Samenvatting alle stof deeltoets 1 blok 1
Samenvatting Flexicurity week 1
Leerdoelen:
Je kunt de veranderende arbeidsmarkt in Nederland schetsen.
Je kunt uitleggen wat de recente veranderingen in arbeidsrelaties in Nederland zijn.
Je kunt het Flexicurity-model toelichten.
Tijdschrift voor HRM, de arbeidsmarkt in 2030 blz. 89 t/m 106
Geschiedenis van de Nederlandse arbeidsmarkt
In de afgelopen twintig jaar heeft de Nederlandse arbeidsmarkt een metamorfose ondergaan. Van
structureel hoge werkloosheid begin jaren negentig heeft Nederland op dit moment een van de
laagste werkloosheidspercentages. Arbeidsrelaties zijn flexibeler en de werkgelegenheid is
verschoven naar diensten.
Er zijn verschillende trends die de toekomstige arbeidsmarkt sterk zullen beïnvloeden:
- Vergrijzing
- Technologische ontwikkelingen (zoals robots etc.)
- Globalisering en Internationalisering
- Van hiërarchische naar netwerkorganisaties
- Meer werk is tijdelijk van aard (flexibilisering)
De structurele werkloosheid in Nederland is onder andere gedaald doordat de Nederlandse
arbeidsmarkt flexibeler is geworden, mede door de toename van het aantal werknemers met een
flexibeler contract. Ook het aantal zzp’ers is in de afgelopen twintig jaar aanzienlijk toegenomen.
Voor wat betreft vast personeel is de Nederlandse arbeidsmarkt niet flexibel in internationaal
perspectief. Dit komt door de hoge mate van ontslagbescherming en de hoge dekking van de
collectieve arbeidsovereenkomsten (cao’s).
Door de steeds flexibelere arbeidsmarkt, de hoge participatie en technologische ontwikkelingen
loopt werk en privé steeds meer door elkaar.
Vier scenario’s
Sommige van de hiervoor geschetste ontwikkelingen, zoals vergrijzing, zijn onvermijdelijk en zullen in
de komende decennia doorzetten. Andere ontwikkelingen, zoals technologische ontwikkelingen, zijn
met meer onzekerheden omgeven.
,Om een handvat te creëren voor het consistent beschrijven van deze ontwikkelingen, is er een
assenstelsel ontworpen met twee kernonzekerheden. De eerste kernonzekerheid betreft het tempo
waarin de toekomstige ontwikkeling en processen zich voordoen: geleidelijk of schoksgewijs? De
uitersten op deze as zijn Revolutie versus Evolutie. De tweede kernonzekerheid houdt verband met
de wijze waarop de toekomstige ontwikkelingen en
processen tot stand komen: voert samenwerking de
boventoon of zijn conflicten bepalend voor het handelen?
Harmonie en conflict zijn de uitersten op deze as.
Vloeiend vooruit: een overeenstemmende gerichte wereld
die zich kenmerkt door een langzame, maar gestage
ontwikkeling.
Schokkend samen: snel veranderende wereld waarin
samenwerking optimaal is en de maatschappij slagvaardig.
Trage twist: schetst een beeld van een wereld met scherpe
tegenstellingen die nauwelijks vooruit komt.
Dynamisch divers: hierin gaan conflicten op allerlei niveaus
hand in hand met technologische hoogstandjes.
Scenario Schokkend samen: een netwerkeconomie
Nederland zal profiteren van de verregaande wereldwijde economische integratie en een sterk
verenigd Europa. De economie zal snel groeien. De economische groei wordt vooral gedreven door
de sterk stijgende arbeidsproductiviteit, mogelijk gemaakt door veel innovatie. In combinatie met de
goed opgeleide beroepsbevolking en de flexibele arbeidsmarkt blijft Nederland zijn mannetje staan
in 2030. Ontwikkelingen gebeuren snel, er is veel concurrentie en veel vraag naar flexibiliteit.
Dat de arbeidsmarkt in 2030 veel flexibeler functioneert dan twintig jaar eerder, is te danken aan de
hervormingen van de sociale zekerheid en arbeidsmarktinstituties.
