Hoorcolleges ontwikkelingspsychologie
College 1 – Over de menselijke ontwikkeling (H1, H2)
Ontwikkelingspsychologie is eigenlijk op zoek naar de ontwikkeling van één individu, maar eigenlijk is
dit niet mogelijk. Wat wel kan is het kijken naar de verbanden tussen meerdere individuen en hun
eigenschappen.
Ontwikkeling is verandering.
De levensloop als een sociale constructie → niet alleen een biologisch feit over een individu; er zit
een constructie achter.
• Trap des ouderdom
• Baby’s ingebakend → rustiger.
• 40/45 jaar → bovenaan de trap, hoogtepunt van het leven in die tijd.
• Trap loopt ongeveer tot 90 jaar, terwijl in die tijd volgens de statistieken het maar max tot 40
jaar ging → 50% stierf zelfs al voor hun 10e levensjaar.
• Door de eeuwen heen verandert de trap des ouderdom → o.a. namen voor levensfasen,
andere kleding.
• Joodse versie → maar 5 fasen, loopt van rechts naar links (want zo wordt ook gelezen) →
culturele invloeden op de trap te zien.
De menselijke ontwikkeling
• De ontwikkelingspsychologie: houdt zich bezig met het in kaart brengen van de
veranderingen die optreden in de levensloop; en het leren begrijpen hoe die veranderingen
zich voltrekken (welke mechanismen die veranderingen sturen)
• Het proces van de ontwikkeling
o Stapsgewijs: stadia of fasen (kwalitatieve verandering)
o Geleidelijk: vloeiende verandering (kwantitatieve verandering) → essentie van het
ontwikkelende individu veranderd niet, hij leert alleen meer → bijv. kind van 2 kent
10 woorden en kind van 5 kent 500 woorden.
• De oorzaken van ontwikkeling
o Biologische bepaald (nature) → groeiproces is onderhevig aan een bepaald
biologisch programma.
o Omgevingsinvloeden (nurture)
o Complex samenspel tussen nature en nurture
Bestudering van de menselijke ontwikkeling
• Domeinen van ontwikkeling
o Fysiek (motoriek, brein: brein is ook een orgaan dat ontwikkeling, fysieke
veranderingen in het brein hebben invloed op gedrag en ontwikkeling)
o Cognitief (denken, taal)
o Psychosociaal (persoonlijkheid, interactie met andere individuen.
• Benadering van ontwikkeling
o Beschrijven (wat – gedragsbeschrijving, ethologie (=bestuderen van dieren),
observatie)
o Verklaren (waarom – experimenteel, natuurwetenschappelijk)
o Voorspellen (waar gaat de ontwikkeling naar toe)
o Interventie (hoe kunnen we ingrijpen in de ontwikkeling)
• Algemenen ontwikkeling vs individuele verschillen
• Van kinderpsychologie naar levenslooppsychologie
,Timing van invloeden
• Imprinting (Konrad Lorenz-etholoog) → dieren zijn zo geprogrammeerd dat als ze een
bepaalde ervaring hebben, dit meteen een blauwdruk wordt voor toekomstig gedrag →
ganzen van Lorenz, als ganzen uit het ei komen worden ze meteen ingeprent door de eerste
ontmoeting met de moedergans.
o Geprobeerd om te kijken of imprinting ook geldt voor menselijk gedrag → niet het
geval.
• Kritische periode = periode waarin bepaalde gebeurtenis (of de afwezigheid daarvan) zijn
ontwikkelingseffect heeft.
o Bij mensen is dit het geval met taal → 1e 10 jaar een kind van een taal verstoten, dan
zullen ze de taal niet meer goed oppakken.
• Sensitieve periode = periode waarin de gevoeligheid voor bepaalde ervaringen groot/groter
is.
o Betekent niet dat je buiten deze periode niet iets kunt leren.
Invloedenmodel van de ontwikkeling (Baltes et al.)
• Normatieve en niet-normatieve invloeden op ontwikkeling.
o Normatief leeftijdgebonden invloeden.
o Normatief historische invloeden → invloed van geschiedenis op de ontwikkeling.
o Niet-normatieve invloeden → invloeden die niet meer voor iedereen gelden, maar
alleen specifiek voor een individu gelden.
▪ Bijv. Ruinerwold kinderen.
