I - Medieval legacies and transforming discoveries
Jacob Fugger (1455-1525) voorbeeld van economische groei en centralisatie in centraal Europa. De Duitser ging
vanaf 14e handelen in zijde, specerijen, etc. In Venetië leerde hij boekhouding, hij werd rijk en beroemd door leningen
aan heersers, o.a. Karel V zodat hij in 1519 Roomse keizer werd.
Significante verbetering in levensstandaard → Groei in populatie → Herleving handel en fabricage (vooral
mediterrane gebied, Engeland, N-W Europa). Steden vermenigvuldigen, handelaren werden rijker en bouwden villa's
vlakbij markten.
Het tempo steeg door een aantal uitvindingen: buskruit (maakte oorlog dodelijker, elimeerden ridders), de drukpers
(zorgde voor een culturele (religieuze (bijbel werd beschikbaarder) revolutie), het kompas (exploratie).
Spaanse en Portugese handelaren vestigden de eerste transoceanische rijken, dit werd mogelijk door
bovengenoemde verschijnselen.
Middeleeuwse continuïteiten
De Fragmentatie van Europa
Na de val van het Romeinse rijk stroomde Europa vol met vreemdelingen (Magyars, Vikings, Arabieren, Mongolen),
deze menigte van invloeden had gezorgd voor een culturele en politieke fragmentatie van Europa. Alles was lokaal.
De fragmentatie was deels ten gevolgen van de drie systemen van recht:
o Civiel (kwam vanuit Romeins recht, gebaseerd op rationaliteit, bepaald door heersers)
o Kanon (bepaalde de paus) → autoriteit bij 2 instanties (lokale heerser en kerk)
o Gebruikelijk (gebaseerd op uitspraken eerdere rechters, in W- Europa ontstond het vanuit het feudalisme)
In Engeland werd gebruikelijk recht de norm, wat zorgde voor decentralisatie van koninklijke autoriteit.
Gebruikelijk recht hielp gildes en individuelen tegenover de heerser.
Op het Kruispunt van Culturen en Religies
1054: Schisma (splitsing katholiek en orthodox)
Christendom had eigen cultuur en onafhankelijke, gecentraliseerde macht → vormde gevaar voor autoriteit staat
Uiteindelijk wilden prinsen geen bemoeienis van de kerk meer en verboden ze kerkelijke rechtbanken. De paus beval
zijn geestelijken loyaal te zijn aan plaatselijke heersers.
Ottomaanse rijk: Sultan had wereldlijke en geestelijke macht. 1453: verovering Constantinopel.Groot rijk, Perzische
golf zorgde voor inkomsten. Millet-systeem: accepteerden anders-gelovigen (in tegenstelling tot Christenen).
Bedreiging voor Christendom.
De structuur van de gemeenschap: standenmaatschappij
Geestelijken (zorgden voor zielen): velen rollen (priester, rechter, leraar), alleen terechtgesteld kunnen
worden in kerkelijke rechtbank. Regulier (monnik, non) en seculier (priesters vaak arm, bisschoppen adel).
o Adel (heersden en vochten): Veel land, status, militaire functies. Onderlinge huwelijken.
o Boeren (zorgden voor landbouw): 85%, dorpen waren vaak self-governing.
Burgers, die steeds belangrijker werden door aanwinst economische dynamiek, vielen buiten dit klassieke schema.
1/5e van de populatie leefde in armoede, dit was vooral voor arbeiders het geval. De kerk deed aan liefdadigheid,
maar door het gewone volk werden deze mensen gevreesd, angst voor bandieten.
Feudalisme
9e/10e eeuw ineenstorting autoriteit heersers → instabiliteit en geweld werd de norm → feudalisme
Lord leent land (fiefs) uit en bescherming aan vasallen zij gaven loyaliteit en militaire diensten.
14e eeuw Feudalisme verdween door sterker wordende monarchie en kerk, opkomende geld economie (er werd
betaald in geld, niet in diensten), de pest (1/3e van de populatie stierf, vraag arbeiders en loon steeg, mensen kregen
meer status, veel Lords stierven). Mensen kwamen in opstand als een lord het feudalisme terug wilde brengen.
Een levensonderhoudende economie
Agricultuur was de economie, maar heel moeilijk want kwaliteit land was slecht, bezitloze boeren maakten gebruik
van common land. Boeren moesten huur en winst aan lord betalen en tithe aan de kerk.
West Europa: Horigen verdwenen en er kwamen veel vrije boeren, omdat heersers geen belasting konden eisen van
horigen, omdat ze in bezit van lords waren.
