Het bestuursrecht bevat de regels die de overheid nodig heeft om te kunnen en mogen besturen, de
normen voor het overheidsbestuur die bij het besturen in acht moet worden genomen en de regels
die de burger nodig heeft om tegen dit besturen te kunnen optreden.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen het algemeen en bijzonder bestuursrecht. Het algemeen
bestuursrecht wordt in de Algemene wet bestuursrecht behandeld (Awb). In deze wet worden
algemene regels gegeven over de rechtsbescherming, handhaving en bijvoorbeeld de begrippen
bestuursorgaan, delegatie, attributie, mandaat, besluit en beschikking. De Awb kent een aantal
doelen: meer eenheid brengen in de bestuursrechtelijke wetgeving, de bestuursrechtelijke
wetgeving systematiseren en vereenvoudigen en ten slotte normen die in de rechtspraak zijn
ontwikkeld codificeren (= opnemen in een wet).
Het bijzonder bestuursrecht richt zich op een bepaald onderdeel van het bestuursrecht. Het betreft
dan de diverse terreinen van overheidszorg (belastingen, financiën, onderwijs, milieu, sociale
zekerheid, ruimtelijke ordening enzo). Deze onderwerpen worden in speciale (bijzondere)
bestuursrechtelijke geregeld.
Leerdoel 1. De samenstelling, werkwijze, taken en bevoegdheden van de gemeentelijke
bestuursorganen (zijnde de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de
burgemeester) herkennen. (tentamenvraag 1 - kennisvraag)
Leerdoel 2. De bestuurlijke en politieke verhoudingen tussen gemeentelijke bestuursorganen
onderling en tussen gemeentelijke bestuursorganen en ambtenaren herkennen. (tentamenvraag 2-
kennisvraag)
Leerdoel 3. De bestuursorganen van de decentrale openbare lichamen (feitelijk alleen van de
gemeente) benoemen. (tentamenvraag 3 - kennisvraag)
Gemeenteraad vertegenwoordigt de bevolking, bepaalt waar het geld naartoe gaat (189 e.v.
Gemwet), stelt gemeentelijke verordeningen vast (147 Gemwet) en controleert burgemeester en het
college van B&W (155, 169, 180 Gemwet).
College van burgemeester en wethouders (college van B&W) voert besluiten van de gemeenteraad
uit en voert eigen taken uit (160 Gemwet). (bestuursorgaan)
Burgemeester vertegenwoordigt de gemeente in en buiten rechte, handhaaft de openbare orde en
zit vergaderingen van zowel de gemeenteraad als het college van B&W voor (170 e.v. Gemwet).
De gemeente is een publiekrechtelijke rechtspersoon (2:1 lid 1 Bw). We noemen dit ook wel een
openbaar lichaam.
Gemeenteraad (algemeen bestuur), het college van B&W (dagelijks bestuur) en de burgemeester zijn
bestuursorganen. (art 6 Gemwet en art 1:1 lid sub a Awb)
Ambtenaren
- dienen het algemeen belang,
- bereiden beleid voor en voeren beleid uit,
- beleid wordt vastgesteld door bestuursorganen
- kunnen namens het college van B&W en burgemeester in mandaat besluiten nemen (afdeling
10.1.1 Awb)
,Leerdoel 4. De plaats van het bestuursrecht binnen het recht bepalen. (tentamenvraag-
begripsvraag)
De plaats van het bestuursrecht:
Je kunt het recht onderscheiden in privaatrecht en publiekrecht (strafrecht, staatsrecht en
bestuursrecht). Privaatrecht regelt de relatie tussen burgers onderling. Met burger wordt zowel een
natuurlijk persoon als een rechtspersoon bedoeld. Publiekrecht regelt de relatie tussen overheden
onderling en die tussen de overheid en de burger. Voorwaarde: De overheid is dan ‘machtspersoon’
(heeft dan een exclusieve bevoegdheid).
Leerdoel 5. De bronnen van het bestuursrecht noemen. (tentamenvraag 5 - kennisvraag)
Bronnen van het bestuursrecht:
- internationaal recht
- nationale regelgeving (gemeentewet, grondwet en de wet op de raad van state) (wetten op
decentraal niveau: gemeentelijke verordeningen zoals de APV)
- jurisprudentie, door rechtelijke uitspraken worden nieuwe regels gevormd. Met die nieuwe
regels moeten burger en overheid voortaan rekening houden.
- ongeschreven bestuursrecht, dit wordt ook wel gewoonterecht genoemd. Het
vertrouwensbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel zijn ongeschreven beginselen waar de
overheid rekening mee moet houden en waarop de burger een beroep kan doen.
Leerdoel 6. Het bestuursrecht onderverdelen in algemeen en bijzonder bestuursrecht, rekening
houdend met het begrip gelede normstelling. (tentamenvraag 6 - kennisvraag)
Algemeen bestuursrecht vind je in de Algemene wet bestuursrecht.
