Samenvatting Bedrijfsorganisatie
Hoofdstuk 1. Organisatiekunde in historisch perspectief
1.1 Wat is een organisatie
Alle organisaties hebben drie dingen gemeen: Ze beschikken over doelstellingen, mensen en
middelen. Onder het begrip ‘organisatie’ vallen; bedrijven (met daarbinnen ondernemingen en non-
profitorganisaties) en overige samenwerkingsverbanden. (Sportvereniging, kerk).
Organisaties kunnen ook worden ingedeeld volgens juridische criteria. Dit komt neer op organisaties
zonder rechtspersoonlijkheid (eenmanszaak vennootschap) en de organisaties met
rechtspersoonlijkheid (besloten vennootschap, naamloze vennootschap, vereniging, etc.)
1.2 Globale ontwikkelingen in de organisatietheorie
1800 Eerste Industriële Revolutie
Eind 19e eeuw Eerste publicaties over organisatiekunde
Eind 19e eeuw – 1935 Vaste regels en doelstellingen, scientific management, kwantitatieve
benadering, streven naar efficiency, lopende band werd geïntroduceerd,
invoeren prestatiebeloning. Henri Fayol, general management theory,
plannen, organiseren, opdrachten geven, coördineren en controleren.
1935 – 1955 Benadering Human Relations, revisionisme – human relations en
scientific management integreren; taakroulatie, taakverruiming,
taakverrijking.
1955 – heden Grote maatschappelijke veranderingen door binnenlandse en
buitenlandse gebeurtenissen/ontwikkelingen. Technologische
verandering, eerste mens op de maan (1969). Systeemtheorie. 1 januari
2002, invoering euro. Samenwerkingsverband Europese landen.
Werkoverleg, medezeggenschap, delegatie. Wet op ondernemingsraden
(1950). Contingentiebenadering (situationeel leiderschap)
Peter Drucker – kennisrevolutie.
Henry Mintzberg – basisconfiguraties, ideaaltypen van de manier van
leidinggeven en strucureren.
Michael Porter – vijfkrachtenmodel, nuttig hulpmiddel voor analyseren
van markt en concurrentie.
Michael Hammer – nieuwe tijden vragen om meer zelfsturing van
werknemers.
Flexibiliteit, vernieuwing,
Kortom: efficiency, kwaliteit, flexibiliteit, innovatie.
1.3 Het economisch kringloopmodel
De wisselwerking tussen de verschillende organisaties. ->
de motor van onze maatschappij.
Organisatiekunde = het systematisch en gestructureerd
nadenken over organiseren en organisaties.
Mensen en middelen = input
Producten en diensten = output
, 1.4 Het managementproces
Managers zijn ‘gewone medewerkers’, management moet inputfactoren sturen om de effectiviteit
van de organisatie te vergroten. Door deze factoren in te zetten en te combineren kan de output zo
dicht mogelijk bij de doelstellingen in de buurt komen. Oftewel; juiste producten, juiste prijs, juiste
plaats en optimaal communiceren met afnemer.
De managementtaak kan worden gecomprimeerd tot drie functies:
1. Beleidsvorming (analyseren, doelstellingen en plannen maken)
2. Structurering (een organisatiestructuur ontwerpen)
3. Uitvoering (doen uitvoeren, beheersen en bijsturen)
Beleidsvorming
Vindt plaats op verschillende managementniveaus in de organisatie.
Top: koersbepaling en structurering op ondernemingsniveau
Lager: ondernemingsbeleid wordt verder uitgewerkt, door op basis van een analyse en doelstellingen
en strategie te formuleren.
Stakeholders = belanghebbenden.
Intern: Aandeelhouders.
Extern: Afnemers.
Organisatie is deel van een externe omgeving. Er zijn kansen en bedreigingen. Bedrijf moet plannen
om zo de ontwikkelingen te anticiperen. Hiervoor kan je een interne sterkte-zwakte analyse
gebruiken. Dit laat de financiële positie zien. Constituerende beslissingen, constitueren is het
scheppen van een kader waarbinnen de daadwerkelijke uitvoering kan plaatsvinden. Het gaat om
doelstellingen en strategieën vast te stellen, maar ook om voorwaarden en omstandigheden te
scheppen om de doelstellingen te kunnen waarmaken.
Structurering
Structurering duidt op het verdelen van functies, de toekenning van bevoegdheden en
verantwoordelijkheden en de vaststelling van de communicatiestructuur.
Constituerende (beleid intensieve) en dirigerende (beleidsuitvoerende) beslissingen kunnen
voorkomen.
Uitvoering
Commander: uitvoeren, Contrôler: beheersen. En bijsturen van de processen bepaalt de niveau van
het uitvoeren. Interne afstemming: het op gang brengen en sturen van dagelijkse actie.