Leeruitkomsten BOK 3
Mens & Gezondheid
1.1 Gezondheid
De student kan een definitie van gezondheid geven aan de hand van de dimensies van
Blaxter.
Gezondheid = toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn en niet alleen
als de afwezigheid van ziekte of invaliditeit.
Sociale representatie van gezondheid = datgene wat bepaalde groepen mensen onder
gezondheid verstaan.
- Gezondheid betekent ‘een overwegend gevoel van welzijn’.
- Gezondheid heeft te maken met ‘de afwezigheid van symptomen van ziekte’.
- Gezondheid is zichtbaar in ‘de handelingen waartoe een lichamelijk gezond persoon
in staat is’.
Gezondheidsgedrag = gedrag, ongeacht de gezondheidstoestand waarin men zich bevindt,
dat is bedoeld om de gezondheid te beschermen, te bevorderen of in stand te houden,
bijvoorbeeld het eten van gezonde voeding.
Gezondheid als niet ziek = geen symptomen, geen bezoek aan artsen, daarom ben ik
gezond.
Gezondheid als bezit = uit een sterke familie komen, snel herstellen na operaties.
Gezondheid als gedrag = “zij zijn gezond omdat ze goed voor zichzelf zorgen, sporten, etc.”
Gezondheid als lichamelijke fitheid en vitaliteit = “zich fit/energiek voelen”, levendig zijn,
goede relaties met anderen hebben, jonge mensen.
Gezondheid als psychosociaal welzijn = mentaal in harmonie voelen, trots voelen, van het
gezelschap van anderen genieten.
Gezondheid als functie = vermogen om taken te verrichten, om te doen wat je wilt wanneer
je dat wilt, zonder belemmeringen van een slechte gezondheid of lichamelijke beperkingen.
, De student kan een definitie van gezondheid geven aan de hand van het model van
Huber.
Positieve gezondheid = Ben je fit? Zit je lekker in
je vel? Hoe functioneer je dagelijks? Door deze
vragen te beantwoorden kan je het spinnenweb
invullen en zien hoe het echt met je gaat door te
vragen:
- Wat valt op?
- Zou ik iets willen veranderen?
- Wat kan een eerste stap zijn?
Dit model is van Huber. Door het spinnenweb
een aantal keer in te vullen na het stellen van de
bovenstaande vragen, kan je vooruitgang boeken
of zien waar je nog aandacht aan moet besteden.
Alle 6 de punten hebben invloed op de
gezondheid
De student kan de verschillende factoren van het biopsychosociale model ontdekken
in een casus.
Voorbeelden:
Biologische factor = genetisch
meegekregen dat je verslavingsgevoelig
bent.
Psychologische factor = depressief zijn
waardoor je weinig eet, niet naar buiten
gaat, etc.
Sociale factor = weinig geld hebben en
daardoor geen gezond voedsel kunnen
betalen, niet naar school kunnen of niet bij
een sportvereniging kunnen plek in de
maatschappij (werkloosheid, vrienden).
De student kan aangeven wat het onderscheid is tussen het biomedische en
biopsychosociale model.
Biomedische model = een ziekte heeft een oorzaak die via medische interventie kan worden
genezen gezondheid wordt gedefinieerd als afwezigheid van ziekte het wegnemen van
de oorzaak van de ziekte zal leiden tot het verdwijnen van symptomen en dus herstel van de
gezondheid.
,Biopsychosociale model = het standpunt dat ziekten en symptomen door een combinatie
van lichamelijke, sociale, culturele en psychologische factoren kunnen worden verklaard
neemt de subjectiviteit en beleving mee.
De student kan aangeven wat gedragsmatige pathogenen en immunogenen zijn.
Gedragsmatige pathogenen = gedragingen die schadelijk zijn voor de gezondheid.
Gedragsmatige immunogenen = gedragingen die de gezondheid bevorderen.
1.2 Gezondheidsvaardigheden
De student kan informatieve, interactieve en kritische gezondheidsvaardigheden
ontdekken in een casus.
Gezondheidsvaardigheden = vaardigheden van mensen om informatie over gezondheid te
verkrijgen, te begrijpen, te beoordelen en te gebruiken bij het nemen van gezondheid
gerelateerde beslissingen kan leiden tot verkeerd medicijngebruik, grotere kans op
compilaties en vroegtijdig overlijden.
- Informatieve gezondheidsvaardigheden = spreken, lezen, schrijven, rekenen
(laaggeletterdheid).
- Interactieve gezondheidsvaardigheden = het vermogen om informatie te verkrijgen
en deze toe te passen op de eigen situatie.
- Kritische gezondheidsvaardigheden = het vermogen om informatie kritisch te
analyseren en te gebruiken om meer greep te krijgen op het eigen leven.
De student kan aangeven wat therapietrouw, concordantie en compliantie is.
Therapietrouw = de mate waarin het gedrag van de patiënt overeenstemt met de
afgesproken aanbeveling van de zorgverlener afhalen van medicijnen, deze juist innemen
of revalidatieoefeningen.
- Gedragsdeterminanten = de mate waarin men vindt dat het gewenste gedrag past
binnen de eigen identiteit en binnen de typische gedragingen en kenmerken die
horen bij een of meerdere rollen die men bekleedt.
Concordantie = een gezamenlijk bereikte overeenkomst tussen arts en patiënt over de juiste
behandeling, nadat de patiënt volledig is geïnformeerd over de voor- en nadelen van deze
behandeling.
Compliantie = de patiënt volgt de aanwijzingen van de arts op.
Sociaal Economische status = positie van men op de maatschappelijke ladder. Die positie
ontstaat uit een combinatie van (1) materiële omstandigheden; (2) vaardigheden,
capaciteiten en kennis; en (3) het sociale netwerk en de status en macht van mensen in dat
netwerk.
, 2.1 Stress
De student kan aangeven wat de verschillende stressreacties zijn.
Stressreacties
- Fight-or-flight reactie = een reeks
interne processen die het
organisme voorbereidt op een
gevecht of vlucht, en die in gang
worden gezet als een situatie als
bedreigend wordt geïnterpreteerd.
- Acute stress = een tijdelijk,
kortdurend patroon van arousal als
reactie op een stressor, met een
duidelijk begin en een beperkte
duur na bijvoorbeeld een alarm
krijg je eerst een fysiologische
arousal, zoals snelle hartslag of
zweten (veroorzaakt door het
autonome stelsel) vervolgens
bereiden onze spieren, het
hormoonstelsel en het zenuwstelsel
ons voor op wat komen gaat.
- Algemeen aanpassingssyndroom = algemeen patroon van lichamelijke responsen
waardoor het lichaam in essentie op elke ernstige chronische stressor op dezelfde
manier reageert zinvol, maar in chronische stressvolle situaties kan het zorgen
voor ziektes deze respons bestaat uit 3 stadia:
1. Alarmfase = het waarschuwingssysteem activeert de hulpbronnen in het lichaam, als
reactie op de stressor.