Scenario Dynamisch divers: een versplinterde arbeidsmarkt
De Nederlandse economie heeft het erg moeilijk. Er is sprake van hoge concurrentie op de landbouw
en industriële sector en de werkgelegenheid in de dienstensector is ook sterk gekrompen. In
tegenstelling tot de private sector groeit de collectieve sector wel in 2030. Het aandeel van de
collectieve sector in de nationale werkgelegenheid is sterk toegenomen. De groei van de
gezondheidszorg is vooral te wijten aan de vergrijzing. Door de slechte economische situatie en flinke
bezuinigingen zijn de kwaliteitsverbeteringen in de gezondheidszorg uitgebleven, wat de groei van
deze sector heeft gedrukt.
De werkloosheid is hoog, door het dalen van de werkgelegenheid. De arbeidsmarkt wordt
gekenmerkt door veel hele korte arbeidscontracten. Dit is de achterkant van de verdergaande
flexibilisering van de economie: banen zijn schaars, de sociale zekerheid is beperkt en werknemers
zijn voor een deel slachtoffer.
Scenario Trage twist: impasse in de polder
Door de hoge concurrentie op de internationale afzetmarkt is een economische groei van gemiddeld
1 procent per jaar het gevold. Een groei die niet genoeg is om de problemen in de collectieve sector
te verlichten, maar wel zorgt voor toenemende krapte op de arbeidsmarkt. De overheid is er niet in
geslaagd om de sociale zekerheid te hervormen en de arbeidsmarkt flexibeler te maken. Hoger
opgeleiden zijn en blijven schaars.
,De collectieve sector heeft een groei meegemaakt, maar deze relatief grote sector, met een slechts
geringe stijging van de arbeidsproductiviteit, heeft nadelig uitgepakt voor de economische groei.
Scenario Vloeiend vooruit: goed arbeidsmarktbeleid loont
Nederland is in 2030 nog steeds een belangrijke internationale spil in logistiek en distributie. Dankzij
een stevige economische groei wereldwijd en een stabiele politieke omgeving groeide de
Nederlandse economie in de periode 2010-2030 sterk. De economische groei in Nederland wordt
vooral gedreven door de stijgende arbeidsproductiviteit.
Eem gemoderniseerde vakbond, ook goed vertegenwoordigd onder jongeren en minderheden,
beseft dat flexibilisering van de arbeidsmarkt, en dus ook van de cao’s, uit sociaal oogpunt het beste
is. In 2030 is de werkgelegenheid ook flink gestegen, terwijl de werkloosheid laag is gebleven. Dankzij
goed opgeleide en mobiele werknemers en een flexibele arbeidsmarkt slaagt het bedrijfsleven er in
om op een effectieve manier met de krapte op de arbeidsmarkt om te gaan.
Van scenario’s naar strategisch HRM-beleid
De scenario’s overziend, wordt een aantal zaken duidelijk:
- De Nederlandse arbeidsmarkt bevind zich op een keerpunt, als gevolg van de vergrijzing
neemt de potentiële beroepsbevolking structureel af.
- Werknemers worden gemiddeld ouder en dat vraagt om anders omgaan met inzetbaarheid
van deze groep.
- Er is een trend van de verdere verdienstelijking van de economie, in combinatie met de
technologische vooruitgang en globalisering zal er steeds meer beroep worden gedaan op
specialistische vaardigheden van hoger opgeleiden werknemers.
- De toekomst is vooral aan de hoger opgeleide werknemers. In elk scenario kan deze groep
min of meer rekenen op een hogere beloning. Deels voortkomend uit schaarste, deels door
verdergaande globalisering en technologische ontwikkelingen.
- Een arbeidsmarkt waarin hoog opgeleide werknemers schaars zijn, vraagt om meer
maatwerk en flexibiliteit van arbeidsvoorwaarden.
