Klinische Psychologie: Diagnostiek en
behandeling
Deel 1: Kadering van diagnostiek en behandeling
Hoofdstuk 1: Psychodiagnostiek
Leerdoelen:
1. Kunt aangeven hoe wetenschappelijk verantwoord psychodiagnostisch
onderzoek met de diagnostische cyclus in de praktijk kan worden gebracht
2. De verschillende stappen van de diagnostische cyclus kunt benoemen
3. De doelen, vragen en handelingen bij de verschillende stappen van de
diagnostische cyclus kunt benoemen.
Kern psychodiagnostiek = Integratie van onderzoeksgesprekken,
(gedrags-)observaties, psychologische tests en vragenlijsten om antwoorden op
de onderzoeksvragen te krijgen; persoons-, omgevings-, gedragsfactoren.
- Specifieke aanpak kan verschillen per benadering (deel 2) en per stoornis
(deel 3)
1.1 DE ROL VAN PSYCHODIAGNOSTIEK
Onderzoeksgesprek (+ gedragsobservaties) geven vaak voldoende basis om
behandeling te starten (bijv. enkelvoudige stoornis, duidelijke aanleiding).
Principe van stepped-care-model = afhankelijk van de ernst en de
hardnekkigheid van de klachten kan worden gekozen voor een meer uitgebreid
psychodiagnostisch onderzoek.
- Zinvol: indruk intelligentie, cognitief functioneren,
persoonlijkheidskenmerken, ontwikkelingsproblematiek.
Centraal psychodiagnostisch proces = opstellen en toetsen van een verklarende
hypothese.
- Symbolisch: huis
Rapportage:
- DSM-5-classificatie: buitenkant van het huis
- Psychodiagnostiek: opbouw van het huis (stevigheid tegen externe
invloeden).
Rollen psychodiagnosticus: intaker, diagnosticus, psychodiagnosticus = alles
basishouding van onderzoeker.
Toepassingsgebieden psychodiagnostiek: reguliere ggz, forensische setting,
geschiktheidsselectie.
Psychodiagnostiek
Transdiagnostische Stoornis overstijgende kwetsbaarheden
benadering
Farmacotherapie Vinden van juiste medicatie of biologische
interventie
Psychoanalytische Onderliggende mechanismen
Cliëntgerichte therapie Integreert diagnostiek
1
,Cognitieve Behandeling informeren: sterkte en zwakte
gedragstherapie
Interpersoonlijke therapie Eerste fase: behandelcontract over
probleemgebied.
2
,1.2 DE DIAGNOSTISCHE CYCLUS
Diagnostische cyclus – De Bruyn (zie rechts)
Iteratief proces. Klachtanalyse
= basis voor wetenschappelijk verantwoord
psychodiagnostisch onderzoek.
1.3 KLACHTENANALYSE : WAT IS DE VRAAG?
Doorverwijzing van bijv. huisarts aanmelding: Indicatieanalyse Probleemanalyse
aanleiding verwijzing klachtenanalyse:
1. Achtergrond van de aanvraag
2. Hulpvraag van de cliënt: diens perspectief
doel onderzoek Verklaringsanalyse
3. Dossier raadplegen
Leidt tot verhelderde diagnose: kaders zijn nu bekend waarbinnen
psychodiagnostisch onderzoek kan worden verricht.
1.4 PROBLEEMANALYSE : WAT IS HET PROBLEEM ?
Hier wordt kennis van de onderzoeker toegepast m.b.t. psychische problemen:
alle beschikbare kennis leiden tot onderzoeksvragen.
Start: duidelijk beeld belevingswereld en situatie van cliënt: probleem-
verhelderende gesprekken en door gebruik van informatie die in intakeprocedure
wordt verzameld.
- Gestandaardiseerde klachteninventarisatie
- Speciële anamnese
- Psychiatrische anamnese
- Biografische anamnese (+ evt. heteroanamnese).
Gestandaardiseerde klachteninventarisatie
Screenen breed op psychische klachten of specifieke symptoomvragenlijsten die
de ernst van symptomen uitvragen.
Standaard in kader van intake of onderdeel van Routine Outcome Monitoring
(ROM) procedure; kwaliteit van de zorg in algemeen, monitoren
behandelingsresultaten.
Outcome Questionnaire (OQ-45) meet 3 functiedomeinen: intrapsychisch,
interpersoonlijk en sociale rolvervulling.
- Formuleren van hypothesen over aard en ontstaanswijze van de klachten
waarmee een cliënt zich meldt.
Speciële anamnese
Intakegesprek is vaak eerste gesprek in instelling, en kan deel uitmaken van
psychodiagnostisch onderzoek.
Speciële anamnese = specifieke klachten: accent huidige problemen.
- Luxerende factoren = welke druppel deed de emmer overlopen?
- Aanloop problemen
Duidelijkheid: volgorde, aard, ernst van problemen en waarom nu hulp.
Vervolgens in kaart brengen, sprake van interferentie = in welke mate de
sociale, relationele en functionele aspecten in het leven van de cliënt belemmerd
worden door de problemen.
3
, Tenslotte: informeert eigen maatregelen die cliënt al getroffen heeft.
Beeld: beoordelingsvermogen en ziekte-inzicht van de cliënt.
Psychiatrische anamnese
= het systematisch samenvatten van de psychiatrische symptomen: zowel
objectieve als subjectieve waargenomen symptomen.
Bestudeert de volgende aspecten:
- Verschijning en psychomotoriek
- Oriëntatie
- Aandacht en geheugen
- Waarneming
- Spraak en denken
- Stemming en affect
- Persoonlijkheid
Observaties tijdens onderzoeksgesprekken
Ook interesse minder tastbare aspecten: wijzen van afweer:
- Rijpere afweermechanismen: inzetten humor, sublimatie
- Primitieve vormen: loochening, projectie
Sublimatie = sociaal geaccepteerd gedrag
Loochening = ontkennen
Projectie = toeschrijven aan een ander persoon/externe oorzaak
Mentalisatieniveau = in hoeverre iemand in staat is om gedragingen als
resultaat te zien van eigen gedachten en gevoelens
Gespreksindrukken kunnen worden meegenomen in hypothesen.
Biografische anamnese en heteroanamnese
Bevraagd naar factoren uit levensgeschiedenis: beschermende of juist die
cliënt ontvankelijk maken voor ontwikkelen psychopathologie.
Biografische anamnese = informatie uitgevraagd bij cliënt zelf.
Heteroanamnese = informatie uitgevraagd bij belangrijke informant (bijv.
ouder/verzorger).
- Kindertijd uitvragen belangrijk: ontwikkelings-/gedragsproblemen.
Ook belangrijke life-events evenals evt. psychiatrische stoornissen in de familie in
kaart brengen.
Afsluiting anamnese
Belangrijkste: huidig functioneren van de cliënt
- Kwaliteit sociale relaties/kwaliteit sociaal netwerk
- Maatschappelijke situatie
- Organische (medische) factoren: evt. aanvraag lichamelijk onderzoek.
Beschrijvende diagnostiek
Afsluiting van de intake: belangrijkste klachten, ernst, aanleiding en hoe
begrepen kunnen worden.
Onderkennende diagnostiek = er wordt een beschrijving gegeven, geen
verklaring.
4