Er kwam een groei in populatie door bescheidenen aanpassingen in landbouw zoals drieslagstelsel.
Religie en populaire cultuur - zo overleefden de armen
Religie speelde een belangrijke rol, geestelijken hadden veel aanzien door de sacramenten die ze uit voerden
(iedereen wilden biechten etc. om in de hemel te komen). Er werden veel Gothische kerken gebouwd.
Verhalenvertellers zorgde dat tradities oraal werden voortgebracht, aangezien het volk anaflabeet was
Er was veel bijgeloof.
Er waren veel (religieuze) feestdagen en festivals volgens de agrarische kalenderjaar (Lente-feest, Carnaval). De
wereld stond op zijn kop, de armen deden de rijken na in voorstelling. Het had vaak een doel (vruchtbaarheid)
De verschijning van vroegmodern Europa
, Sommige aspecten van modern Europa bestonden al: 1350-1450: de heersers van Frankrijk, Spanje, Schotland,
Engeland, Denemarken, Zweden Noorwegen en Hongarije hadden al autoriteit over hun rijken.
Een groeiende populatie
Tussen 1000 en 1300 was de populatie verdubbelt (40 → 75 miljoen), maar de plaag maakte daar in 1347 een eind
aan. De populatie bleef laag door ziekte en oorlog. Uiteindelijk steeg de populatie weer halverwege 15e eeuw.
Mensen stierven vroeg. Vrouwen leefden langer. Veel stierven bij geboorte. Rijke mensen hadden meer kinderen.
Mensen trouwden best laat, de keuze was heel belangrijk (kon status verbeteren).
Een uitbreidende economie
Met uitbreiding van handel kwam geldeconomie op gang. Boeren ruilden vaker, vanwege de subsistence-economie.
Er kwamen grote bank-families op in Venetië. Handelaren maakten gebruik van lenen en wisselbrieven.
In de 16e eeuw groeide de handel heel erg, ondanks de staat die belastingen invoerden.
Er was ook een groei in fabriceren, vooral in de extractie van ijzer, koper en zilver, mijnen, textiel, scheepsbouw.
Sommige mensen wilden gilde-concurrentie en hoge lonen vermijden en begonnen bedrijven op het platteland.
De groei van steden
Afzwakkend Byzantijns rijk + Heilige Roomse Rijk onvermogen autoriteit → stadstaten in Peninsula
Lübeck en Hamburg die hanzesteden vormden, wat in de eerste instantie was om bandieterij tegen te gaan.
Door toename universiteiten (Parijs (theologie), Montpellier (medicijnen), Bologna (Law)) nam geletterdheid toe.
Gemeentelijke vrijheden
In feodaal Europa waren steden zones van vrijheid, de inwoners waren niet gebonden aan verplichtingen van lords.
Steden moesten deze vrijheden kopen ‘charters of exemption’ om belastingen tegen te gaan.
In Oost-Europa waren de steden nog wel heel erg onder de autoriteit van de heersers.
Op het platteland was persoonlijke obligatie de norm, in de steden collectieve rechten (gilden en andere instanties)
De noodzaak van soevereine staten
De term ‘staat’ werd niet gebruikt
Late 15e eeuw: Frankrijk, Spanje, Engeland evolueerden in ‘nieuwe monarchiën’. Nieuw was het bereik.
Monarchiën werden sterker in West-Europa. In Oost-Europa was er door de sterke overheersing van lords geen
noodzaak voor staten. Ook waren er heel veel burgeroorlogen en worstelingen om macht.
Er waren geen ‘natie-staten’, de inwoners voelden zich niet per se behorend tot een natie. Culturele tradities etc.
kwamen pas 18e-19e eeuw op. Er waren allerlei semi-onafhankelijke steden, corporale instituties, etc.
Frankrijk: Het territorium van Middeleeuwse Franse koningen was rond Parijs, ze hadden weinig macht. Tijdens de
100-jarige oorlog (1337-1453) won Frankrijk gebied wat door Engeland was ingenomen. Daarna maakten de
koningen een eind aan de leengoed-provincie-systeem. Ze namen Bourgondië ook in beslag. De monarchie was
sterk en gecentraliseerd geworden.
