Samenvatting: Literatuur Ouderenpsychologie Fleur Henckens
2022/2023
HANDBOEK OUDERENPSYCHOLOGIE
Hoofdstuk 3: Sociaal netwerk en persoonlijke relaties
3.1: Inleiding
De persoonlijke relaties nemen een belangrijke plaats in binnen het leven van ouderen. Regelmatig
contact met kinderen, familie, buren en vrienden bevordert gevoelens van geborgenheid en sociale
integratie en vermindert gevoelens van eenzaamheid. De persoonlijke relaties vormen de belangrijkste
bron van steun en zorg in moeilijke tijden.
Er is een landelijk langlopend onderzoek naar het sociaal functioneren van ouderen in Nederland. Dit
onderzoek bestaat uit 2 programma’s, namelijk:
• Leefvormen en sociale netwerken van ouderen (LSN): In het programma LSN werden bij
4494 mensen tussen de 54 en de 89 jaar gegevens verzameld.
• Longitudinal Aging Study Amsterdam (LASA): In het programma LASA werden sinds
1992/1993 bij 3107 mensen elke drie jaar gegevens verzameld. In 2002 en 2012 werden
respectievelijk 1002 en 1023 mensen tussen de 55 en de 64 jaar aan het programma
toegevoegd.
3.2: Vormkenmerken netwerken
3.2.1: Onderzoek naar netwerken
Het aantal persoonlijke relaties van een persoon en het aantal groepen in de samenleving waarvan een
persoon deel uitmaakt, geven een indicatie van de mate van sociale integratie van het individu.
Vergelijk bijvoorbeeld een oudere met een klein netwerk dat alleen uit familieleden bestaat met een
oudere die een groot netwerk heeft waarin relaties met familieleden, vrienden, buren en leden van
organisaties zijn opgenomen. Dergelijke vormkenmerken beschrijven de beschikbaarheid van de
relaties, maar zeggen weinig over de inhoud van de relaties.
In de onderzoeken LSN en LASA is ervoor gekozen om de sociale netwerken van ouderen te
onderzoeken aan de hand van 3 criteria, namelijk:
• De personen vertegenwoordigen verschillende relatiedomeinen: partner, kinderen, familie,
buurtgenoten, personen van werk en opleiding, leden van organisaties en vrienden.
• Met deze personen onderhouden de deelnemers regelmatig contact.
• De relatie met deze personen is belangrijk voor de deelnemers.
Deze methode leverde een netwerk op waarin verschillende relatietypen in potentie aanwezig zijn.
3.2.2: Omvang, samenstelling en nabijheid
Gemiddeld genomen bestaat het sociale netwerk van ouderen van 55 jaar en ouder uit 18 relaties.
Ongeveer 7% van de ouderen noemt 0 tot maximaal 5 personen, 58% noemt 6 tot maximaal 20
personen en 35% noemt meer dan 20 personen. Vrouwen hebben gemiddeld genomen een groter
sociaal netwerk dan mannen.
De netwerkomvang neemt af met de leeftijd. De ouderen tussen de 55 en de 64 jaar hebben gemiddeld
genomen 20 personen in hun sociale netwerk, ouderen tussen de 65 en de 84 jaar hebben gemiddeld
genomen 17 personen in hun sociale netwerk en 85+’ers hebben gemiddeld genomen 14 personen in
hun sociale netwerk. Ouderen met een lager opleidingsniveau hebben gemiddeld 16 personen in hun
sociale netwerk en ouderen met een gemiddeld of hoger opleidingsniveau hebben gemiddeld 18
personen in hun sociale netwerk. De leefsituatie van de oudere maakt veel uit voor de omvang van het
sociale netwerk. Ouderen die met hun partner samenwonen hebben gemiddeld genomen 20 personen
in hun sociale netwerk en ouderen zonder partner hebben gemiddeld genomen 15 personen in het
sociale netwerk.
