Literatuur aantekeningen
> Belangrijke termen zijn scheefgedrukt
> Onderwerp zijn onderstreept
> Titels zijn dikgedrukt
> Voordelen hebben +, nadelen hebben -
Hoofdstuk 1: Introductie
Het boek bespreekt na introductie (H1-4) veel sociale problemen binnen toegepaste sociale
psychologie (5-17).
Sociale psychologie: begrijpen van de aard en oorzaken van menselijk gedrag en gedachten in
sociale situaties met gerelateerde motivaties, cognities en emoties.
> Om sociale problemen op te lossen moeten we begrijpen welk gedrag het
veroorzaakt (1), welke factoren dit gedrag beïnvloeden (2) en welke interventies
beschikbaar zijn (3). Sociale psychologen onderzoeken dit, voeren dit uit én evalueren
dit.
Kenmerken toegepaste sociale psychologie
1. Begrijpen en oplossen van praktische problemen, onderzoeken voor oplossingen
> Basis: ontwikkelen en testen van theorieën, onderzoeken uit interesse
2. Inductieve benadering; begin met sociaal probleem, onderzoek welke theorieën oplossen en
welke verklaren)
> Basis: deductieve benadering; begin met theorie, onderzoek hoe nuttig die is om te
begrijpen)
> Bewust zijn van invloed van persoonlijke waarden van onderzoeker
> Meerdere theorieën/interventies/onderzoeksmethodes
> Interdisciplinair onderzoek (economisch, sociologisch, politiek en organisatorisch)
> Vooral veldonderzoek in natuurlijke omgeving
> Is sociaal bruikbaar en nuttig
Overeenkomsten basis en toegepaste sociale psychologie
1. Ontwikkelen en testen van theorieën
2. Wetenschappelijke methoden gebruiken (accuraatheid, objectiviteit, sceptisch zijn en open-
minded zijn). Let op deceptie, geïnformeerde toestemming, invasie van privacy en
debriefen
3. Zelfde doelen in wetenschap; beschrijven, voorspellen, causaliteit vinden en verklaren
4. Vergelijkbare factoren voor voorspellen cognities en gedrag; individueel, sociaal,
situationeel, cultureel en biologisch
Rollen van toegepaste sociaal psychologen
1. Onderzoeker: ontwikkelen en testen van theorieën om sociale problemen op te lossen
2. Consultant: bijstaan bij oplossen van problemen van individuen/groepen/organisaties
3. Beleidsadviseur: maken van beleid (publiek, overheid, bedrijf of civiele organisaties),
adviseren hoe cognities en gedrag te veranderen zijn mbv interventies
Vaak een combinatie van rollen.
,Hoofdstuk 2: Theorie gebruiken in toegepaste sociale psychologie
Functies van theorieën in toegepaste sociale psychologie - USE
1. Begrijpen (Understanding) en verklaren van sociaal gedrag
> Knowlegde-deficit model van gedrag verandering: sociale programmas worden te
weinig gebruik omdat individuen kennis hierover en over gedrag tekort komen. De
oplossing hiervoor zou educatie en bewustzijn zijn.
Dit model heeft veel limitaties (kennis is geen directe motivator voor gedrag) maar
wordt veel gebruikt.
2. Oplossen (Solution) van sociale problemen door interventies te vormen (op motivatie of
structurele veranderingen)
3. Evaluatie (Evaluation) van praktijk en gebruik is mogelijk
> Action research model; theorie – interventie – evaluatie- heranalyse situatie –
hervormen interventie – evaluatie etc
Principle: een proces of statement over een proces, vaak onderdeel van een theorie, zoals
cognitieve dissonantie (verschil gedrag en cognitie)
Construct: aspect van menselijk gedrag, karaktereigenschap (affectief, cognitief, motivatief),
zoals attitude, waarde of injunctieve norm
Voorbeeld principle en construct
Rational choice theorie: individuen zijn gemotiveerd door eigenbelang
> Construct: kosten en baten
> Principe: beloning van gedrag motiveert gedrag te herhalen
Belangrijkste theoretische gebieden van sociale psychologie
1. Sociaal denken/cognitie; beschrijven hoe mensen zichzelf en anderen zien voor het vormen
van tools en interventies die sociale interpretaties beschrijven/voorspellen/veranderen
> Vb: attributies, cognitieve dissonantie, attitudes, theorie van gepland gedrag
2. Sociale invloed; beschrijven hoe sociale omgeving gedachten/gevoel/gedrag veranderen
van individu om interventies te ontwerpen die bepaald gedrag motiveren
> Vb: gehoorzaamheid, meewerken, waarschijnlijkheidsmodel
3. Sociale relaties; beschrijven wat mensen positief en negatief aan elkaar relateert om
interventies te ontwerpen die sociale relaties verbeteren
> Vb: ingroup/outgroup, vooroordelen, contact theorie
Sociaal denken
Attributie theorie: mensen verklaren eigen en andermans gedrag intern (over persoon) en
extern (over situatie). Theorie gaat over hoe, wanneer en waarom hiervan.
> Fundamentele attributie error: eigen slecht gedrag extern toe-eigenen, andermans
slecht gedrag intern toe-eigenen
Theory of Planned Behaviour (TPB)
Beste voorspeller voor iemands gedrag is de intentie om in actie te komen,
wat bepaalt wordt door;
1. Attitude: evaluatie van een object/persoon/idee
2. Subjectieve norm: overtuiging over wat anderen denken dat je zou moeten doen
, 3. Waargenomen gedragscontrole: overtuiging over hoe haalbaar gedrag is
Veel gebruikte theorie
Compatibility principle: attitudes, subjectieve normen en waargenomen gedragscontrole
moeten bij zelfde level van specificatie gemetenworden bij TPB.
