Ouderpsychologie
Studietaak 1.1 Ouderenpsychologie en levenslooptheorieën
je eigen attitude ten aanzien van ouder worden beschrijven
uitleggen hoe betekenisgeving en beeldvorming rondom ouder worden het gedrag
van hulpverleners en ouderen kan beïnvloeden
de factoren noemen die deel uitmaken van het Contextual Lifespan Theory for
Adapting Psychotherapy (CALTAP) model
onderscheid maken tussen normatief leeftijdgebonden, normatief historische en
niet-normatieve determinanten die het levenspad kunnen beïnvloeden
het soc-model (selectie, optimalisatie en compensatie), de socio-emotionele-
selectiviteitstheorie (SEST) en het dual continua-model toelichten en toepassen op
een voorbeeld
het belang van een brede en persoonsgerichte visie op welbevinden bij ouderen
toelichten aan de hand van het dual continua-model
de narratieve benadering beschrijven en uitleggen hoe deze in de ouderenzorg kan
worden toegepast.
Wat is oud?
Ouder worden doen we ons hele leven lang, met ouder worden bedoelen we vooral de latere
levensfases. Wat we oud noemen word sociaal vormgegeven door maatschappelijk krachtspel. Hierin
spelen demografische ontwikkelingen, politiek, media en beleid een rol en de ouderen zelf.
Veranderende levensloopindelingen
De leeftijd waarop ouderdom begint is altijd in beweging geweest. Vroeger werd dit vooral
gemarkeerd door de pensioenleeftijd van 65 jaar, maar tegenwoordig zijn er verschillende
leeftijdsgrenzen afhankelijk van de context. Zo begint ouderenbeleid vaak bij 55 jaar, terwijl
seniorenbeleid voor werk al bij 40 of 45 jaar start. De levensverwachting blijft stijgen, en steeds meer
mensen bereiken de leeftijd van 100 jaar of ouder.
Er is door de tijd heen een driedeling in de levensloop ontstaan: jeugd (0-20 jaar), volwassenen (20-
65 jaar) en ouderen (65+). Door de toegenomen levensverwachting is er echter behoefte aan een
verdere differentiatie. Sommige onderzoeken, zoals het rapport van het ministerie van Sociale Zaken
(2002), spreken nu van vijf fasen: vroege jeugd, jongvolwassenheid, consolidatie, actieve ouderdom
en intensieve verzorging. Dit laat zien dat ouderdom niet per se met intensieve zorg hoeft te
beginnen.
De betekenis van ouderdom verschilt sterk, afhankelijk van hoe mensen, overheden en onderzoekers
erover denken. Belangrijk is dat ouderdom niet meer als een enkele fase wordt gezien, maar als een
gedifferentieerd proces waarin leeftijdsgroepen verschillende rollen en betekenissen krijgen.
Leeftijdsgrenzen en pensioen:Vroeger 65, nu verschillende grenzen: Onthoud dat het vroeger simpel
was (65), maar nu flexibeler (tussen 40-80 jaar).
Levensverwachting stijgt:100 jaar club groeit: Meer mensen worden 100 jaar of ouder, denk aan de
"vergrijzende club".
Fasen in het leven:Vijf in plaats van drie: Van vroeger (jeugd-volwassenen-ouderen) naar een
uitgebreidere verdeling (0-15, 15-30, 30-60, 60-80, 80+).
Betekenis van ouderdom:Ouderdom ≠ kwetsbaarheid: Het draait om beeldvorming; ouderdom is
niet per se afhankelijkheid, maar ook actieve deelname.
Beeldvorming
Negatieve beeldvorming van vergrijzing: Media benadrukken vaak de negatieve effecten van
vergrijzing, zoals druk op pensioen- en zorgsystemen (Katz, 1996), hoewel het beter is om ouder
worden te zien als een "januskop" met zowel positieve als negatieve kanten (Janssen, 2007).
Tweedeling in beleid en media: Ouderen worden enerzijds gezien als kwetsbaar en zorgbehoevend,
anderzijds als mondige, actieve burgers. Dit komt ook terug in beleid dat enerzijds zorg biedt, maar
,anderzijds ouderen stimuleert om actief te blijven participeren (Roelfsema, 2003; Ministerie van
VWS, 2015).
