Samenvatting
Goederenrecht
Tentamenperiode 1
H1 t/m H5
Bram Witjes – 567961
BMN-C01
C-Cluster – Periode 1
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
Bedrijfskunde MER
Schooljaar 2016- 2017
,Bram Witjes – BMN-C01
Samenvatting Goederenrecht H1 t/m H5
C-Cluster – Periode 1
Inhoudsopgave Goederenrecht
HOOFDSTUK 1 – VERMOGENSRECHT ....................................................................................... 3
HOOFDSTUK 2 – EIGENDOMSRECHTEN ................................................................................... 7
HOOFDSTUK 3 – ZAKELIJKE RECHTEN .................................................................................. 10
HOOFDSTUK 4 – PANDRECHT EN HYPOTHEEKRECHT ........................................................ 12
HOOFDSTUK 5 – VERHAALSRECHT EN FAILLISSEMENT .................................................... 15
2
,Bram Witjes – BMN-C01
Samenvatting Goederenrecht H1 t/m H5
C-Cluster – Periode 1
Hoofdstuk 1 – Vermogensrecht
Vermogensrecht
Goederenrecht Verbintenissenrecht
Vermogen Bestaat uit een vermogen uit goederen (activa) verminderd met schulden
(passiva).
Goederenrecht Verhouding tussen persoon en goed.
Verbintenissenrecht Verhouding tussen personen.
Zaken Tastbare concrete objecten, denk aan: smartphone, gebouw en vrachtwagen.
Zaken
Onroerend Roerend
Onroerende zaken zijn:
Grond,
De nog niet gewonnen delfstoffen,
De met de grond verenigde beplantingen,
Gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd (weg,
televisiemast, dijk).
Roerende zaken zijn:
Alle zaken die niet onroerend zijn, zoals: auto, tv, magnetron, bureau, vliegtuig,
fiets en iPad.
3
,Bram Witjes – BMN-C01
Samenvatting Goederenrecht H1 t/m H5
C-Cluster – Periode 1
Registergoederen Goederen waarbij voor de eigendomsoverdracht of voor de
vestiging van bepaalde rechten, inschrijving in openbare registers noodzakelijk is.
Deze registers worden bijgehouden door het Kadaster.
Registergoederen zijn:
Alle onroerende zaken (grond, bedrijfspanden en woningen),
Geregistreerde schepen en luchtvaartuigen,
Beperkte rechten op onroerende zaken, schepen en vliegtuigen, zoals
hypotheekrecht en het recht van erfdienstbaarheid.
Niet-registergoederen Goederen die niet genoodzaakt zijn voor een inschrijving in
de openbare registers bij het Kadaster.
Voorbeelden zijn: Vrachtwagen, voorraden, computer, auto en bankstel.
Het verschil tussen een registergoed en een niet-registergoed is onder andere belang
bij:
Eigendomsoverdracht, en
Bij kredietverlening op basis van pand- en hypotheekrecht.
Vermogensrechten
Absoluut Relatief
Vermogensrechten Rechten die je kunt verkopen of die financieel voordeel
kunnen opleveren.
Voorbeeld:
Vordering van verkoper op koper.
Vordering van verhuurder op huurder.
Zijn geld waard en zijn verkoopbaar.
4
, Bram Witjes – BMN-C01
Samenvatting Goederenrecht H1 t/m H5
C-Cluster – Periode 1
Absoluut vermogensrecht Kan je tegenover iedereen inroepen, tegen burgers en
organisaties.
Voorbeeld: Eigendom en rechten van intellectueel eigendoom (octrooi).
Eigendomsrecht
Recht van erfdienstbaarheid
Recht van erfpacht
Recht van opstal
Appartementsrecht
Recht van pand
Recht van hypotheek
Relatief vermogensrecht Kan je, in tegenstelling tot een absoluut vermogensrecht,
alleen maar tegenover één bepaalde burger of organisatie uitoefenen.
Ook wel persoonlijk recht genoemd.
Voorbeelden:
Betaling van koopprijs
Vergoeding van schade bij een verkeersongeluk
Levering van een besteld product
Betaling van loon
Verschillen tussen absoluut en relatief recht
Absoluut recht Relatief recht
Werkt tegenover iedereen. Werkt tegenover één persoon.
Rechtsverhouding tussen een persoon en Rechtsverhouding van persoon tot
een zaak (= zaak + recht). persoon.
Een ouder absoluut recht gaat voor op Tijdstip van het ontstaan van het relatieve
een jonger absoluut recht. recht is niet relevant: iedereen met een
relatief vorderingsrecht (= schuldeiser) is
gelijk.
Geen nadeel bij faillissement: het recht Wel nadeel bij faillissement: het recht kan
kan volledig worden toegepast. slechts beperkt of helemaal niet worden
toegepast.
Kwalitatieve plicht Een afspraak tussen twee partijen met (passieve) plicht voor één
partij en deze plicht geldt automatisch ook voor partij drie en vier etc.
Dulden Toestaan.
Kettingbeding Iets te doen of te laten. De verplichting om opnieuw het
(ketting)beding overeen te komen met een opvolgend eigenaar en deze verplichting
daarbij te verleggen (de ketting)
Doel hiervan: het binden van rechtsopvolgers door middel van een overeenkomst.
Hierbij is een boetebepaling gekoppeld aan deze verplichtingen.
5