,Samenvatting: Literatuur Ouderenpsychologie Fleur Henckens
2022/2023
De sociale netwerken van de ouderen die meedoen aan de onderzoeken bestaat gemiddeld genomen
voor 2/3e uit verwanten. De oudste ouderen en degenen met een lagere sociaaleconomische status
hebben een groter aandeel verwanten in hun netwerk dan de jongere ouderen en degenen met een
hogere sociaaleconomische status. De omvang en de samenstelling van het sociale netwerk hangen
met elkaar samen: ouderen met een kleiner aantal sociale relaties, heeft een groter aandeel
familieleden in het sociale netwerk dan ouderen met een groter aantal sociale relaties.
De personen die deel uitmaken van het sociale netwerk is afhankelijk van de beschikbaarheid van de
partner en de kinderen. Kinderloze ouderen hebben kleinere sociale netwerken dan de ouderen met
kinderen. Wanneer de kinderen niet meegeteld worden, hebben kinderloze ouderen even grote sociale
netwerken met gelijke aantal vrienden, buren en andere niet-verwanten als ouderen die wel kinderen
hebben.
Contacten in de buurt zijn belangrijke bronnen van steun voor ouderen. Voor kortdurende hulp van
praktische aard wordt vaak een beroep gedaan op mensen in de buurt. Gemiddeld genomen woont
ongeveer de helft van de netwerkleden met wie men vaak contact heeft, binnen 10 minuten reisafstand
van de oudere af. Meestal zijn dit de kinderen of andere familieleden. De buurtnetwerken blijken
vooral klein te zijn bij alleenstaande ouderen in grote steden.
3.3: Inhoudelijke kenmerken netwerken
3.3.1: Steun uitwisselen
De aanwezigheid van verschillende soorten relaties zegt weinig over de aard van de interacties binnen
deze relatie. Emotionele en instrumentele steun is voor ouderen vaak belangrijk. Meestal wordt hierbij
de nadruk gelegd op het ontvangen van steun, maar ouderen zijn ook in staat om steun te geven.
De instrumentele steun verwijst naar praktische hulp. Opvallend is dat mannen, jongere ouderen en
hogere sociaaleconomische statusgroepen meer instrumentele geven dan vrouwen, oudere ouderen en
lagere sociaaleconomische statusgroepen. Er is echter geen verschil in de ontvangen instrumentele
steun naar sekse, leeftijd of sociaaleconomische status.
De emotionele steun verwijst naar het bespreken van persoonlijke problemen of belevenissen in het
contact met de ander. De uitwisseling van emotionele steun vindt vaker en in meer relaties plaats dan
de uitwisseling van instrumentele steun. Het uitwisselen van emotionele steun is meer een zaak voor
vrouwen dan voor mannen, meer een zaak voor jongere ouderen dan voor oudere ouderen en meer een
zaak voor ouderen uit de hogere sociaaleconomische statusgroepen dan voor ouderen uit de lagere
sociaaleconomische statusgroepen.
De relatie met de partner wordt gekenmerkt door de intensiefste uitwisseling van instrumentele en
emotionele steun. Ook binnen de relatie met de kinderen wordt zowel instrumentele als emotionele
steun uitgewisseld, maar de emotionele steun wordt het meest uitgewisseld. De instrumentele steun
komt vooral van familieleden en buren en minder van vrienden en kennissen. De emotionele steun
komt vooral van vrienden en familieleden en minder van buren. Aan deze rangschikking liggen twee
principes ten grondslag. Het eerste principe is dat de oudere zelf vooral voorkeur heeft voor steun van
personen die dichtbij hem staan. Het tweede principe is dat sommige relatietypen beter geschikt zijn
voor het verkrijgen van praktische steun, zoals de buren, en andere relatietypen beter geschikt zijn
voor het geven en verkrijgen van emotionele steun, zoals de vrienden.
3.3.2: Reciprociteit
Reciprociteit verwijst naar de mate waarin het geven en ontvangen van steun met elkaar in balans
zijn. De relaties van ouderen kenmerken zich in het algemeen door een redelijke balans in het
uitwisselen van emotionele steun, maar de praktische steun is meer uit balans. Uit onderzoek naar
reciprociteit is gebleken dat ouderen meer instrumentele steun krijgen dan geven in de relaties met
kinderen en andere familieleden. Ook in de relaties met personen uit de buurt is er weinig sprake van
een balans in de steunuitwisseling. Deze disbalans is voor beide relatietypen geen reden om het
, Samenvatting: Literatuur Ouderenpsychologie Fleur Henckens
2022/2023
contact te verbreken. Naarmate mensen ouder worden, blijven onevenwichtige relaties met belangrijke
personen tot het sociale netwerk behoren. Er zijn echter wel aanwijzingen dat het geven van steun aan
anderen in het verleden de kans vergroot dat men op latere leeftijd steun terugkrijgt binnen deze
relaties.
