100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting Vroegmoderne geschiedenis UvA propedeusejaar €3,49   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Vroegmoderne geschiedenis UvA propedeusejaar

4 beoordelingen
 532 keer bekeken  23 keer verkocht

Samenvatting van het overzichtsvak vroegmoderne geschiedenis. Bevat ook belangrijke delen van hoorcolleges en uitleg van belangrijke concepten en theorieën. Behoorlijk uitgebreide samenvatting.

Voorbeeld 5 van de 27  pagina's

  • Ja
  • 5 september 2016
  • 27
  • 2016/2017
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (16)

4  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: pieterverweij • 3 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: kimadvocaat • 5 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: matthijsvandeburgwal14 • 7 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: sofiamelis • 7 jaar geleden

avatar-seller
Djehoety
Samenvatting VroegModerne Geschiedenis
ِِ ‫الرَّ ِحي ِِْم الرَّ حْ ٰم‬
ِ‫ن للاِِ ِبسْ ِم‬
Wessel de Cock

Samenvatting Hoofdstuk 1: Medieval legacies and transforming discoveries

Belangrijkste ontwikkeling die in de late middeleeuwen werd ingezet is de groei van handel en (industriële)
nijverheid. De groei van de economie en handel zorgde ervoor dat veel Europeanen; voornamelijk in Italië;
steden, rond 1500 een gevoel hadden van een hergeboorte/vitaliteit. Economische groei zichtbaar in:

 1: Grote verbetering in levensstandaard over geheel Europa, ondanks nog steeds voorkomende
periodes van oorlog, ziekte en hongersnood.
 2: Grote populatiegroei: 70 mil in 1500, 90 in 1600. Schade door pest herstelt.
 3: Stedengroei; ontstaan rijke bovenklasse; bovenklasse kan hun rijkdom gaan tonen  huizen,
kunst, invloed  voornamelijk Italiaanse steden, Noord-West Europa.
o Steden werden in middeleeuwen al centra van kennis en commercie.
o Steden waren in middeleeuwen ook zones van vrijheid; geen herendiensten etc.
 4: Technologische ontwikkeling: Veel nieuwe technologieen worden geintroduceerd;
o buskruit; vernietigde feudale systeem, gaf Europeanen overwicht op andere samenlevingen
en verminderde politieke fragmentatie Europa (alleen grote staten konden dure legers met
kanonnen onderhouden), Oorlogen worden destructiever, groter en voornamelijk grotere
legers die strijden. Nog steeds echter niet professioneel.
o kompas; hielp navigatie nieuwe wereld,
o boekdrukpers; bijbel kon makkelijk gedrukt en verspreid worden over veel grotere groep
mensen; meer mensen dus in aanraking met bijbel  twijfels aan dogmas van de Katholieke
Kerk. Daarnaast ook ontzettende groei in aantal universiteiten. Ideeën werden veel
makkelijker verspreid, konden vrijwel niet meer verdwijnen/worden vernietigd.
 1e boekdrukpers: Mainz; Johannes Gutenberg; 1450.
 5: Transoceanic ‘Empires’  Spanjaarden en Portugezen beginnen met zoektocht naar nieuwe
rijkdommen, alle bovengenoemde technologische ontwikkelingen versterkten de vestiging van
kolonies overzees; boekdrukkunst zorgde bijv ervoor dat veel meer mensen van nieuwe wereld kennis
konden maken etc.
 6: Ontstaan soevereine staten: gedurende 15e eeuw ontwikkelden Frankrijk, Spanje, Engeland zich tot
‘nieuwe monarchieën’; nieuw in het feit dat ze veel grotere controle hadden over samenleving door
uitbreidende bureaucratie; dit kon weer omdat ze simpelweg meer belastingen konden heffen door
uitbreidende commercie.
o Belangrijkste eigenschappen nieuwe monarchieën: Vorsten heel machtig; door wetten,
uitbreidende bureaucratie; niet langer afhankelijk van de adel; grote staande legers. Wel
groot verschil in vorm; Frankrijk erg anders dan Engeland. Frankrijk ubermachtige koning, in
Engeland parlement ofc.
o Heersers hun macht wel gelimiteerd; door steden met privileges, regio’s met
privileges/autonomie, parlement/afgevaardigden; hoogte belastingen.

Middeleeuwse continuïteit:

Grote staten zoals Engeland en Frankrijk bleven centraliseren, net zoals in de middeleeuwen. Daarnaast
begonnen kleinere gebieden langzamerhand te worden opgenomen in grotere rijken; samenleving bleef echter
verdeelt in drie standen; adel, kerk en boeren/overige.

,Europese fragmentatie:

Na Romeinse Rijk werd Europa heel erg gefragementeerd. Deels door binnenvallende nieuwe volken zoals
Magyaren, Moslims, Germanen, deels door Romeinse substaten, bijv Italiaanse staten, Byzantijnse Rijk.

