Psychological Science, Hoofdstuk 5 samengevat (T2): Sensatie en perceptie
5.1 Sensorische informatie wordt vertaald naar betekenisvolle signalen
Sensatie is de detectie van een fysieke stimuli en de verwerking van dat naar je hersenen. Perceptie
is het verdere verwerken en interpreteren van de sensorische informatie. Sensatie is wat je voelt,
ziet, hoort en ruikt en perceptie is hoe je deze informatie interpreteert. Bottom-up processing is
gebaseerd op de fysieke kenmerken van een stimulus. Top-down processing is hoe je kennis,
verwachtingen en ervaringen invloed hebben op je perceptie. Onze sensorische systemen verwerken
fysieke kenmerken tot neurale impulsen, dit heet sensory coding. Het veranderen van een kenmerk
voor de hersenen is transductie. Dit proces heeft te maken met cellen in sensorische organen,
genaamd sensorische receptoren. De receptoren ontvangen stimulatie, en sturen de impulsen in de
vorm van neurale impulsen naar de hersenen. De meeste sensorische informatie, behalve geur, gaat
direct naar de thalamus. Geur gaat langs de thalamus naar de cortex. De andere informatie gaat van
de thalamus naar een specifiek deel van de hersenschors. In deze primaire sensorische delen begint
het proces. Elk sensorisch orgaan heeft verschillende soorten receptoren om verschillende soorten
sensorische informatie te herkennen.
- Zien: lichtgolven, lichtgevoelige staafjes en kegeltjes (rods and cones) in de retina van het
oog
- Horen: geluidsgolven, drukgevoelige haarcellen in de cochlea van het binnenste oor
- Proeven: moleculen verwerkt in vloeistof op de tong, cellen in smaakpupillen
- Ruiken: moleculen verwerkt in vloeistof op membranen in de neus, gevoelige einden van
olfactorische mucous neuronen in de mucous membramen
- Voelen: druk op de huid, gevoelige eindjes van aanrakingsneuronen in de huid
De hersenen hebben kwalitatieve en kwantitatieve informatie nodig over een stimulus. Kwalitatieve
informatie bestaat uit de basiselementen van een stimulus. Kwantitatieve informatie gaat over de
details van deze stimulus; hoe luid een geluid is, hoe zoet of zout iets precies smaakt.
5.2 Detectie vereist een bepaalde hoeveelheid van de stimulus
Psychofysica is een veld dat in de negentiende eeuw werd ontwikkeld door Weber en Fechner. Dit is
het onderzoek van onze psychologische ervaringen van fysieke stimuli. Je sensorische organen
krijgen constant informatie binnen, maar er is een minimale hoeveelheid die er moet zijn om het
bewust mee te maken. Dit noemen we de absolute treshold. Dit is de minimale intensiteit die nodig
is van een stimuli. De absolute treshold voor gehoor is een geluid dat de persoon 50% van de tijd kan
detecteren. De difference treshold is het kleinste verschil tussen twee stimuli dat je kunt merken. Dit
is dus eigenlijk het minimale niveau van een stimuli die nodig is om een verschil te merken. Hoe
intenser de stimulus wordt, hoe groter de difference treshold. Als een grote stimulus maar een klein
beetje verandert, is het lastiger om te merken.
De signal detection theory stelt dat het detecteren van een stimulus een subjectieve ervaring is die
bestaat uit twee componenten. Gevoeligheid voor de stimulus tijdens de aanwezigheid van
afleidingen en de criteria die worden gebruikt om een oordeel te vellen op basis van dubbelzinnige
informatie. Het oordeel kan gebaseerd zijn op kennis, ervaring, motivatie en aandacht. Bij
onderzoeken naar signaaldetectie worden meerdere rondes gespeeld waarbij de stimulus maar in
een deel van de rondes wordt getoond. In elke ronde moet de deelnemer aangeven of hij de stimulus
heeft gedetecteerd. Er zijn vier uitkomsten: Hit, er is een stimulus en deze wordt gedetecteerd. Miss,
er is een stimulus en deze wordt niet gedetecteerd. False alarm, er is geen stimulus maar deze wordt
wel gedetecteerd. Correct rejection, er is geen stimulus en deze wordt ook niet gedetecteerd.
, Response bias is hoeveel nodig is van een stimuli voor een specifieke deelnemer om hem te
detecteren.