Engeland: Burgers en vazallen rebelleerden tegen king John (1199-1216) door de belasting groei om te compenseren
voor de continentale territorium verloren aan Frankrijk. In 1215 moest hij de Magna Carta ondertekenen. Hierdoor
moesten grote belastingen ondersteund worden door de ‘Great Council’. King Edward I (1272-1307) vroeg aan
baronnen, bisschoppen, etc. van grote Engelse steden in de hoop voor steun tegen nog een oorlog tegen Frankrijk,
vanaf die ‘parley’ of ‘parlement’ komt de traditie van belangrijke onderwerpen bespreken met een constitutionele
overheid dat koninklijke macht beperkt. Tijdens de periode van Edward III (1327-1377) kwam de verdeling van het
parlement: House of Lords, House of Commons. De rol van parlement als representatieve organisatie werd duidelijk
tijdens de 100-jarige oorlog. Zij accepteerden de belastingen.
Centraal Europa: Het heilige Roomse rijk was geen soevereine staat. Het was gedateerd van 962 ten Germaanse
nobellieden een heerser uitkozen. Dat begon weer in de dertiende eeuw. Het bestond uit 300 semi-autonome
staatjes. De heerser bepaalde alleen over zijn eigen kleine gebied. De Habsburgers kregen steeds meer macht vanaf
1438 en hielden heel lang de titel van heerser tot 1740. Voor kleine staten werd het moeilijk autonoom te blijven.
Ontwikkelen van staatsstructuren
Er kwamen meer adviseurs voor heersers en ze werden ook belangrijker. Bureaucratie nam toe.
Heersers en pausen verdienden aan: belasting, verkoop van belangrijke baantjes, overnemen van land, bondjes.
Diplomatie belangrijker. Ridders verdwenen → belangrijk voor adel dat monarchen hun macht etc. bekrachtigden.
Limieten van authoriteit staat
Privileges van stadstaten (door aankoop royal charters of financial immunity), autonome representative instanties,
afstand en fysieke barrières zoals bergen dempten royal macht en autoriteit.
Heersers hadden toestemming van het parlement nodig voor heffingen van belastingen (voor bijvoorbeeld oorlog).
Transformerende ontdekkingen
Ontwikkelingen in oorlogvoering en verkenningen transformeerden Europa. De uitvinding van boekdrukken creëerden
een cultuur van boeken, kennis, ideeën en debatten.
Buskruit, oorlogvoering en legers
, Oorlogvoering werd belangrijker in de vroegmoderne periode door dynastieke conflicten tussen heersers, die allemaal
een groter territorium wilden.
Rond 1500: Uitgevonden in China, gebracht door Arabieren: Buskruit. Veranderde oorlogvoering van ‘chiefly a matter
of violent housekeeping’ tussen lords and vassals naar reusachtige conflicten tussen dynastieke rivalen.
Ruiterij werd verminderd, omdat met een geweer iemand makkelijk van een paard werd geschoten.
Pikemen (lange scherpe stok) bleven belangrijk om rijen mensen neer te steken wanneer ze hun geweer aan het
herladen waren.
Bombardementen werden gebruikt op slagveld. Bij Battle of Novara (1513) werden 700 mannen vermoord in 3min.
Er werden sterke constructies en forten gebouwd uit voorzorg → Verdediging had voordeel, alles duurde langer
Toename huurlingen (Engelsen, Schotten, Grieken, Polen, Zweedse pikemen), werden slecht betaald.
Er was dienstplicht voor mannen van 15-60 jr in tijden van oorlog. 75% van het leger bestond uit boeren.
Criminelen moesten ook meevechten (als prijs voor vrijlating, ze werden wel gebrandmerkt (V voor Voleur (dief))
Er waren geen uniforms, meestal wel een soort identificatie, zoals een armband of baret.
Condities waren slecht: Slechte slaapplekken en voedsel, schendingen werden streng gestraft, ziektes.
De drukpers en de kracht van het gedrukte woord
Drukpers ontstond in 8e eeuw in China, kwam via Spanje naar Europa en Arabische wereld in dertiende eeuw.
1450: 2 belangrijke innovaties maakten een metalen hand drukpers mogelijk in Mainz, gebruikt door Johannes
Gutenberg die bijbels fabriceerden:
o Vlaamse ambachtsman ontwikkelde op olie-gebaseerde inkt in 15e eeuw.
o Houten drukpers
Gevolgen van metalen hand drukpers:
o Scholieren discussiërden over klassieke en middeleeuwse teksten
o Nieuwe banen ontstonden: boekverkopers, bibliothecarissen, uitgevers, etc.
o Er kwamen veel bibliotheken bij
o Door de grotere verspreiding van kennis ontstonden ook veel meer universiteiten
o Meer mensen gingen lezen (ongeletterdheid was wel nog steeds standaard)
o Censuur werd onmogelijk, dit was vooral vervelend voor kerkelijke leiders.