Commercie richt zich op zowel vermogende als kwetsbare ouderen: Ouderen zijn een interessante
doelgroep voor de commercie, variërend van luxeproducten tot technologieën die hen helpen langer
zelfstandig te blijven.
Werkgevers en ouderen: Minder dan 20% van de werkgevers vindt het belangrijk dat ouderen tot
hun pensioen doorwerken; 43% vindt dit helemaal niet belangrijk. Ze focussen vaker op
ontziemaatregelen zoals extra vakantiedagen dan op duurzame inzetbaarheid (De Grip et al., 2015).
Zorg voor ouderen: Er is een verschuiving van zorginstellingen naar thuis wonen, wat betekent dat
alleen de kwetsbaarste ouderen nog in instellingen verblijven (Bijsterveld, 1995). In gesprekken
tussen artsen en ouderen komt vaker miscommunicatie voor, wat de zorgkwaliteit beïnvloedt
(Pasupathi & Löckenhoff, 2002).
Geestelijke gezondheidszorg voor ouderen: Ouderen krijgen nog steeds minder toegang tot
psychologische zorg dan jongere volwassenen, hoewel onderzoek het nut ervan aantoont (Veerbeek,
2014).
Feit en fictie
Gezondheid van ouderen: Tegenover de populaire overtuiging dat ouderen tegenwoordig gezonder
zijn, toont onderzoek van Deeg (2015) aan dat ouderen juist meer gezondheidsproblemen hebben en
meer zorg nodig hebben dan voorgaande generaties. Dit beïnvloedt hun maatschappelijke
participatie en hun rol als zorggever en zorgontvanger.
Pensionering: Traditionele opvattingen over pensionering variëren tussen terugtrekking uit de
samenleving en hedonistisch genieten. Echter, een groeiende groep kiest ervoor om door te werken
na hun pensioen, omdat ze werk als zinvol ervaren. Anderen genieten juist van de vrijheid om
nieuwe competenties te ontwikkelen of vrijwilligerswerk te doen.
Vrijwilligerswerk: Senioren spelen een belangrijke rol in vrijwilligerswerk, dat een aanzienlijke
economische waarde vertegenwoordigt. In 2010 waren vrijwilligers in Nederland goed voor 560.000
voltijdsbanen, met een waarde tussen de 5 en 20 miljard euro (Vahl, 2010). Ongeveer een derde van
de mensen tussen 55 en 74 jaar doet vrijwilligerswerk, gemiddeld 6 uur per week, meer dan jongere
leeftijdsgroepen (Dekker e.a., 2007).
Economische waarde: Volgens Künemund (2001) vertegenwoordigen ouderen in Duitsland dankzij
vrijwilligerswerk een economische waarde van minimaal een vijfde van hun pensioenuitkeringen.
Diversiteit in ouder worden
Diversiteit in ouder worden: Er is geen uniform beeld van 'de oudere'. Ouder worden is divers en
afhankelijk van verschillende factoren zoals cohortverschillen, geslacht, sociaal-economische status
en migratiegeschiedenis.
Kritische wetenschappers pleiten voor een focus op de inhoudelijke aspecten van het ouder worden
als proces (Baars, 2006).
Cohortverschillen: De babyboomers (1945-1965) zullen anders ouder worden dan voorgaande
generaties. Ze zijn vaak hoger opgeleid en willen actief deelnemen aan beleid en zorg.
Veel nieuwe ouderen hebben duidelijke wensen over hun ouderdom, zoals het vermijden van totale
zorgafhankelijkheid.
Gezondheid en levensverwachting: Vrouwen hebben een hogere levensverwachting, maar ervaren
vaker gezondheidsproblemen, vooral in oudere leeftijdsgroepen.
Sociaal-economische verschillen beïnvloeden levensverwachting: hoogopgeleiden leven langer dan
laagopgeleiden (Dannefer, 2003).
Migratie en gezondheid: Personen met een migratieachtergrond ervaren vaak slechtere gezondheid
door stress en culturele verwachtingspatronen die niet aansluiten bij de Nederlandse samenleving
(Den Draak & De Klerk, 2011).