Sensorische aanpassing (sensory adaptation) is een vermindering in gevoeligheid voor een constant
niveau van stimulatie. Als een hard geluid begint is het bijvoorbeeld erg storend, en hoe langer het
doorgaat, hoe meer het geluid naar de achtergrond verdwijnt. Als het geluid ineens stopt, erger
wordt, of minder wordt, merk je dit waarschijnlijk wel weer.
5.3 De hersenen construeren stabiele representaties
Jouw persoonlijke ervaringen worden gemaakt in je hersenen, en zijn niet in de ruimte om je heen.
Dat wat je perceptie je verteld, is minder dan wat er echt om je heen is. Ook ben je je niet constant
bewust van alle informatie die je hersenen verwerken en produceren. Soms zijn de resulterende
ervaringen erg ongewoon. Synesthesie is wanneer iemand een bepaalde smaak proeft bij het lezen
van een woord, of het zien van een afbeelding, iets ruiken bij het zien van een kleur, iets horen bij
het zien van een bord, enzovoort. De smaken, geuren en geluiden zijn altijd hetzelfde voor specifieke
stimuli. Bij mensen met kleur/nummer synesthesie zijn de delen van de hersenen die
verantwoordelijk zijn voor kleuren zien en nummers begrijpen met elkaar verbonden, omdat deze
vrij dicht bij elkaar zitten. Bij onderzoek met hersenafbeelding werden de hersendelen voor kleur
actief bij het zien van zwarte nummers. Bij mensen zonder synesthesie gebeurde dit niet. Synesthesie
is het bewijs dat er geen correcte correlatie bestaat tussen onze perceptie en de wereld om ons
heen.
5.5 Sensorische receptoren in het oog sturen visuele informatie naar de hersenen
Als de ogen beschadigd zijn falen de sensorische systemen met het verwerken van nieuwe
informatie. Volgens James Enns vindt maar heel weinig van wat wij zien plaats in het oog. We zien
vooral resultaten van processen die plaatsvinden in de hersenen. Beschadiging van de visuele cortex
kan dus ook je zicht belemmeren, zelfs als je ogen in perfecte staat zijn. Licht gaat eerst door de
cornea van het oog, een dikke transparante laag op het oog. De cornea brengt het binnenkomende
licht naar de lens. Het licht wordt naar binnen gebogen en gefocust zodat een afbeelding wordt
gevormd op de retina, een dun platform aan de achterkant van het oog. Dit is het enige deel van de
hersenen dat buiten de schedel zit. De sensorische receptoren van de retina veranderen het licht in
neurale signalen. De pupil is een kleine opening van de lens. Door deze te vergroten of verkleinen kan
de pupil bepalen hoeveel licht het oog ontvangt. Dit wordt bepaald door de iris. Achter de iris
bepalen de spieren de vorm van de lens. Voor verre objecten wordt hij platter en voor objecten
dichtbij wordt hij dikker. Dit noemen we accommodatie. Hoe ouder je wordt, hoe harder de lens en
hoe moeilijker dit wordt. Dit noemen we presbyopie.
De retina heeft twee soorten receptorcellen: staafjes (rods) en kegeltjes (cones). De staafjes
reageren op hele lage lichtniveaus en zijn vooral verantwoordelijk voor nachtzicht. Ze steunen geen
kleurvisie en zijn slecht in details. Kegeltjes zijn verantwoordelijk voor dagzicht en reageren op
hogere lichtniveaus, en zijn verantwoordelijk voor details en kleur. Een retina heeft ongeveer 120
miljoen staafjes en 6 miljoen kegeltjes. Kegeltjes zitten dicht op elkaar gepakt in de fovea, in het
midden van de retina. De staafjes zitten aan de rand van de retina.
Het visuele proces begint met de aanmaak van elektrische signalen in de retina. De receptoren die dit
doen hebben fotopigmenten, dit zijn eiwitmoleculen die uit elkaar vallen door blootstelling aan licht.
Staafjes en kegeltjes vuren geen actiepotentialen af. Het uit elkaar vallen van de fotopigmenten
verandert het membraanpotentiaal en zorgt voor actiepotentialen in stroomafwaartse neuronen.
Nadat licht door de staafjes en kegeltjes komt voert de retina berekeningen uit, de uitkomst van deze