Exploratie en veroveringen in de Nieuwe Wereld: De oorsprong van het Europese Rijk
Eind 15e eeuw: Iberische Peninsula was al ervaren met zeilen en navigatie.
o Portugal: Voordeel van port of Lissabon. Kust Marokko (1415), Madeira en Azoren eilanden in handen.
Exploratie van kust West-Afrika. Doel: breken van macht Moslims en Venetië over Europese toegang
Aziatische kruiden en zijde.
o Spanje: Koning Ferdinand en koningin Isabella had in de eerste instantie verzoek cartograaf Christopher
Columbus (1451-1506) om oceanische reis India te financiëren geweigerd. Accepteerden deze later in
1492 toch maar, uit angst dat de Portugezen het rijkdom van Azië over de oceaan eerder zouden bereiken.
1492: Columbus vertrekt met 3 boten. Hij geloofde dat de aarde perfect bol was en dat Afrika in de weg zat,
maar dat hij Azië alsnog kon bereiken door west te varen via de Atlantische oceaan (waarvan hij dacht dat
die best smal was). Na 9 weken bereikten ze een klein Caribisch eiland San Salvador in Amerika. Hij kwam
toen aan de kust van Cuba en later verder tot Hispaniola (nu Haïti). Hij was geïnteresseerd in goud en de
volgzaamheid van de native Americans. Hij kon geen goud vinden en bedacht dat Hispaniola winstgevend
kon zijn als ze de inwoners als slaven konden verkopen. Hij heeft nog twee reizen gemaakt en gaf toen zijn
droom voor een doorgang naar Azië op.
Portugal was armer dan Spanje en had veel moeite met zijn handelsroutes behouden. 1487: Bartolomeu
Dias rondde Kaap de Goede Hoop en bereikte zo de Indische oceaan en toen Calcutta. De specerijen die
Vasco de Gama in 1498 terugbracht betaalden de expeditie 60x. De Portugezen bouwden allerlei forten
aan de kust van de Indische oceaan. Door de maritieme route kwamen ze ook bij de Zuid Chinese Zee.
China, Japan, India etc. hadden allang samen gehandelt, Europa was nieuw.
1493: Paus Alexander VI verdeelt non-Christelijke wereld in zones voor Spaanse en Portugese exploratie
en exploitatie. Portugal kreeg sub-Sahara Afrika, Azië en Brazilië. Spanje (paus’ bondgenoot) kreeg
Amerika.
Door deze rechtvaardiging gingen al snel meer Spanjaarden naar Amerika.
o Vasco de Nunez de Balboa (1475-1519) vestige Spaanse soevereiniteit in Panama.
o Hernando Cortés (1485-1547) vestigde Spaanse soevereiniteit in Cuba, een soort halte naar Mexico
(1519). Hij bezocht de Aztec-leider Montezuma in Tenochtitlan (nu Mexico-City). Montezuma stuurde hem
weg, maar stuurde later wel goud en zilver. Cortés was vastbesloten Mexico te veroveren in de naam van
Karel V. Cortés vormde alliantie met non-Azteek mensen die hoopte op onafhankelijkheid. De Spanjaarden
veroverden toen Mexico met 16 paarden, 600 soldaten en hulp van hun Native American allies.
o Francisco Pizarro (1476-1541) exploreerde Peru. De Inca's waren rijk aan materialen en cultuur, maar
kenden geen ijzer of metalen wapens of trekdieren. Toen Pizarro’s paarden geen hoefijzers meer hadden
en er geen ijzer was om deze te vervangen, smolt hij ze in zilver.
1540: Meer zilver gevonden in Mexico en Andesgebergte, wat Spanje een grote rol gaf in EU’s handels expansie.
Overwinning van veroveraars te danken aan kannon.
Meesten waren gemotiveerd door verhalen van ridders, verovering (reconquista) en geld. Meesten stierven jong en
ver weg van huis, zoals Ferdinand Magellan (1480-1521), vermoord door boze eilanders op de Pacific beach, zijn
crew zeilden verder en bewezen dat er een zuid-west route was naar India, terugkerend naar Spanje in 1522.
Er stierven veel van de inheemse bevolking door de meegenomen pokken van Europa. Europeanen kregen Syphilis.
Spanjaarden brachten vee en paarden mee naar de nieuwe wereld.
Spanjaarden kondigde de ‘requerimiento’ af: native Americans moesten Spaans bewind en Christendom accepteren.
In andere documenten kondigde ze af dat native Americans hun gebruikt land mochten houden, maar Spanje de rest.