Tijdschrift voor HRM, flexicurity: de aanstaande revolutie in HRM beleid, blz. 22/23
Flexicurity = een bewuste strategie om tegelijkertijd en gecoördineerd zowel de flexibiliteit van de
arbeidsmarkt, de organisatie van de arbeid als de arbeidsverhoudingen te versterken en tegelijkertijd
meer zekerheid te ontwikkelen, in het bijzonder meer werkzekerheid en inkomenszekerheid.
De essentie van flexicurity betreft het denken in bredere oplossingen, op basis van een
uitgebalanceerd pakket wettelijke en beleidsmaatregelen, en met een perspectief op de langere
termijn.
Europa heeft deze gedachte de laatste jaren in een rap tempo verder ontwikkeld. In de Europese
beleidsdocumenten wordt een viertal componenten onderkend dat, in het juiste samenspel, tot een
groter aanpassingsvermogen van zowel de werknemer als de organisatie kan leiden.
1. Ten eerste moeten er contractuele regelingen beschikbaar zijn die zowel werknemers als
werkgevers voldoende flexibiliteit bieden om de arbeidsverhouding vorm te geven volgens
hun behoeften.
, 2. Ten tweede moet een actief arbeidsmarktbeleid het veranderen van baan en de overstap van
werkloosheid naar een baan actief ondersteunen.
3. Ten derde moeten systemen voor een leven lang leren werknemers in staat stellen
gedurende hun hele loopbaan inzetbaar te blijven.
4. Ten vierde zijn er moderne sociale zekerheidsstelsels nodig, die alle werknemers bij het
verlies van een baan op de arbeidsmarkt ondersteunen en de terugkeer naar de
arbeidsmarkt faciliteren.
Verder heeft de Europese commissie een aantal beginselen van flexicurity voorgesteld:
- Het scheppen van een balans tussen rechten en verantwoordelijkheden van werknemers,
werkgevers, werkzoekenden en overheid;
- Het reduceren van het onderscheid tussen insiders en outsiders op de arbeidsmarkt;
- Zowel intern als extern flexicurity bevorderen. Voldoende flexibiliteit bij aanname en ontslag
dient vergezeld te gaan van ‘zekere’ transities van baan naar baan;
- Gelijke behandeling bevorderen door gelijke toegang van arbeid/zorgregelingen. Ook gelijke
kansen scheppen voor migranten, gehandicapten en ouderen.
Zowel de werkgever als de werknemer zal op de moderne arbeidsmarkt voortdurend worden
geconfronteerd met risico’s. De werkgever loopt als belangrijkste risico het verliezen van zijn
marktpositie en het niet kunnen aantrekken van voldoende gekwalificeerd personeel. De werknemer
heeft te maken met het verlies van werk- en inkomenszekerheid.
De oplossing ligt dan in het versterken van het aanpassingsvermogen van zowel mens als organisatie.
Daar heeft iedereen belang bij. Overheid en instituties moeten hiervoor het faciliterende kader
bieden, maar het HRM-beleid moet in de praktijk aan flexicurity vorm en inhoud geven.
Regels rond arbeid, de arbeidsmarkt in Nederland, blz. 149 t/m 187
De functie van coördinatie van de arbeidsmarkt kan worden verdeeld in twee andere functies,
namelijk een allocatiefunctie en een verdelingsfunctie. De allocatiefunctie houdt een afstemming in
van arbeidsbekwaamheden en arbeidstaken op elkaar, ten einde een efficiëntie productie mogelijk te
maken. De verdelingsfunctie betreft de opbrengsten van de arbeid in de vorm van inkomen, maar
heeft ook betrekking op functieniveau, baanperspectieven, werkzekerheid, kwalificatie, aanzien enz.
Voor economen hangen allocatie en verdeling (prijsvorming) sterk samen: zonder productie geen
verdeling. Daarbij wordt er impliciet van uitgegaan dat een efficiënte allocatie ook een
gerechtvaardigde verdeling van arbeid in inkomen inhoudt. Ieder krijgt een beloning die
overeenkomst met zijn of haar productiviteit. Die opvatting is echter twijfelachtig.
