Diagnostiek = ‘kennis door kijken’.
- Bedside test: informeel, bv. vragen welke dag het is.
- Psychograaf: grafiek voor psychologisch profiel (nooit normscores voor geweest).
- Dynamische benadering: middelpunt tussen lokalisatie en holistisch.
o Frenologie: 1-op-1 lokalisatie van hersenen en gedrag.
o Equipotentialiteit theorie: hersenen doen alles (holistisch).
Organiciteitstests, maar prestatiestaten meten geen beschadiging.
- Eclectische benadering (hypothese-toetsend): combi van kwantitatieve (test) en
kwalitatieve benadering (observatie).
- Bosten procesbenadering: klok tekenen (in VS geprobeerd te kwantificeren).
- Consistente bevinding kan bij stoornis passen.
- Syndroom: cluster symptomen met waarschijnlijk zelfde oorzaak.
- Psychopathologie: buitenproportionele reactie op neutrale stimulus.
- 4 pilaren van psychodiagnostiek observatie, anamnese, dossier, tests.
Functiestoornis: zo spaarzaam mogelijke verklaring van gedragsbeperking die gevolg is van
hersenletsel/disfunctie (discussie over of je dit mag lokaliseren).
- Neurologie gaat over cognitieve functiestoornissen in ruime zin.
- Enkelvoudige dissociatie: Laesie X = stoornis op taak A, maar niet op B.
- Dubbele dissociatie: Laesie X zoals hierboven + Laesie Y niet op A, maar wel op B.
- Gedrag-neurologische test: zo makkelijk, dat iedereen het moet kunnen (species-
wide performance expectations).
o Falen kan symptoom zijn van hersendisfunctie (niet valide).
o Body part as object: bv. doen alsof je hand een schaar is (blijkt normaal).
Hypothese toetsend model: assessment (+ hypotheses), tests kiezen, testen, integratie,
rapportage, feedback geven.
- Anamnese is nooit volledig objectief (bv. telescoop effect: gebeurtenissen van lang
geleden als recenter herinneren).
- Classificatie van angst en depressie alleen op basis van intakegesprek.
- Empirische cyclus: aanmelding hulpvraag onderkenning verklaring verslag
evaluatie.
- Betekenisanalyse (klassieke conditionering / gevoel):
o Welke verwachting/herinnering/overtuiging zit tussen stimulus en gevoel?
o Onduidelijk? Zoek naar hot thoughts over recente gebeurtenis.
- Functieanalyse (operante conditionering / gedrag):
o (Vermeend) positief gevolg vs. (feitelijk) negatief gevolg van gedrag.
- Holistische theorie: samenhang tussen ontwikkeling, persoonlijkheid en klachten
(stapje verder).
- Diagnostische (stoornis) vs. beschrijvende vraagstelling (voor behandelplan).
- Zuinigheidsprincipe: niet meer tests dan nodig voor hypothese-toetsing.
, Mental Status Evaluatie (MSE): observatie in 6 thema’s uiterlijk en gedrag; spraak en taal;
stemming en affect; gedachteproces en -inhoud; cognitie (bv. geheugen, aandacht);
prefrontaal functioneren.
Verbal response latency: tijd tussen moment dat ene stopt met praten en ander begint.
Maximaliseren / testing-the-limits: zorgen dat patiënt best mogelijke prestatie kan geven,
ongeacht beperkingen (focus op patiënt zelf).
Optimaliseren: optimale testomstandigheden creëren (bv. stille omgeving bij PTSS).
Soorten testbatterij:
- Standaard (cognitive metric approach) stoornis/populatie-specifiek, standaard
afname, minder kennis nodig, makkelijker vergelijken, grote groep kunnen
onderzoeken, economisch, maar tijdrovend.
- Flexibel (flexible approach) hypothese-specifiek, hypotheses kunnen bijstellen,
maar veel kennis nodig en kans om dingen over het hoofd te zien.
- Cross-batterij methode: tests uit verschillende batterijen.
Stoorfactor: invloed op testresultaten die niet valt binnen meetpretentie van test.
- Extern omgeving, onderzoek-fouten.
- Intern patiënt (bv. medicatie), laesie (bv. grootte), tijd (bv. leeftijd, moment
hersenbeschadiging).
- Pathognomische kenmerken: gedrag direct door hersenbeschadiging/disfunctie.
Computer-ondersteunende diagnostiek:
- Voordeel standaardisatie, betrouwbaar, direct analyse mogelijk, veel
parallelversies, reactietijd meting.
- Nadeel mogelijk ander construct meten, snel verouderd, geen gedrag, verschillen
in computervaardigheid, kostbaar, beperkt materiaal mogelijk.
- Experts interpreteren beter, maar het kan wel helpen bij testafname of scoren.
- ANDI: programma dat profielen maakt o.b.v. data berekeningen.
o Ook tegen over-interpretatie van losse scores.
Symptoomvaliditeitstest (SVT): meet onderpresteren (malingeren/simuleren = opzettelijk).
- Afkappunten zodat patiënten met hersenletsel het zouden kunnen.
- Aggreveren: symptomen bewust overdrijven.
- Embedded effort measures in testen zijn onvoldoende sensitief en specifiek.
- Weinig bewijs dat symptomen van stoornissen leiden tot onderpresteren.
o Cognitieve inspanningshypothese: bij depressie slechter presteren op taken
die mentale inspanning vragen (klopt alleen bij geheugen).