Individuele verschillen: Persoonlijkheid en levensgeschiedenis zijn belangrijk voor de
levensloopontwikkeling. Ervaringen stapelen zich op, wat leidt tot unieke levenslopen (Baltes, 1987).
,Ouder worden gaat vaak gepaard met gezondheidsproblemen, maar ouderen kunnen goed omgaan
met deze problemen, en hun welbevinden is vaak niet slechter dan dat van jongeren (Lamers e.a.,
2013).
Gezondheid en zorgbeleid: De visie op gezondheid verschuift van ziekte-afwezigheid naar het
bevorderen van gezond ouder worden (Beard e.a., 2016).
Het healthy ageing-model benadrukt veerkracht en het behouden van functioneren, ook bij mentale
of fysieke beperkingen (Huber e.a., 2011). Beleidsveranderingen verschuiven verantwoordelijkheden
van de staat naar de burger, met meer nadruk op participatie en autonomie in de zorg.
Ontwikkelingen in visie op gezondheid en zorgbeleid
Verandering in Gezondheids- en Zorgvisie De visie op gezondheid en zorg heeft zich de afgelopen
jaren sterk ontwikkeld. Het begrip gezondheid is verschoven van enkel de afwezigheid van ziekte
naar een breder concept. Acute ziekten zijn in Westerse landen grotendeels onder controle,
waardoor mensen met chronische ziekten, zoals hart- en vaatziekten en kanker, langer leven.
Healthy Ageing Model Het healthy ageing-model van de WHO benadrukt dat gezond ouder worden
voor iedereen belangrijk is. Dit geldt niet alleen voor gezonde mensen, maar ook voor degenen met
verminderde mentale of fysieke capaciteiten, zoals dementiepatiënten. Investeren in hun
functioneren helpt hen om belangrijke activiteiten te blijven uitvoeren en hun welzijn te bevorderen.
Veerkracht Er is steeds meer aandacht voor veerkracht, waarbij individuen in staat zijn om om te
gaan met tegenslagen (Huber et al., 2011). Ook in de geestelijke gezondheidszorg wordt de nadruk
gelegd op de veerkracht van ouderen (Keyes, 2005).
Beleidsverandering De verschuiving van een verzorgingsstaat naar een participatiesamenleving
betekent dat burgers verantwoordelijk worden voor hun gezondheid en welzijn. Dit vraagt om
veranderingen in de rol van hulpverleners, die nu als begeleiders fungeren in plaats van
probleemoplossers. Hulpverleners moeten cliënten en hun sociale netwerken betrekken in het
zorgproces en luisteren naar hun wensen.
Zorg voor ouderen
De discussie over ouder worden en de zorg voor ouderen legt de nadruk op de diversiteit binnen de
oudere bevolking en de veranderingen in de zorgvisie. Het beeld van ouderen als homogeen en
zelfstandig wordt vaak niet recht gedaan. Er is steeds meer bewijs dat ouderen, vooral in de laatste
generaties, te maken hebben met gezondheidsproblemen en meer zorg nodig hebben. Hoewel veel
ouderen actief blijven, is het belangrijk om te erkennen dat niet iedereen in staat is om zelfstandig te
functioneren.
De recente verschuiving naar een participatiesamenleving legt de nadruk op autonomie en
zelfbeschikking, maar dit kan problematisch zijn voor kwetsbare ouderen, zoals degenen met
dementie of psychische aandoeningen. Deze mensen zijn vaak niet in staat om hun zorgbehoeften
adequaat te formuleren of om hulp te vragen. Een te sterke focus op eigen verantwoordelijkheid kan
leiden tot een gebrek aan noodzakelijke ondersteuning.
Hulpverleners moeten de balans vinden tussen het respecteren van de autonomie van ouderen en
het bieden van de benodigde zorg en ondersteuning. Er is een risico dat kwetsbare ouderen niet de
hulp ontvangen die zij nodig hebben als ze deze zelf niet kunnen aanvragen. Daarom is het cruciaal
dat hulpverleners zich bewust zijn van deze dynamiek en zich inzetten voor belangenbehartiging
zonder in betutteling te vervallen.