Fragmentatie zorgde ervoor dat Europa rond 1500 economisch, politiek en juridisch erg lokaal was ingesteld.
Fragmentatie in juridische zin erg belangrijk; kerkelijk recht, civielrecht, customary law; lokale
gebruiken/wetten. Deels geëvolueerd van Romeinse wetten en Germaanse gebruiken.

Ontdekkingen:

Begin expansie was verovering Ceuta in 1415 aan Marokkaanse kust. Daarvoor hadden Spaanse en Portugese
schippers al veel ervaring met varen langs kusten van Afrika. In 1487 vaarde Bartholomeo Dias rond kaap de
goede hoop. Vasco de Gama bereikte India in 1498.

 Verdrag van tordesillas; verdeling wereld in Spaanse en Portugese invloedsfeer door paus Alexander
VI.
 Herman Cortez veroverde Mexico van de Azteken in 1519-20; door ziektes en verbonden opstandige
volken.
 Pizarro veroverde Inca rijk van Peru. Ondekte silver belangrijk voor Spaanse economie, later handel
met China door stille oceaan. Expansie bood lage edelen mogelijkheden en rijkdom.
 Requerimiento; inheemse bevolking wordt door Spanjaarden gedwongen om Christelijk te worden 
Spanjaarden beginnen missionarissen te sturen. De Las Casas; missionaris, schreef boek over slechte
behandeling inheemse bevolking; bekering liep niet in hand met doeleinden dat Spaanse autoriteiten
hadden met bevolking; slavernij.

Samenvatting: Hoofdstuk 2: Renaissance.

Italië: Voornaamste politieke systeem is de stadstaat. Voornamelijk rijk geworden door toegenomen handel
tussen Oost en West in de 11e en 12e eeuw. Identificeerden zich met oudheid doordat Italië ook het hart van de
klassieke cultuur was geweest; meer dan de gebieden over de Alpen.

Ontwikkeling van bankieren in 14e eeuw stimuleerde handel verder; ook meer internationale,
transcontinentale handel. Florence belangrijkste bankierstad, Venetië en Genua ook maar ook voornamelijk
handelsteden. Handels kapitalisme verkleinde macht landadel, vergrootte kracht en invloed van burgerij in
steden; daarom domineerde de burgerij de oligarchieën in steden> ontstaan soort van stadsnationalisme;
muncipal identity.

Stadstaat wordt gekenmerkt door 2 dingen; artistieke creativiteit en politieke systemen.

 Sociale structuur stadstaat; vergelijkbaar met andere steden in West Europa. Kleine elite; handelaren,
bankiers, edelen en industriëlen (popolo grosso), middengroep (mediocri); kleine handelaren en
kunstenaars, grote onderlasse (popolo minuto). Handelskapitalisme maakte wel een soort sociale
mobiliteit mogelijk.
o Stedelijke patriciërs domineerden steden door hun macht en patronage systeem.
 Verschillende soorten politieke systemen;
o 1: oligarchische republiek waar vaak een aantal families de macht deelden in een soort van
senaat; Venetië, Siena, Lucca, Florance.
o 2: Depotisme: een familie aan de macht. Bijv Milaan, Visconti familie of in Ferrara, Mantua.
o 3: Koninkrijken; Napels, Sicilië, Dutchy of Savoy.
o 4: Pauselijke staat; ook in principe een stadstaat.
o Condottieri; centraal in italiaansew politieke militaire situatie zijn:

,  Florence: centrum Italiaanse renaissance. Belangrijkste factoren hiervoor waren;
o 1: Namen Pisa in, hiermee ook toegang tot handel via zeehaven.
o 2: was al lang een centrum voor studie van Romeins recht en Latijn; Medici heersers
stimuleerden dit ook.
o 3: Combinatie van traditie van handwerkkunst en een ecnomie die erg afhankelijk was van de
productie van luxe goederen.
o 1378 Ciompi revolutie; van arbeiders tegen gilde systeem.
o 1434 Medici familie aan de macht.
o Petrach, Dante etc.
 Humanisme vs Scholarisme:
o Humanisme; komt van latijn Humanitas; combinatie van wijsheid en virtue; studie van de 7
liberal arts van de oudheid logica, aritmetica, geografie, muziek, astronomie en rede.
o Scholastieke; manier van denken door klerken waarbij rationeel naar filosofische en
theologische kwesties werd gekeken.
o Leraren en studneten die hun focus van het scholastisch curriculum; law, medicijn, theologie
naar latijn, retorica, metafysicus verplaatsten zijn humanisten. Ze vonden de studie van
humanitas essentieel om een goede burger te worden van een stadstaat.
o Humanisten geloofden dat deze humanitas niet alleen nuttig waren om je in te verdiepen
maar ook om in de praktijk te gebruiken; om te besturen. Actief leven; in publieke zaken
bemoeien.
o Religie bleef heel belangrijk in de renaissance; ook in werk van humanisten; veel klassieke
legendes krijgen christelijke interpretatie.
 Rennaisance kunst voornamelijk heel erg gesteund door elite van italiaanse steden. Daarom zo’n
succes.
o Door perfectie van hun kunst wilden ze god creatie complimenteren; neoplatistische ideeen
over perfecte schoonheid, waarheid, goedheid in de kunst.
 Hoge renaissance; 1490-1530; kerk is stimulator van kunst; komt in periode van economische
terugloop na Franse invasie van Italië.
o Kerk begint zichzelf neer te zetten als opvolger Romeinse Rijk; veel verfraaiing Rome.
o Vanaf de late 15e eeuw begint verval van de rennaisance zich in te zetten. Komt voornamelijk
door economische neergang door opkomst van Ottomanen in Oostelijke MZ en door de
economisch krachtere West-Europese staten die ook gunstiger lagen voor handel met nieuwe
wereld.
o Venetie uitzondering; voornamelijk doordat ze van Ottomanen monopolie op Oost handel
kregen.
o Vanaf vroege 16e eeuw is Italie slagveld tussen de Franse en Habsburgse vorsten. 1494 valt
Karel de 8e van Frankrijk Italie binnen met een groot leger, veel oorlog en vernietiging 
Italiaanse steden gaan zich in coalities tegen Fransen verenigen  geen succes, Spanje nam
uiteindelijk de controle over groot deel van Italië over. Stadstaten waren uitgespeeld.
o Machiavelli schreef hier nogal depresief over.
o Vrede van Cambrai 1529; Fransen geven claims over Milaan en Naples op.

Hoofdstuk 3: The Two Reformations

Ondanks dat er eerder ook al verniewingpogingen van de kerk waren; van bijv Jan Hus, Peter Waldo, and John
Wycliffe wordt de eerste reformatie aan Martin Luther toegedicht. Dit komt omdat het – ondanks dat Luther
dit niet wou – een defenitieve breuk in de kerk betekende. Luther publiceerde in 1517 95 thesis met
kritiekpunten op katholieke kerk. Belangrijk: kritiekpunten leefden voornamelijk in Duitse Rijk. Voornaamste
kritiek:

 1: Aflatenhandel: Het voornaamste punt van kritiek van hervormers zoals Luther was de verkoop van
aflaten.

,  2: Verkoop van kerktsambten: Verkoop van bijv positie van bischop; ook combinatie van meerdere
ambten.
 3: Leidende positie van de Paus: Veel gelovigen begonnen te twijfelen of Paus wel de leider van de
kerk met alle autoriteit (Plenitudo potestatis) was; hierover stond immers niets in de bijbel. Werd
versterkt door Groot Westers Schisma; drie verschillende pauzen verzakte positie paus etc.
 4: Kerkelijke doctrines; dingen zoals het vagevuur, de dag des oordeels; later ook kritiek op positie van
heiligen, celibaat, kloosterleven, sacramenten, maagd Maria.

Reformatie mogelijk door:

