Inleiding Onderwijswetenschappen | PABAP045
Pedagogische Wetenschappen | Rijksuniversiteit Groningen
Boek: P. 2 t/m 52
- Onderwijskunde als ontwerpwetenschap Deel 1 & Deel 2 (Valcke, 2018)
Extra toevoeging P. 52 t/m 53
Aanvullende literatuur: P. 53 t/m 68
- Onderwijsraad (2017). De leerling centraal.
- Bosker, R.J. (2010). De toegevoegde waarde van een school.
- V.d. Grift et al. (2011). Ontwikkeling in de pedagogisch didactische vaardigheid van leraren in
het basisonderwijs.
- Snoek (2020). Van startbekwaam naar bekwaam leraar.
Stampvragen P. 69 t/m 71
69 vragen over zowel het boek als de literatuur om extra te oefenen met de stof.
Hierbij zijn geen antwoorden, maar die zijn wel terug te vinden in de stof.
Aantekeningen: P. 72 t/m 115
- College 1: Referentiekader onderwijskunde en de functies van onderwijs
- College 2: De leerling centraal
- College 3: Onderwijs, overheid en samenleving
- College 4: Effectiviteit van scholen → gastcollege
- College 5: De leerkracht
- College 6: Het curriculum
- College 7: Leerkrachtverwachtingen → gastcollege
- College 8: Visies op leren
- College 9: Ontwerpen van leeromgevingen & assessment van leren
- College 10: Leerling karakteristieken in het leerproces
Het tentamen Inleiding Onderwijswetenschappen is een digitaal tentamen in de tentamenhal.
Het tentamen bestaat uit twee delen:
I. 30 meerkeuzevragen (30 ptn);
II. Twee open vragen (20 ptn).
In totaal zijn er 50 punten te behalen voor het tentamen.
1
,Boek
Samenvatting van het boek; onderwijskunde als onderwijswetenschap deel 1 & 2 – Martin
Valcke
Thema 1
1.1
Advance Organizer = Het organiseren van een denkproces voordat er nieuwe informatie wordt
verwerkt.
Onderwijs is een heel breed vakgebied. Het combineert de invloed van vele actoren.
Procedures en variabelen zijn soms lastig in kaart te brengen.
- In de context van onderwijskunde is alles met elkaar verbonden
- De centrale inhoud van het onderwijs blijkt sterk te worden beïnvloed door de omgeving
- Hoofdrolspelers in de onderwijsomgeving (leerlingen of onderwijs
verantwoordelijkheden) hebben kenmerken die van invloed zijn op hun functie
- Actoren kunnen heel specifiek zijn (een individuele student) of heel abstract (een groep
leraren)
- Organisaties in educatieve contexten hebben een sterke invloed
Binnen het onderwijs spelen de volgende altijd op elkaar in:
- Actoren
● Concrete personen
VB: individuele leerling
● Organisaties die de concrete personen vertegenwoordigen
VB: schoolbestuur
● De organisaties zelf
VB: meerderheidspartijen (alle ouders samen, een land).
- Processen
→ Dingen die over de tijd heen verlopen
VB: leerprocessen of instructie processen
- Variabelen
→ Kenmerken die per persoon kunnen verschillen
VB: leerprestaties, leeftijd, etc.
1.2
Stakeholders = Actoren binnen een discussie (ook wel belanggroepen).
Zij reageren op een probleem verschillend (afhankelijk van de belangen die ze hebben bij het
probleem).
Hoe ze reageren is afhankelijk van hun rol positie.
2
,→ Ouders hebben een ander belang binnen het onderwijs (en zullen dus anders reageren) dan
leerkrachten of de overheid.
Dit kan op verschillende niveaus:
- Microniveau
→ heeft betrekking op een concrete leersituatie, zoals een klas of een individuele
leerling.
VB: Hoe een leerkracht zijn leerlingen leert rekenen.
- Mesoniveau
→ Heeft betrekking op een school, organisatie, bedrijf, etc. Actoren die hier betrokken in
kunnen zijn, zijn bijvoorbeeld een groep ouders, het schoolbestuur, etc.
VB: Ouderraad
- Macroniveau
→ Heeft invloed op het meso- en microniveau, dus het gaat om alles wat een geheel
systeem beïnvloedt (onderwijsbeleid, etc.). De context speelt op macroniveau een zeer
grote rol en dat gaat verder dan de politiek.
VB: De kwaliteit van het onderwijs in Nederland.
1.3
Op macroniveau zijn actoren niet meer individuen, maar personen die groepen
vertegenwoordigen.
VB: Minister van onderwijs
Kenmerk van actoren:
- Niet neutraal
→ Ze hebben belangen die hun standpunten, rollen, taken en mogelijkheden beïnvloeden.
Begeleiding van actoren:
- Voorzieningen (formeel of informeel) die actoren ondersteunen in hun rol
VB: leerling krijgt begeleiding van de leerkracht bij het rekenen.
Aggregatieniveaus:
- Microniveau
→ Directe interactie tussen lerende en leerkracht.
VB: klas
- Mesoniveau
→ Een organisatie
VB: school of universiteit
- Macroniveau
→ Bepalend voor zowel micro- als macroniveau
VB: Politiek
Organisatie: de impact van actoren. Variabelen en processen bij leren is beïnvloed door
organisatieaspecten, zoals beschikbare tijd, fysieke ruimtes, budget, infrastructuur
3
, (computerklassen, sporthallen) etc.
Didactisch handelen: Het handelen van actoren dat ervoor zorgt dat er geleerd wordt. Dit kan
kennisoverdracht zijn, maar ook het aanleren van vaardigheden en inzicht. Wordt ook wel
aangeduid met ‘instructieactiviteit’. Opvattingen over hoe deze instructie er uit zou moeten zien
verschilt per actor.
5 componenten van didactisch handelen:
- Doelstellingen
- Leerstof
- Instructieactiviteiten
- Media
- Toetsing
Leeractiviteiten: Het uitvoeren van handelingen door de leerling om een bepaald leerdoel te
bereiken. Hierbij is het gewenst dat dit aansluit bij het didactisch handelen.
VB: Het maken van aantekeningen of verbanden leggen.
Leeractiviteiten kunnen impliciet of expliciet zijn.
Dit kan in verschillende settings:
- Formeel
VB: CITO eindtoets
- Informeel
VB: Klassenuitje
Context: De beïnvloeding van het onderwijs door invloeden van buitenaf (dit kan rechtstreeks,
maar hoeft niet).
1.4
Onderwijskunde bestaat uit veel subdisciplines.
Een wetenschap kenmerkt zich door:
- Niet verbonden object (subject)
- Eigen terminologie
- Eigen methoden en technieken
Om dit te verduidelijken is er een referentiekader, een uit collectieve ervaringen en opvattingen
voortvloeiend geheel van overtuigingen en vanzelfsprekendheden. Waarnaar beoordeeld en
gehandeld wordt. De thema’s binnen het onderwijs zijn:
- Actoren
- Processen
- Variabelen
Op basis van wetenschappelijk onderzoek is dit gekozen, omdat ze een impact hebben op de
efficiëntie van het onderwijs.
→ evidence based
4