De ontwikkeling van de arbeidsmarkt
De belangrijkste krachten in de ontwikkeling naar de huidige arbeidsmarkt waren de industrialisatie
en de specifieke sociaaleconomische structuur waarbinnen deze tot ontplooiing kwam, namelijk het
kapitalisme. We onderscheiden hierin 2 perioden: het pre-industriële tijdperk, waarin de
arbeidsmarkt ontstaat, en het geïndustrialiseerde tijdperk.
Gedurende vele eeuwen werd de arbeid bepaald door een aantal factoren:
1. Geslacht
2. Leeftijd
3. Familie (tradities)
, 4. Sociale afkomst
Met de opkomst van ‘vrije’ steden en het geldelijke ruilverkeer begon dit verdelingssysteem
langzaam te veranderen. Zo ontstond er een grove tweedeling tussen het agrarische platteland en de
meer ambachtelijke en handeldrijvende steden. De arbeidsdeling werd gedifferentieerder. Er
kwamen meer soorten arbeid, vooral door splitsing van taken. Toch bleven de traditionele criteria
lang hun betekenis houden. In de steden ontstonden de zogenoemde gilden die allerlei van
verschillende beroepsregels opstelden, zoals concurrentievoorschriften over kwaliteit, techniek, prijs,
sancties en dergelijke.
Maar langzaam kwam meer vrijheid van arbeid en productie op. De combinatie van groeiende
groepen stadsproletariaat en opkomende technische verbeteringen in de productiesfeer leidde tot
de eerste vormen van industriële organisatie, de manufactuur.
De mechanisatie deed zijn intrede en het proces van arbeid werd verder in deeltaken gesplitst.
Hiermee nam ook de betekenis van loonarbeid toe. Persoonlijke kwaliteiten en loonconcurrentie , de
markt dus, namen in betekenis toe.
De tegenwoordige arbeidsmarkt
Bij de tegenwoordige participatie aan de arbeid speelt de invloed van geslacht, leeftijd en sociale
afkomst steeds minder een rol. Daarvoor in de plaats in meer marktwerking en de invloed van
persoonskenmerken gekomen, evenals eigentijdse institutionele factoren. Marktwerking en
institutionele factoren (= van de overheid) als regelgeving beïnvloeden elkaar wederzijds.
Zo zijn aan de loonconcurrentie in de loop der jaren beperkingen opgelegd. De concurrentie vindt
tegenwoordig plaats binnen een institutioneel kader. Evenals de traditionele regels legt
institutionalisering van de arbeidsmarkt verdeling van arbeid vast. Er worden regels en structuren
ontwikkeld.
Institutionalisering en beleid kunnen ook betrekking hebben op de allocatiefunctie, in de zin van het
realiseren van een doelmatige, economische werking van de arbeidsmarkt. Dan gaat het vooral om
beleid dat achterstanden en onevenwichtigheden kan verminderen (onderwijs,
arbeidsomstandigheden enz.) of de concurrentie tussen bedrijven of werknemers kan verhogen of
juist kan verminderen.
Ook de vakbeweging, die meestal meer op een institutionalisering van de (inkomens)verdeling is
gericht, kan aan de bevordering van de allocatiefunctie van de arbeidsmarkt bijdragen, bijvoorbeeld
door in te zetten op scholingsmaatregelen, kinderopvang of loonmatiging.
Theoretische benaderingen
Neo-klassieke benadering:
Arbeid is een gewoon product waarvan de prijs iedere dag opnieuw wordt bepaald op de
arbeidsmarkt
De arbeidsmarkt is een gewone goederenmarkt waar arbeid een te verhandelen product is
Dus er was sprake van homogene arbeid, werknemers zijn 100% inwisselbaar. Iedereen is
perfect geïnformeerd en er is optimaal evenwicht tussen vraag en aanbod.
Beide partijen hebben bij hun handelen een doel voor ogen, namelijk een zo hoog mogelijke
winst of nut. Dit doel proberen zij door afweging van voor- en nadelen te bereiken. Zij
handelen dus rationeel.
