WEEK 4
Verkrijging krachtens de wet
Aan overdracht ligt een rechtshandeling ten grondslag. Maar er zijn ook (flink
wat) feiten op grond waarvan krachtens de wet verkregen kan worden. Dat doet
zich bijv. voor als een persoon voor een bepaalde tijd een goed in bezit heeft
gehad; diegene kan dan door verjaring verkrijgen. Bij onduidelijkheid van de
grenzen tussen twee stukken land doet zich een beroep op verjaring nogal eens
voor. Bovendien doet zich verkrijging voor als er met zaken wordt gewerkt, als
bijv. roerende zaken worden vermengd, worden samengesteld uit onderdelen, of
als daar nieuwe zaken uit worden gemaakt. In de laatste drie gevallen is sprake
van een verandering in de zaak zelf - vermenging, natrekking en zaaksvorming -
met consequenties voor de betrokken eigendomsrechten. Als tot verkrijging
krachtens deze wettelijke grondslagen wordt geconcludeerd, verliest (vaak) de
oorspronkelijke eigenaar zijn eigendomsrecht. Die heeft dit verlies niet gewild,
en daarom moet de rechter, en degene die een casus analyseert, terughoudend
zijn met concluderen tot verkrijging. Dat is een constitutionele opdracht: zowel in
de GW (art. 14) als in het EVRM wordt een ieder beschermd in zijn eigendom –
tegen de overheid.
Ook andere manieren van verkrijging kennen we al langer: het vinden van zaken
- die nog een eigenaar hebben (vinderschap), en het vinden van een in
andermans zaak (meestal grond of gebouw) verborgen schatten slotte: het in
bezit nemen en daarmee verkrijgen van zaken die geen eigenaar (meer) hebben;
res nullius - zaken die van niemand zijn; denk aan zaken die bijv. bij de vuilstort
zijn achtergelaten Het is de meest oorspronkelijke wijze van
eigendomsverkrijging: ‘want wat tevoren aan niemand toebehoort, wordt
volgens de natuurlijke rede toegekend aan diegene die het zich toeëigent’, aldus
in de Instituten van Iustinianus (I. 2.1.12), en ook in de Digesten - zie Prota, G.
16. We treffen het principe van oudsher aan als bouwsteen in de
rechtvaardigingen van private eigendom en bij de rechtvaardiging van
inbezitneming van `onbekende landen die in zee werden ontdect.’ - aldus Hugo
de Groot (1583-1645) in (onder meer) zijn in Loevestein geschreven, maar pas in
1631 gepubliceerde Inleidinghe tot de Hollandsche Rechtsgeleerdheid (II.4.33).
,WEEK 4, WERKGROEP 1
VOORGESCHREVEN STOF
Literatuur
Brahn/Reehuis: hoofdstuk 9 en 10
E. Koops, 'Vermenging is een vat vol tegenstrijdigheden', Ars Aequi 2015, p.
962-964 (zelf opzoeken via LegalIntelligence of Kluwer Navigator)
Jurisprudentie
HR 26 maart 1936, NJ 1936, 575; Sleepboot Egbertha
HR 15 november 1991, NJ 1993/316; Depex/Curatoren Bergel cs
KENNISCLIP
Zaaksvorming en vermenging
https://youtu.be/ufv7GP5uq8U
KENNISCLIP
Natrekking/bestanddeel/zaaksvorming
https://youtu.be/8ElB7AEdsqY
, Aantekeningen
Verkrijgende verjaring, 3:99 BW
- Bezitter, 3:107 BW
- Te goeder trouw, 3::23
- Onafgebroken bezit
- Tijdsverloop
Extinctieve verjaring, 3:105 BW
- Bezitsverlies, 3:117 BW
- Bezit op het moment van verjaring
- Verjaring van de rechtsvordering, 3:306 BW, 3:314 lid 2 BW
Levering CP: art. 3:115 sub a, geen werking naar buiten toe art. 3:90 lid 2 BW
5:3 vooral voor onroerende en roerende zaak. 5:14 voor 2 roerende zaken.
5:101 om natrekking door onroerende zaak 5:20 te voorkomen.
Verschil vermenging en zaaksvorming: bedoeling om nieuwe zaak te vormen en
arbeid/moeite in gestopt.