Bijzonder bestuursrecht vind je in:
- Vreemdelingenrecht
- Participatiewet
- Wet ruimtelijke ordening
- Woningwet
- Wet milieubeheer
- Wet algemeen bepalingen omgevingsrecht wordt een nieuwe wet voor gemaakt.
- Drank- en horecawet
Gelede normstelling
Regelgeving komt op verschillende bestuurlijke niveaus tot stand, waarbij een lagere regeling niet in
strijd mag komen met een hogere. De toepasselijkheid van een rechtsregel is niet zomaar in 1 wet te
vinden, maar in een combinatie van met elkaar samenhangende regelingen.
Overzicht regelgeving:
1. Verdragen
2. Statuut
3. Grondwet
4. Wetten in formele zin
5. KB’s die regels bevatten
6. Ministeriele regelingen
7. Provinciale verordeningen
8. Gemeentelijke verordeningen en waterschap verordeningen
9. Beleidsregels
10. Vergunningsvoorschriften
, Leerdoel 7. Het bestuursrecht onderverdelen in materieel en formeel bestuursrecht.
(tentamenvraag 7 - kennisvraag)
Materieel bestuursrecht bevat rechtsnormen waarin voor burgers en bestuursorganen aanspraken of
verplichtingen zijn opgenomen (inhoud). Voorbeeld is een bepaling in de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht, waarin de voorwaarden staan waaraan een aanvraag voor een
omgevingsvergunning moet worden getoetst.
Formeel bestuursrecht betreft de procesrechtelijke regels die de burger nodig om tegen het
optreden van de overheid iets te ondernemen (procedure). (Awb) Een voorbeeld is de mogelijkheid
voor een derde-belanghebbende om beroep in te stellen tegen de verlening van een
omgevingsvergunning.
Leerdoel 8. De gelaagde structuur van de Awb aantonen. (tentamenvraag 8 -begripsvraag)
Gelaagde structuur van de Awb
Op een specifieke situatie zijn vaak meerdere delen van de Awb van toepassing.
Leerdoel 9. De werking van het legaliteitsbeginsel en van het specialiteitsbeginsel aantonen in een
eenvoudige casus. (tentamenvraag 9 – begrijpen en toepassen)
Een van de kenmerken van het bestuursrecht is dat voor overheidsoptreden het legaliteitsbeginsel
van toepassing is. dit beginsel houdt onder andere in dat bevoegdheden en rechten van de overheid
om op te treden in de wet zijn terug te vinden. De bevoegdheid om als overheid te handelen mag
slechts voor zover de wettelijke regels en rechtsbeginselen dit toestaan. De overheid veel macht.
Instrumenten die de overheid heeft om gebruik te maken van dei macht staan in een op
democratische wijze tot stand gekomen wet. De overheid die de burger verplichting kan opleggen, is
daartoe alleen in staat als de bevoegdheid in een wet in formele zin is opgenomen. Het verbod of
gebod mag vervolgens alleen door de lagere wetgever worden opgenomen indien de grondslag is
terug te vinden in een wet in formele zin.
Een ander kenmerk van het bestuursrecht is het specialiteitsbeginsel. De overheid behartigt vele
algemene belangen. Het algemeen belang is een ruim begrip. Om te voorkomen dat de overheid zich
te gemakkelijk beroept op het dienen van het algemeen belang, wordt in de wet telkens het
specifieke belang aangegeven. De bevoegdheden om het specifieke belang te behartigen, worden in
de wet nauwkeurig omschreven. De overheid mag bij het gebruik van een bevoegdheid, alleen het
belang behartigen waarvoor die regeling speciaal is bedoeld. Het specialiteitsbeginsel houdt in dat de
bevoegdheid van de overheid alleen kan worden aangewend voor het specifieke doel waarvoor die
wet is bedoeld. Dat doel is meteen ook de grens voor de bevoegdheidsuitoefening. Indien de
overheid zijn bevoegdheid voor een ander doel aanwendt, is sprake van detournement de pouvoir.
Leerdoel 10. De regels voor de wijze van bevoegdheidsverkrijging door middel van attributie,
delegatie en mandaat beschrijven. (tentamenvraag 10 – begrijpen en toepassen)
Om als bestuursorgaan beslissingen te mogen nemen, moet je bevoegd zijn. De bevoegdheid moet
ergens vandaan komen. Een bestuursorgaan kan op drie manieren een bevoegdheid verkrijgen. Dit
kan op basis van attributie, delegatie en mandaat.
Attributie is het toekennen (=het scheppen) van een nieuwe bevoegdheid. Artikel 10:22 Awb bepaalt
dat voor de bevoegdheid een basis in een wettelijk voorschrift moet zijn (legaliteitsbeginsel). De wet
regelt wie bevoegd is om beslissingen te nemen. Bevoegdheden kunnen aan (zelfstandige)
bestuursorganen en aan personen worden geattribueerd. Zo is de belastinginspecteur (=een