 Noordelijke rennaisance en humanisme: Vanaf 1460 bereikt rennaisance Noord-West Europa.
Kenmerken:
o Veel Italiaanse invloed; maar kunst kende meer realisme; minder religieuze thema’s maar wel
religieus gemaakt; dus minder naakt.
o Humanisme; bestudeerde vroege christelijke theologie; veel kritiek op scholastiek en het met
ratio kijken naar geloof; geloof is een gevoel kan niet altijd rationeel verklaart worden  in
lijn met William van Occam, niet Thomas van Aquinno; humanisten stellen falen geestelijken
aan de kaart, ook kerkelijke doctrines
 Humanisten gaan er van uit dat iedereen en NIET alleen priesters bijbel kunnen
lezen en intepreteren  REFORMATIE want opeens blijkt dat t meeste van
katholieke kerk niet in de bijbel staat.
o Erasmus: Erg tegen middeleeuwse dogma’s in kerk; tegen relieken, heiligen, focus op moreel,
pious leven van individu.
 Afname kerkelijke macht ten koste van vorsten: vanaf late middeleeuwen breiden vorsten hun macht
uit; ook over de kerk. In theorie was paus dus de baas, in praktijk vorsten. Ook in kleine Italiaanse
stadstaten/koningkrijken hadden leken veel invloed op kerk. In 1500 dus 3 groepen die pauzelijke
autoriteit in twijfel trekken:
o 1: creatie nationale kerken onder leiding van vorst, niet de paus
o 2: hervormingsbewegingen die pauzelijke macht ontkennen; Jan Hus, Waldesians
o 3: Conciliaire beweging; beweging in de kerk die macht concilies van
kardinalen/bischoppen wou vergroten ten koste van paus;
 Concilie van Constance; eindigde groot schisma  maar wouden ook macht paus
inperken  uiteindelijk ook heretics volgens paus.
 Groot schisma: (1379-1471): vanaf 14e eeuw beginnen Franse en Engelse koningen belasting te heffen
op kerken. Paus Bonifatius 8’s bull Unam Sanctam (1302) stelde dat voor heil gelovigen alleen Paus
mochten gehoorzamen  lukte niet. Cliemens V werd in 1309 nieuwe Paus, sterk onder invloed
Fransen  in Avignon  pauzen in Avignon krijgen gedoe met kardinalen in Rome, die kiezen nieuwe
paus; zijn dan 2 pauzen = Groot Westers Schisma  reputatie Pauzen zwaar beschadigt en vorsten
hebben pauzen veel concessies laten doen/landskerken gevormd.
 Heretical en Spirituele bewegingen: In Europa al langer traditie van
hervormings/afsplitsingsbewegingen  Albigensians, Waldensians. Veel christenen zijn er van
overtuigt dat individueel geloof basis moet zijn  Nominalisten, William van Occam: wijzen
pauzelijke autoriteit en hierarische kerkstructuur af. Voorbeelden:
o John Wyclif: priester en geleerde; stelde dat gelovigen een onwaardige paus niet hoefde te
volgen  ook afwijzen sacrament van transubstianisme (brood en wijn=jesus zijn vlees etc 
gesteund door boerenopstand die veel van zijn idealen overneemt  Lollard Knights; Lollard
rebelie 1414.
o Jan Hus: Centraal Europa, baseerde zich op Wyclif; wees kerkelijke autoriteit af.
o Luther: 1517: stellingen wel of niet op die deur, Edict van Worms in mei 1521; Luther in de
ban.

, o Huldrych Zwingli: Zwitser; verlossing door het geloof. Eucharistie alleen symbool, god niet
aanwezig.
o Sociale achtergrond reformatie; in eerste instantie was reformatie stedelijk fenomeen; veel
steden namen het over omdat ze het beter in staat achten om orde te handhaven dan
unreformed catholicisme; waarom? Dat legt Merriman niet uit. Denk zelf omdat Luther erg
veel macht aan vorsten/lokale heersers toedichtte; omdat hij ook van hen afhankelijk was.
Daarnaast ook tegen kloosters etc  inbeslagname=geld.
o Grote boerenopstand in 1524-25; Thomas Munzer; priester die theologie en sociale
hervormingen combineerde; eiste dat boeren veel oude rechten terugkregen; opstand werd
neergeslagen. Luther steunde opstand niet, wel het adel.
 Verspreiding van de reformatie;
o Vanaf 1525 begint Protestantisme zich te verspreiden; Diet of Speyer; verspreid zich naar
Denemarken; eerste officiele Lutheraanse land in 1627; ook Switzerland, Moravië en
Bohemië worden snel reformed/protestants.
o Ausburg confessies uit 1530 worden basis Protestantse geloof.
o Karel V was druk bezig met oorlogen in Italië tegen Fracis I van Frankrijk en met oorlogen
tegen oprukkende Ottomanen onder Selim I en Suleiyman de Grote; kon zich niet focussen op
reformatie indammen.
o 1526: Mohacs; Ottomanen vernietigen gehele leger Hongarije; weg naar Wenen/Oosterijk
van Habsburgers ligt open; Karel V moet concessies doen aan protestanten in ruil voor steun.
o 1555: Vrede van Ausburg; concessies van Karel gaan verder; elke vorst mag zelf bepalen
welke religie in zijn land  ondersteunde Duits gesplinterd politiek landschap.
o Reformatie in Zwitserland: Huldrych Zwingli predikte dat verlossing door God alleen door
persoonlijk geloof kon gebeuren. Zwitserland bestond uit verschillende stadsstaat achtige
gebieden; individueel geloof besluiten.
o Veel verschillende groepen reformisten; anabaptists; mensen die stellen dat doop slechts bij
volwassenen kan,anti-trinitarians; tegen heilige drie eenheid, voor leven in gemeenschappen,
apocalyptische ideeen  Mennonites; ouderen doop, strict pacifisme, leven in communes.
 Frankrijk: Jan Calvijn; Franse monarchie traditioneel erg pro-kerk; alliantie met paus vanaf Pepijn de
Korte. Frankrijk eerst heel actief protestanten vervolgen omdat ze ook koning; die gewijd en gekroond
werd tijdens mas bekritiseerden.
o Calvijn: In ballingschap in Zwitserland, erg apocolytpisch denken.

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Djehoety. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 75632 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€3,49  23x  verkocht
  • (4)
  Kopen