Op deze manier bestaat er een evenwicht van vraag en aanbod, met als evenwichtsprijs het
loon.
, Op dit eenvoudige theoretische schema is veel kritiek gekomen. Ook de groep neoklassieken heeft
veel aanpassingen aangebracht. We kunnen hierin grofweg drie groepen theorieën onderscheiden,
die respectievelijk de elementen homogeniteit van arbeid, zekerheid en evenwicht centraal stellen.
- Human capital-theorie = stelt dat arbeid zich differentieert door opleidingen en scholing.
Volgens deze benadering is arbeid niet homogeen en is de arbeidsmarkt verdeeld in
submarkten die vooral door voortdurende scholingsinspanningen van werknemers aan
veranderingen onderhevig zijn.
- Zoektheorie = die stelt dat niet iedereen in zijn speurtocht naar een geschikte, of
bestbetaalde, baan over dezelfde relevante kennis van de markt beschikt. De theorie kent
daarom aan zoek- en informatiekosten veel betekenis toe. Er treedt differentiatie in arbeid
op als gevolg van verschillen in arbeidsmarktinformatie en de kosten die voor het verkrijgen
van informatie worden gemaakt.
- Onevenwichtigheidstheorie = deze theorie verwierp de evenwichtssituatie, omdat er vaak
verschillen konden optreden tussen de vraagmogelijkheden (koopkracht) en de
productiemogelijkheden (capaciteit). Deze theorie ziet in plaats van één markt een veelheid
van arbeidsmarkten werkzaam met uiteenlopende uitkomsten, ofwel uiteenlopende
afwijkingen van evenwicht(prijzen).
Het informatieprobleem van de zoektheorie legt een brug naar de tweede groep theorieën die de
neoklassieke opvatting over economisch gedrag ter discussie stelt. Zij stellen dat in de praktijk vaak
wordt getracht onzekerheden af te schermen, ook als dit een lager loon voor werknemers betekent.
Werknemers zijn dus niet voortdurend op zoek naar hoger loon. Dergelijke opvattingen zijn te vinden
in de theorie van de impliciete contracten, terwijl er wat de vragende onderneming betreft ook
aansluiting is bij de zogenoemde transactiekostentheorie.
Institutionale benadering:
Betekenis van normen, regels en structuren voor functioneren arbeidsmarkt staat centraal
Loskoppeling loonmarkt en werkgelegenheidsmarkt; de betekenis hiervan is bijvoorbeeld
terug te vinden in de zogenoemde segmentatietheorieën.
In een belangrijk voorbeeld van een segmentatietheorie wordt, in tegenstelling tot de neoklassieke
theorie, de arbeidsmarkt ruwweg in twee delen (segmenten) verdeeld. Enerzijds een heterogeen, in
veel subgroepen verdeelde arbeidsmarkt en anderzijds een meer homogene, met elkaar
concurrerende, minder beschermde groep werknemers.
De uitkomsten van de processen op beide segmenten van de arbeidsmarkt zijn zeer verschillend. Het
eerstgenoemde segment geeft een grote diversiteit aan goede arbeidsvoorwaarden te zien, het
tweede segment biedt door loonconcurrentie een minder rooskleurig beeld.
Naast marktafwegingen hebben in de institutionele theorieën ook en vooral andere afwegingen voor
het economische gedrag betekenis. Er zijn allerlei gedragsbepalende regels waarmee rekening moet
worden gehouden. Ten slotte wordt evenwicht slechts als een theoretische constructie gezien.
Theorie effeciëntielonen:
Hoger loon leidt tot hogere productiviteit en een betere verhouding
Markt is dynamisch, flexibiliteitseisen zijn hoog: traditionele methoden om personeel
tevreden te houden volstaan niet meer
De theorie legt de vinger op een belangrijk probleem: de werkgever heeft een werknemer
aangenomen en moet vervolgens diens arbeidskracht zien te benutten. Dit is vaak niet gemakkelijk:
de werknemer is immers geen machine. De werknemers is niet meer zo makkelijk tevreden gesteld.