Ouderenpsychologie en psychologische hulpverlening aan ouderen
Ouderenpsychologie Ouderenpsychologie is een relatief jong en snel ontwikkelend vakgebied binnen
de psychologie, dat steeds belangrijker wordt door de vergrijzing. De groeiende populatie ouderen
vraagt om wetenschappelijke kennis en methoden om hen en hun naasten te begrijpen, problemen
te voorkomen, en veerkracht te versterken, zodat ouderen optimaal kunnen functioneren.
Psychologische hulpverlening aan ouderen Er zijn zowel overeenkomsten als verschillen in de
psychologische hulpverlening aan ouderen in vergelijking met jongere volwassenen.
Leeftijdgerelateerde factoren hebben invloed op de cliënt, therapeut en het therapeutische proces.
Een veelvoorkomende valkuil is dat problemen vaak worden toegeschreven aan ouderdom, wat
, hoop op verbetering ondermijnt. Het is cruciaal om te analyseren welke klachten aan leeftijd
gerelateerd zijn en welke andere oorzaken hebben.
Aanpassing van de hulpverlening Psychologen moeten voortdurend afwegen hoe communicatie,
diagnostiek, en behandelmethoden aangepast moeten worden aan de individuele oudere cliënt. Bob
Knight en Nancy Pachana (2015) ontwikkelden het CALTAP-model (Contextual Lifespan Theory for
Adapting Psychotherapy) om deze aanpassingen te structureren. Dit model helpt om zowel positieve
als negatieve biopsychosociale aspecten van ouder worden in overweging te nemen en benadrukt de
sociale context van ouderen.
Het CALTAP-model (Contextual Lifespan Theory for Adapting Psychotherapy) helpt psychologen om
therapie aan te passen aan de specifieke behoeften van ouderen. Het model kijkt naar drie
belangrijke factoren:
Biopsychosociale veranderingen: Zowel de positieve (zoals toegenomen wijsheid) als negatieve
(zoals fysieke achteruitgang) aspecten van ouder worden.
Specifieke uitdagingen: Problemen die vaak voorkomen bij ouderen, zoals gehoorverlies, dementie
of het verlies van een partner.
Sociale context: Hoe de omgeving en cultuur van de oudere hun welzijn beïnvloeden. Een goede
sociale steun helpt bijvoorbeeld, terwijl isolatie het moeilijker maakt.
Daarnaast houdt het model rekening met hoe de therapeut zelf denkt over ouderdom, omdat
stereotype ideeën van de hulpverlener de behandeling kunnen beïnvloeden.
Sociale Context en Cognities De sociale context van ouderen beïnvloedt hun ervaringen met
afnemende zelfredzaamheid. Het model houdt rekening met de attitudes en cognities van
hulpverleners, die vanuit hun eigen cohort stereotype beelden van ouderdom kunnen hebben, wat
het vertrouwen in verandering kan ondermijnen. Cultuur en cohort beïnvloeden ook hoe zowel
cliënten als therapeuten over problemen denken en communiceren.
Kennis en Sensitiviteit Psychologen hebben specifieke kennis van ouderenpsychologie nodig om
effectief te kunnen behandelen. Dit omvat sensitiviteit voor de beleving van ouder worden en
bewustwording van eigen vooroordelen en gevoelens over ouderdom.
Professionalisering ouderen psycholoog
Ouderenpsychologie is in de afgelopen 40 jaar uitgegroeid tot een onmisbaar vakgebied binnen de
ouderenzorg, met naar schatting 2.600 ouderenpsychologen in Nederland (Pot & Visser, 2013; Van
Alphen, 2015). Deze psychologen werken vooral in de geestelijke gezondheidszorg (ggz), de
verzorging-, verpleging- en thuiszorgsector (VVT), ziekenhuizen en psychologenpraktijken. Door de
vergrijzing stijgt de vraag naar psychologische hulpverlening aan ouderen snel, en de komende
generatie ouderen is meer bekend met psychologische interventies.
De opleidingsmogelijkheden voor ouderenpsychologen zijn toegenomen, zoals de masteropleidingen
in klinische psychologie en de gezondheidszorgpsycholoog (gz-psycholoog) opleiding met een accent
op ouderen. Toch blijft er een tekort aan BIG-geregistreerde psychologen, vooral in de VVT-sector en
de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. Slechts de helft van de psychologen in deze