Psychological Science, Hoofdstuk 12 samengevat (T3): Sociale psychologie
12.1 Mensen hebben voorkeur voor hun eigen groep
Lid zijn van een groep heeft vele voordelen, zoals bijvoorbeeld bescherming, hulp en kansen om
voort te planten. Het nadeel van een groep is dat andere groepen kunnen strijden voor dezelfde
belangen als je eigen groep. Het was daarom belangrijk dat er onderscheid werd gemaakt tussen
groepen als vrienden en vijanden.
Twee factoren zijn van belang voor het vormen van een groep: reciprocity, als de een de ander helpt,
helpt de ander de een ook, en transivity, het delen van een mening over andere mensen. Ingroup en
outgroup kunnen gevormd worden met hele minimale regels van sociale interactie. Volgens het
outgroup homogeneity effect, zien mensen leden van de outgroup als allemaal gelijk, en minder
gevarieerd dan de ingroup. Ook hebben mensen een positief vooroordeel over leden van de ingroup.
Volgens de social identity theory bestaat de ingroup uit individuen die zichzelf zien als leden van
dezelfde sociale categorie. Belangrijk in deze theorie is het idee dat mensen de groepen waarmee zij
zich identificeren waarderen en trots voelen in hun lidmaatschap. Ingroup favoritism houdt in dat
mensen liever dingen delen met leden van hun eigen groep dan een ander. Ook worden hun fouten
sneller vergeven.
Als groepen worden gevormd met willekeurige redenen heet dit het minimale groep paradigma.
Zelfs in experimenten op zulke groepen hebben mensen een voorkeur voor het helpen van hun eigen
groep. Ook proberen deze groepen vaak te zorgen dat de andere groep nadeel heeft, zelfs wanneer
het nadeel van een andere groep hun eigen groep geen extra voordelen geeft.
De mediale prefrontale cortex is belangrijk in het nadenken over andere mensen. Of deze mensen
leden zijn van de groep of niet is hiervoor niet belangrijk. Als we iemand pijn zien lijden worden
andere regio’s actief. In deze regio is meer activiteit wanneer ingroup leden pijn ervaren dan bij
outgroup leden. De mediale prefrontale cortex is minder actief wanneer we denken aan outgroep
leden die ver van ons afstaan, zoals bijvoorbeeld daklozen. Dit komt omdat mensen sommige
groepen “ontmenselijken”. We zien ze dan niet meer als mensen zoals wij zelf.
12.2 Groepen beïnvloeden individueel gedrag
De social facilitation theory houdt in dat mensen beter presteren in iets waar ze al goed in zijn als er
andere mensen bij zijn, en minder presteren in iets waar ze al niet goed in zijn als er mensen bij zijn.
In het “Stanford prison experiment” onderzochten Philip Zimbardo en Chris Haney de invloed van
sociale rollen op studenten. Een deel werd agent en een deel werd gevangene. Na korte tijd gingen
de agenten zich misdragen en begonnen de gevangenen zich tegen hen te verzetten. De agenten
werden nog strenger en begonnen sadistische straffen uit te voeren. De gevangenen stopten met het
bieden van weerstand. Het experiment werd na zes dagen stopgezet. Het onderzoek wordt niet echt
gekwalificeerd als echt experiment, omdat het niet aan de eisen voldoet. De resultaten tonen wel
aan waar sommige mensen toe in staat zijn wanneer ze een rol voorgeschreven krijgen. Een
soortgelijke, maar echte gebeurtenis vond plaats in Abu Ghraib. Soldaten maakten misbruik van
gevangenen.
Mensen kunnen hun identiteit deels kwijtraken als onderdeel van een groep. Dit heet deïndividuatie.
Mensen zijn zich niet bewust van zichzelf en doen vaak dingen die ze niet zouden doen als ze alleen
waren. Dit komt vooral vaak voor als mensen anoniem zijn en hun verantwoordelijkheid wordt
weggenomen.
, Groepen maken vaak keuzes met meer risico dan individuen. Dit noemen we het risky-shift effect.
Dit kan ook andersom voorkomen, soms worden groepen juist voorzichtiger. Dit is groep polarisatie.
Als een groter deel van de groep voorzichtig is, wordt de rest dit ook. Soms wordt er gekozen voor
risicovol gedrag om zo de groepscohesie te versterken. Dit noemen we groepsdenken. Dit komt vaak
voor wanneer een groep onder intense druk staat. Individuen in de groep gaan dan al snel mee met
de sterke mening van een ander groepslid.
Social loafing houdt in dat mensen minder hard werken wanneer ze onderdeel zijn van een groep
dan wanneer ze alleen zouden werken. Wanneer mensen weten dat hun persoonlijke prestatie ook
in de gaten wordt gehouden, zullen ze wel harder werken.
12.3 Mensen conformeren zich tot anderen
Conformiteit is een andere krachtige sociale invloed. Volgens psychologen zijn er twee algemene
redenen waarom mensen zich conformeren:
- Normatieve invloed: mensen gaan mee met de norm om zo niet buiten de groep te vallen.
- Informationele invloed: mensen gaan mee met hoe anderen reageren, omdat ze geloven dat
dit de juiste manier is om te reageren.
Normatieve invloed is gebaseerd op maatschappelijke regels, genaamd de sociale norm. Dit werkt
omdat mensen zich schamen wanneer ze de sociale norm verbreken. Muzafer Sherif deed hier
onderzoek naar, volgens het autokinetic effect. Mensen moesten kijken naar hoe ver een lichtje op
een donker vlak bewoog. Eerst alleen, en dan met een ander. Als ze samen moesten kijken pasten ze
hun schatting aan elkaar aan. Dit is resultaat van informationele invloed. Volgens Solomon Asch
zouden deelnemers niet conformeren bij een objectieve perceptie. De deelnemers keken naar drie
lijnen en moesten bepalen welke paste bij de referentie. Als een ander zei dat een lijn bij de
referentie paste, zelfs als dit duidelijk fout was, gingen mensen hier een derde van de tijd alsnog in
mee. Dit is een situatie van normatieve invloed.
Asch en anderen deden een later onderzoek naar welke factoren de kansen van conformiteit
verminderen:
- Groepsgrootte: Als er drie of meer groepsleden zijn is de kans op conformeren groter, maar
bij een groep van 20 is de kans niet groter dan bij een groep van 10. Bij een groep kleiner dan
3 is de kans kleiner.
- Missen van unanimiteit: Als iemand een andere mening geeft dan de rest van de groep, zijn
andere groepsleden minder snel geneigd om te conformeren. Dit kan wel zorgen voor een
slechte behandeling vanuit de rest van de groep.
Als je iemand vraagt om iets voor je te doen, en dit gebeurt, noemen we dit compliance. Als we in
een goede bui zijn doen we sneller iets voor een ander. Vandaar dat we proberen om iemand een
positieve attitude te geven voordat we ze iets vragen. Ook doen we sneller iets voor een ander
wanneer we niet aan het opletten zijn. We reageren dan zonder na te denken over onze opties, om
een mogelijk conflict te kunnen ontwijken. Er zijn drie manieren om compliance te vergroten:
- Foot in the door: Als je een klein verzoek uitvoert, is de kans dat je een groter verzoek zal
uitvoeren vergroot.
- Door in the face: Als je een groot verzoek afwijst, is de kans dat je een kleiner verzoek
uitvoert groter.
- Low-balling: Als je een product voor een bepaalde prijs wil kopen, is de kans dat je nog meer
betaald als hierom wordt gevraagd groter.