Psychological Science, H7 samengevat (T4): Geheugen
7.1 Geheugen heeft te maken met het verwerken van informatie
In de psychologie wordt herinnering gezien als een vorm van informatieverwerking. Het proces van
herinneringen wordt verdeeld in drie fasen: coderen, opslaan en ophalen.
- Codering: informatie wordt in het geheugen geplaatst. De hersenen veranderen deze
informatie in een neurale code die ze kunnen gebruiken.
- Opslaan: Je zenuwstelsel registreert wat je zojuist hebt meegemaakt. De hersenen zijn dan
veranderd. Neurale connecties die je geheugen steunen worden sterker en nieuwe synapsen
ontstaan.
- Ophalen: Een eerder opgeslagen herinnering wordt opgehaald wanneer nodig.
Herophalen (reconsolidation) houdt in dat herinneringen opnieuw moeten worden opgeslagen
nadat ze zijn geactiveerd. Als je opnieuw aan die herinnering denkt, kan het voorkomen dat je er op
een andere manier naar kijkt. Zo verandert je herinnering, omdat je de focus misschien legt op
andere details.
7.2 Geheugen is het resultaat van hersenactiviteit
In 1949 stelde Donald Hebb dat geheugen het resultaat is van veranderingen in synaptische
verbindingen. Neuronen die afgaan zorgen ervoor dat een ander ook afgaat, en deze raken met
elkaar verbonden. Het werk van Erik Kandel (habituatie en sensitisatie) bewees dat de theorie van
Hebb correct was.
In de jaren ’70 ontdekten onderzoekers lange-termijn-potentatie (LTP). Dit is het versterken van
synaptische connecties, waardoor de post-synaptische neuronen sneller geactiveerd worden door de
presynaptische neuronen. Een belangrijke factor is de NMDA-receptor, dit is een receptor die alleen
reageert als er een grote hoeveelheid glutamaat beschikbaar is in de synaps, en als de post-
synaptische zenuwcel gedepolariseerd is. Herinneringen zijn dus het resultaat van versterkte
synaptische connecties tussen neuronen.
Nieuw onderzoek toont aan dat epigenetische mechanismen belangrijk zijn voor het geheugen. Een
van deze mechanismen heeft te maken met een groep enzymen genaamd HDAC, die genexpressie
remmen. Het blokkeren van HDAC kan zorgen voor een versterkt geheugen.
7.3 Herinneringen zijn verdeeld over de hersenen
Karl Lashley onderzocht de herinnering van ratten door stukjes van de hersenen te verwijderen en te
kijken hoe goed hun geheugen was. Hij ontdekte dat het niet het deel dat verwijderd was dat invloed
had, maar dat vooral hoeveel van de hersenen verwijderd is belangrijk is. Hij concludeerde dat
herinneringen verdeeld zijn over de gehele hersenen. Hierin had hij gelijk, maar wel zijn er delen van
de hersenen die belangrijk zijn in het bewaren van het geheugen.
Henry Molaison, geboren in 1926, had extreme epilepsie. Hij had meerdere heftige aanvallen per
dag, waardoor hij geen normaal leven kon leiden. De anti-convulsieve drugs die er op dat moment
waren konden zijn aanvallen niet verminderen, dus de dokters kozen ervoor om delen van zijn
mediale temporale kwabben te verwijderen. De aanvallen stopten, maar Henry kon zich dingen niet
langer dan een paar momenten herinneren. Hij wist niet eens dingen zoals de dag van de week, welk
jaar het was of hou oud hij was. Hij kon wel dingen van voor de operatie onthouden. Hij kon ook nog
normaal denken en gesprekken voeren. Hij was zich er ook van bewust dat hij niets nieuws meer kon
, onthouden. Hij leerde nieuwe vaardigheden aan, maar kon zich niet herinneren hoe hij deze had
geleerd.
Door de onderzoeken op H.M weten we nu dat delen van de temporale kwabben, zoals de
hippocampus, belangrijk zijn voor het bewaren van nieuwe herinneringen. Ook zijn de temporale
kwabben belangrijk om uit te kunnen leggen wat je je herinnert, maar niet voor motorische
herinneringen. Hiervoor is het cerebellum van belang. De mediale temporale kwabben zijn belangrijk
voor het vormen van nieuwe herinneringen. Visuele herinneringen worden bewaard in delen die
belangrijk zijn voor visuele perceptie, en hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld geluid.
7.4 Zintuiglijk geheugen is kort
Het sensorisch geheugen is een tijdelijk geheugensysteem dat verbonden is met de sensorische
systemen. Onze sensorische systemen veranderen zintuiglijke informatie in neurale impulsen. Dit
duurt maar een fractie van een seconde. Visuele sensorische herinneringen noemen we iconisch
geheugen, en auditorische sensorische herinneringen noemen we echoïsch geheugen.
7.5 Werkgeheugen is actief
Kortetermijngeheugen is een geheugensysteem dat voor een korte tijd herinneringen opslaat. Een
betere benaming is het werkgeheugen, een actief verwerkingssysteem dat meerdere soorten
tijdelijke informatie bewaart en manipuleert. Informatie blijft hier voor 20 tot 30 seconden. Je kunt
dit voorkomen door bewust aan de informatie te denken of het te herhalen. Als je het herhaalt,
breng je het steeds terug in het werkgeheugen. Zodra je stopt met herhalen zal het je geheugen snel
weer verlaten.
Het werkgeheugen kan maar een bepaalde hoeveelheid van herinneringen bewaren. Als er nieuwe
informatie bijkomt, wordt oudere informatie snel weer vergeten. Volgens psycholoog George Miller
is dit limiet ongeveer 7 items. Dit limiet noemen we de geheugenspan. Dit limiet wordt nu geschat als
ongeveer 4, maar kan verschillen per persoon. Waardevolle items zijn makkelijker om te onthouden
dan willekeurige items. Je kunt willekeurige items veranderen naar betekenisvolle items, dit heet
chunking. Op deze manier kunnen we ons meer herinneren.
7.6 Langetermijngeheugen is relatief permanent
Er zijn twee soorten geheugen. Het langetermijngeheugen heeft een grote capaciteit, en de
informatie blijft lang beschikbaar. Het werkgeheugen (of het kortetermijngeheugen) heeft een kleine
capaciteit.
Het serial position effect bestaat uit twee effecten. Het primacy effect refereert naar een goed
geheugen dat mensen hebben om bijvoorbeeld het begin van een lijst met woorden te onthouden.
Het recency effect refereert naar een goed geheugen dat mensen hebben om de meest recente
woorden (dus onderaan de lijst) te onthouden. Dit effect ontstaat omdat de eerste woorden in het
langetermijngeheugen worden opgeslagen, en omdat de laatste woorden zich nog in het
werkgeheugen bevinden. Als er meer tijd zit tussen het lezen van de lijst en het opnoemen ervan,
zullen de laatste woorden minder goed herinnerd zijn. Dit is omdat ze het werkgeheugen al hebben
verlaten, en niet meer in het lange termijn geheugen worden opgeslagen.
Bij de zaak van H.M was ook te zien dat hij zijn langetermijngeheugen nog had, en dat zijn
werkgeheugen nog werkte. Hij kon alleen geen nieuwe informatie in zijn langetermijngeheugen
plaatsen. In een andere zaak had een 28-jarige een beschadiging aan zijn linker temporale kwab,
waardoor hij maar één of twee items in zijn werkgeheugen kon bewaren. Toch had hij een heel