Sociale invloed
Imitatie: aangeboren neiging andermans acties na te doen
Conformity; gedrag veranderen om consistent te zijn met sociale verwachtingen
> Regel georiënteerd; regels volgen omdat er externe gevolgen zijn als je dat niet doet
(dus niet volgen als de gevolgen er niet zijn)
> Rol georiënteerd; regels volgen omdat het voelt alsof dat je rol is
> Waarde georiënteerd; regels volgen omdat dat je waarde is, het is het juiste om te
doen (los van sociale regels)
Compliance: meegaan met verzoek uit behalen van eigen doelen
> Accuracy: vermindering van dubbelzinnigheid. Informatie over wat het juiste is om
te doen komt van sociale normen, autoriteit etc
> Affiliatie; ontwikkelen of onderhouden van sociale relaties
> Verbeteren of behouden van zelfconcept
Elaboration Likelihood model (ELM)
Er zijn meerdere routes naar persuasion
1. Centrale route: beslissing maken gebaseerd op de inhoud van een bericht (vooral bij
mensen die al betrokken zijn bij het onderwerp)
2. Perifere route: beslissing maken gebaseerd op hoe leuk het bericht lijkt/overkomt
(zwak, tijdelijk en onstabiel)
Sociale relaties
We vormen stereotypes (cognitief) gebaseerd op of iemand in of outgroup is. We volgen
biases en heuristics (shortcuts). We vormen (onterechte) vooroordelen (affectief). Wanneer
we ons gedragen naar stereotypes en vooroordelen volgt discriminatie (gedrag).
> Intrinsically motivatie: geloven dat het belangrijk is niet bevooroordeeld te zijn
> Extrinsically motivatie: niet bevooroordeeld over komen naar anderen
Contact hypothese; hoe meer we samen zijn (met anderen of een andere groep), hoe leuker we
elkaar gaan vinden. Vooral bij gelijke status, gedeeld doel, samenwerken ipv competitie en
instituties (regels, autoriteit) die positieve interacties ondersteunen.
Dual concern model; hoe hoog zorg is voor zelf of ander bepaalt uitkomst van conflict
> Lage zelfconcern, hoge concern voor anderen; waarschijnlijk toegeven
> Lage zelfconcern, lage concern voor anderen; niks doen
> Hoge zelfconcern, lage concern voor anderen; in discussie gaan, confronteren
> Hoge zelfconcern, hoge concern voor anderen; probleem oplossen
Prosociaal gedrag: gedragen op een manier die voordelig is voor anderen (relatie repareren,
relatie verbeteren, helpen, altruisme)
, Principes van de Social impact theorie (bystander effect)
1. Individuele verantwoordelijkheid vermindert
2. Pluralistic ignorance; iedereen kijkt elkaar aan om te zien wat anderen doen
Afhankelijk van het aantal mensen, het belang van die mensen en hoe dichtbij de target
persoon is.
Limitaties van theorie in toegepaste sociale psychologie
1. Sociale problemen verschillen in mate van complexiteit en hoeveelheid te veranderen
variabelen.
2. Theorieën hebben verschillende complexiteit, kans op slagen etc.
3. Voorspelling en verklaring zijn niet even haalbaar
4. Het is moeilijk een theorie te koppelen aan een situatie in de echte wereld. Theorieën
hebben grens condities, wat in de echte wereld niet passend is.
Multiply determined: gedrag wordt bepaald door veel psychologische en contextuele
variabelen en kan niet door één theorie verklaart worden.
Schema: cognitieve organisatie van iemands verleden ervaringen/geloven/kennis
Sociale cognitie: hoe we informatie over anderen verwerken/opslaan/gebruiken
Hoofdstuk 3: Toegepaste sociale psychologie om impact van behaviour-focused
interventie te verhogen
De toegepaste gedragswetenschap benadering van interventie gaat om gedrag, omdat dat
(volgens Skinner) observeerbaar en meetbaar is. We doen wat we doen door de gevolgen die
het heeft.
De sterkste positieve gevolgen zijn tijdig en zeker.
Three-term contingency
Interventies kunnen ingrijpen in het aanpassen van situationele stimuli voor het gedrag of
gevolgen na het gedrag.
Antecedent (stuurt gedrag) > gedrag > consequentie (motiveert gedrag)
Antecedents (activators); omgevingsstimuli die gevolgen aankondigen.
> Incentive: antecedent die positief gevolg van gedrag aankondigt
> Disincentive: antecedent die negatief gevolg van gedrag aankondigt
7 gedragsinterventie technieken
Antecedent strategieën
1. Educatie en training; mensen bewust maken van gevolgen (vaak gecombineerd met
iets anders)
2. Verbale en geschreven prompts; herinneren aan hoe wel/niet te gedragen. Is
simpel, goedkoop en impactvol op grote schaal.
3. Modelling en demonstraties; targetgedrag voordoen, mogelijk met gevolg
4. Commitment procedures; mensen vragen het eens te zijn met gedragsverandering
(consistent willen zijn)
Consequentie strategieën
1. Straf (duur en negatieve impact op langer termijn)