3.4: Netwerken in levensloopperspectief
3.4.1: Theorieën over netwerkveranderingen
Het netwerk op oudere leeftijd kan niet los gezien worden van het leven dat men daarvoor heeft geleid.
Het netwerk op oudere leeftijd is het resultaat van het levenslang verwerven, ontwikkelen en
verbreken van persoonlijke relaties. Er zijn verschillende verklaringen voor de veranderingen in de
omvang, samenstelling en inhoud van het sociale netwerk, namelijk:
• Konvooimodel (Kahn & Antonucci): Het uitgangspunt van het konvooimodel is dat
veranderingen in het netwerk vooral gelegen ligt in de mogelijkheden van personen om
relaties aan te gaan en te behouden. Deze mogelijkheden worden sterk bepaald door de rollen
die personen in hun leven vervullen. De wijzigingen die zich tijdens het leven voordoen op het
gebied van arbeid, huwelijk en huisvesting, hebben een langdurige invloed op de ontwikkeling
van het persoonlijke netwerk.
• Socio-emotional selectivity theory (Carstensen): Het uitgangspunt van de socio-emotional
selectivity theory is dat het onderhouden van persoonlijke relaties twee doelen heeft,
namelijk: instrumentele doelen en/of emotionele doelen. Naarmate mensen ouder worden,
neemt het belang van emotionele doelen toe en komt dit te staan boven het belang van
instrumentele doelen. Om deze reden kiezen ouderen ervoor om deze relaties, waarbij het
verkrijgen van emotionele steun en geborgenheid centraal staan, te behouden.
3.4.2: Veranderingen in relaties op oudere leeftijd
De omvang van het persoonlijke netwerk neemt gemiddeld licht af, omdat het verlies aan relaties
(meestal niet-verwanten) niet volledig gecompenseerd wordt door nieuwe relaties. Het lijkt erop dat
met het ouder worden vooral geconcentreerd wordt op de nabij staande personen en minder
geconcentreerd wordt op de contacten die emotioneel gezien verder van de oudere afstaat. Dit
ondersteunt de veronderstellingen van de socio-emotional selectivity theory.
Het verlies van de partner heeft gevolgen voor het functioneren van het relatienetwerk. De kinderen en
vrienden staan de oudere na het verlies van de partner het meest bij met emotionele steun. Deze extra
ondersteuning wordt 2.5 jaar na het verweduwen volgehouden, maar daarna neemt de extra
ondersteuning weer af. Vrouwen gaan vaak nieuwe netwerkrelaties aan en doen hier veel moeite voor.
Mannen vinden de weduwstaat een moeilijke situatie, waardoor het risico op depressie en
eenzaamheid bij hen verhoogd wordt. Dit ondersteunt de veronderstellingen van het konvooimodel.
Er zijn drie belangrijke transities die bijdragen tot investering of vervanging van relaties in het
netwerk, namelijk: grootouderschap, verhuizing en pensionering.
3.5: Gezondheid en netwerk
De gezondheid hangt op verschillende manieren samen met het netwerk, namelijk:
• Een goede gezondheid is een vereiste om relaties met anderen te kunnen onderhouden. Uit
onderzoek is gebleken dat hoe beter de eigen gezondheid is, hoe groter het netwerk is en hoe
meer instrumentele steun er gegeven wordt.
• Een goed netwerk bevordert de gezondheid. Netwerken vormen een buffer tegen de negatieve
gevolgen van ingrijpende gebeurtenissen en bevorderen op deze manier de fysieke en
emotionele gezondheid. Zo leven mensen met gezondheidsproblemen langer als zij grotere
netwerken hebben en/of veel emotionele steun van de omgeving krijgen. Een klein netwerk of
weinig steun ontvangen, blijkt vooral bij mannen tot een depressieve stemming te leiden. Een