
tussen bezigheden en contacten
o Elke zondag een stuk fietsen
o Rustig potje golf
- Optimalisatie: gedrag om hogere niveaus van functioneren te bewerkstelligen
o Routes rijden met de auto die je goed kent
o Extra tijd nemen voor de treinreis
- Compensatie: achteruitgang opvangen om functioneren te handhaven, hulpmiddelen
o Niet meer goed kunnen zien, dus luisterboeken huren
o Met een scootmobiel boodschappen doen
Berust op de aanname dat ouderdom veranderingen en verliezen van fundamentele vaardigheden
met zich meebrengt die van persoon kunnen verschillen.
,Socio-emotionele-selectiviteitstheorie (SEST-model) van Carstensen sluit hierbij aan. Levensfase
koppelen aan motivatie. Levensloopontwikkeling kent twee motieven:
- Motief om nieuwe dingen te leren kennen.
- Motief om emoties te reguleren.
Welk motief op de voorgrond staat afhankelijk van hoeveelheid levenstijd: bij beperkte levenstijd
(verhuizing of ziekte) meer naar tweede motief, meer waarde aan emotionele doelen en activiteiten.
Ouderen zouden bijv. eerder kiezen voor het onderhouden van familiecontacten.
Binnen de levensloopbenadering worden factoren die het individuele levenspad beïnvloeden,
ingedeeld in drie groepen:
- De normatieve leeftijdgebonden invloeden zijn biologische en sociale omgevingsinvloeden die
ongeveer tegelijk voorkomen bij individuen in eenzelfde leeftijdsgroep. Hierbij kun je denken
aan leren praten en lopen en lichamelijke veranderingen tijdens de puberteit, maar ook het
afronden van de middelbare school, of het halen van je rijbewijs. Biologische invloeden groot
tijdens kinderjaren en ouderdom. Sociale invloeden met name adolescentie, en later in
ouderdom.
o Lichamelijke veroudering (biologisch)
o Pensionering (sociaal)
o Menopauze (biologisch)
- De normatieve historische invloeden zijn biologische en sociale omgevingsinvloeden
verbonden aan de specifieke maatschappelijke situatie in de historische tijd, passend bij een
bepaalde generatie of een bepaald cohort. Voorbeelden hiervan zijn een oorlog, een
economische recessie of een bepaalde voor de maatschappij ingrijpende technologische
ontwikkeling (bijv. Internet). Vooral tijdens adolescentie en jongvolwassenheid en neemt af
naarmate je ouder wordt.
o Niet om kunnen gaan met informatie- en communicatietechnologie
- Niet-normatieve invloeden tenslotte, zijn biologische en sociale omgevingsinvloeden, die niet
aan een bepaalde leeftijd of historisch tijdvak zijn te koppelen, maar sterk
persoonsgebonden zijn. Hierbij kun je denken aan gebeurtenissen als een verhuizing, het
verlies van een dierbare of het bereiken van een bijzonder persoonlijk succes. Neemt lineair
toe met leeftijd en stagneert tijdens ouderdom.
o Eenzaamheid na overlijden dierbare
o Na een val niet meer eigen boodschappen kunnen doen
Welbevinden
Goede geestelijke gezondheid = hoog niveau welbevinden en individueel en maatschappelijk
functioneren. Aristippus en Epicurus: goed leven is veel genot en weinig pijn. Aristoteles met
eudemonische visie: ontwikkeling karakter en deugden centraal, het streven naar zelfrealisatie
binnen maatschappelijke context.
Drie verschillende welbevinden:
- Emotioneel welbevinden: balans tussen positieve en negatieve gevoelens, emotionele
beoordelingen van het eigen leven en domeinen zoals activiteiten, relaties en gezondheid.
o Levenstevredenheid: vrede en voldoening, wensen en behoeften verschillen weinig
met wat je bereikt en presteert
o Interesse: interesse en betrokkenheid bij het leven
o Positieve gevoelens: geluk en plezier in het leven
- Psychologisch welbevinden (Ryff): zelfrealisatie. 6 dimensies
o Doelgerichtheid: leven heeft richting en heeft zin
o Persoonlijke groei: ontwikkeling mogelijk, openstaan voor nieuwe ervaringen
, o Autonomie: eigen keuzes kunnen maken, weerstand aan sociale druk
o Omgevingsbeheersing: leven in eigen hand nemen
o Zelfacceptatie: positief beeld over eigen persoon
o Positieve sociale relaties: wederzijdse acceptatie, begrip en betrokkenheid
- Sociaal welbevinden (Keyes): functioneren individu en diens rol in maatschappij. 5 dimensies
of iemand goed functioneert in maatschappij:
o Sociale acceptatie: aanvaarden aard van de mens
o Sociale coherentie: begrijpen sociale wereld
o Sociale groei: gevoel dat de maatschappij zich positief ontwikkelt
o Sociale bijdrage: bijdrage leveren aan de maatschappij
o Sociale integratie: gevoel onderdeel te zijn van de maatschappij
Alle drie vullen elkaar aan. Hoog niveau: flourishing, goede positieve geestelijke gezondheid.
Dual continua-model (Keyes): mate welbevinden en aanwezigheid psychopathologie. Afwezigheid
psychische symptomen niet altijd hetzelfde als aanwezigheid van welbevinden.
Verschillen en overeenkomsten tussen leeftijdsgroepen op drie manieren verklaard:
- Ontwikkelingseffect: ontwikkeling die mensen doormaken als ze ouder worden
- Cohorteffect: ervaringen in eerder leven neem je mee in je levensloop
- Periode effect: effecten maatschappelijke ontwikkelingen
Ouderen krijgen niet alleen te maken met klachten, ziekte en verlies, maar ook veranderingen in
sociaal netwerk, onomkeerbaar verlies van gezondheid/relaties en verandering in activiteiten. Het
individuele levensverhaal bepaalt hoe iemand hiermee omgaat. Een brede benadering is gewenst.
Niet alleen kijken naar oplossen psychopathologie (horizontale as) maar ook verhogen emotioneel,
psychisch en emotioneel welbevinden (verticale as).
Betekenis van ouder worden
Stereotype beelden betrekking op twee dimensies:
- Competentie: overwegend negatief bij ouderen, geacht als zwak/hulpbehoevend.
- Warmte: overwegend positief, karakter en sociale vaardigheden als prettig ingeschat
Ouderen worden dus gezien als aardig maar incompetent. Invloed op ouderenzorg: betuttelend en
paternalistisch (hard praten, in wij-vorm spreken).
Stereotypering werkt ook als self fulfilling prophecy op gedrag van ouderen, ook wel omschreven als
stereotype embodiment (Levy):
- Blootstelling aan negatieve stereotype verslechtert (cognitief) functioneren in tegenstelling
tot positieve stereotype.
- Ouderen zijn minder positief over ouder worden dan mensen van middelbare leeftijd, met
name over fysieke achteruitgang en mogelijkheden.
- Eigen beleving correleert met gezondheid: positieve percepties leiden tot beter
gezondheidsgedrag.