▪ Eigenlijk alle mensen hebben hier
•
Baltes’ levensloopbenadering
• Ontwikkeling
o Levenslang
o Multidimensioneel
o Multidirectioneel
o Verschuiving van relatieve invloed biologie en cultuur
o Verandering van bronnen
o Plasticiteit = als er iets misgaat in de ontwikkeling, dan zijn we in staat dit te
ondervangen met andere aspecten van de ontwikkeling → bijv. bij hersenletsel is het
brein in staat om andere (niet aangetaste) gebieden van de hersenen in te schakelen
om te compenseren voor het hersenletsel.
o Onder invloed van historische en culturele context
Basismodellen van ontwikkeling
• John Locke (1632-1704) vs. Jean-Jacques Rousseu (1712-1778) → grondleggers van de
moderne ontwikkelingspsychologie.
, o Keken beide naar vragen als: wat betekent het om mens te zijn, welke rol speelt de
opvoeding in de ontwikkeling en welke rol speelt de natuur in de ontwikkeling.
o John Locke → mens is een onbeschreven blad.
o Jean—Jacques Rousseu → keek naar natuurlijke ontwikkelingsmogelijkheden van het
mensenkind.
• Mechanistisch model (Locke; welke oorzaken en gevolgen spelen een rol) vs. organismisch
model (Rousseu; organisme groeit en bloeit, ruimte voor organisme zelf geven om te
ontwikkelen).
• Continue ontwikkeling (Locke; kinderen beginnen blanco, op dat blad schrijven we van alles
bij, dat blad groeit door van alles maar de essentie blijft hetzelfde) vs. discontinue
ontwikkeling (Rousseu; ontwikkeling in termen van fasen, stapsgewijze theorieën over
ontwikkeling).
• Kwantitatieve verandering (Locke; hoe een individu zich beweegt in de realiteit blijft het
zelfde, hij kent/kan alleen meer) vs. kwalitatieve verandering (Rousseu; verschillende fasen
hebben verschillende).
Theoretische perspectieven
• Freuds psychoanalyse
o Psychoseksuele ontwikkeling
▪ Fasen (oraal, anaal, fallisch, latentie, genitaal)
• Latentiefase → periode in het leven waarin de druk van seksuele
driften minder groot is → rond 6/7 jaar.
▪ Fixatie → blijven haken op een bepaald aspect in de ontwikkeling, hierdoor
wordt ontwikkeling geblokkeerd.
▪ Oedipuscomplex
▪ Onbewuste processen.
o Laat ontwikkeling stoppen na kindertijd.
o Meer een Rousseu aanhanger.
• Erikson’s psychosociale ontwikkeling in de levensloop
• Leertheorie (Pavlov 1849-1936)
• Behaviorisme → komt als stroming voort uit de leertheorie van Pavlov.
o John B. Watson (1878-1958) → experiment met witte muis.
o Skinner (1904-1990) → shaping → belonen en straffen en daarmee gedrag in een
bepaalde richting sturen.
o Watson en Skinner zitten beide aan de kant van Locke.
• Sociale leertheorie (Albert Bandura) → behavioristische benadering gecombineerd met
Freudiaanse theorieën.
o Ontwikkeling is bidrectioneel: personeel en wereld beïnvloeden/bepalen elkaar
wederzijds.
, o Kinderen kijken naar modellen (voorbeeldrollen) → dus ouders, vrienden,
familieleden etc.
o Leren door imitatie van modellen: baby doll experiment (volwassenen doen voor hoe
ze omgaan met een pop).
▪ Aggressieve volwassenen als model → kind zelf ook meer agressieve reactie
op de pop in het experiment.
o Past het meest bij de Locke traditie → omdat hij uitgaat van een geleidelijke
ontwikkeling o.b.v. die imitatie.
• Jean Piaget’s (1896-1980) theorie van de cognitie ontwikkeling
o
o Alle stadia zijn gebaseerd op experimentele onderzoeken.
o Belangrijkste volger van Rousseu.
o Informatieverwerkingsbenadering
o
• Lev Vygotsky’s socioculturele theorie (1996-1934)
o Schaffolding: tijdelijke ondersteuning om het kind te helpen een taak te beheersen
→ bijv. bij het maken van een moeilijke puzzel.
o Zone van de Naaste Ontwikkeling (Zone of Proximal Development): het verschil
tussen wat het kind kan met dan wel zonder hulp.
• Contextueel perspectief van Bronfenbrenner (1917-2005)