Samenvatting: Een wereld vol geloof – Erik Idema
Hoofdstuk 1: Wereldgodsdiensten
Waarom godsdienst op school?
Veel mensen vinden het niet erg dat er geen aandacht aan dit vakgebied besteed wordt. Ze verwijzen
naar het privékarakter van godsdienst: geloven wordt door veel mensen beschouwd als een
individuele zaak. We laten ons door niemand meer voorschrijven wat we moeten denken en geloven,
en dat willen we graag zo houden. Sommige mensen leiden daar uit af dat godsdienst ook geen
aandacht hoort te krijgen in het onderwijs: de overheid moet zich niet bemoeien met het geloof van
mensen. Godsdienst is iets van thuis en niet iets wat op school thuishoort. Dit is niet terecht.
Het vakgebied wereldreligies zou een vaste plek moeten hebben in het basisonderwijs, zodat iedere
Nederlander iets weet van de godsdienstige tradities die in de wereld bepalend zijn.
Wat is godsdienst?
Wat is het verschil tussen religie en godsdienst?
Godsdienst: beschrijft in één keer alle verschillende geloofsrichtingen samen, zonder daarbij een
oordeel uit te spreken over de waarheid of onwaarheid van wat mensen geloven. Religie heeft
dezelfde betekenis en komt van het Latijnse religare, dat vastbinden betekent. Religie wordt gebruikt
als aanduiding voor alles wat met die verbinding (zichtbaar of niet) tussen mensen en goden te
maken heeft. L. Laeyendecker geeft als betekenis op godsdienst of religie:
“Het traditionele begrip religie duidt op die (klasse van) verschijnselen waarin mensen hun
relatie tot een god of goden tot uitdrukking brengen.”
Religie gaat tegelijk over de hogere machten (“transcendente werkelijkheid”) en over mensen.
Mensen ervaren een relatie met die andere werkelijkheid, die ze tot uitdrukking brengen in woorden,
handelingen en beelden. Dat alles vatten we samen met het begrip godsdienst. Godsdiensten
hebben veel met elkaar gemeen:
- Er wordt aandacht besteed aan de vraag naar de oorsprong en het doel van het leven.
- Bepaalde voorstelling over een hogere werkelijkheid
- Godsdienstige tradities proberen dingen onder woorden te brengen die op het eerste gezicht
niet te benoemen zijn.
- Overeenkomsten in rituelen: bidden, men maakt reizen en men viert een aantal belangrijke
momenten in het leven of in het jaar.
- Het vertellen van verhalen is een vrij universeel godsdienstig verschijnsel
Wij lezen thuis de Bijbel. Hoef ik dan niet naar de godsdienstles?
In vrijwel elke godsdienst speelt een historisch figuur een belangrijke rol. In alle vijf de grote
wereldgodsdiensten is het zo, dat de verhalen eerst eeuwenlang mondeling werden doorverteld.
Daarna werd het opgeschreven en ontstond er behoefte aan institutionalisering: verschillende zaken
moeten geregeld en afgesproken worden. Het komt voor dat de godsdienst in contact en/of conflict
komt met politieke machthebbers van een gebied.
Jodendom, christendom en Islam zijn een belangrijke periode de staatsgodsdienst geweest
van een gebied waarin de godsdienst zich ontwikkelde.
Hindoeïsme is in grote gebieden ook zeer bepalend (geweest) voor de manier waarop het
gebied bestuurd werd.
Mensen gaan ‘hervormen’ als ze te ver van de oorspronkelijke bedoeling van hun godsdienst zijn
afgedwaald. Denk aan modernisering: veel godsdienstige mensen hebben behoefte om hun
godsdienst meer aan te passen aan de moderne tijd.
Jorieke Metsemakers - 1
,Kenmerken die wereldgodsdiensten met elkaar gemeen hebben:
- De vragen waarop mensen een antwoord proberen te vinden.
- De betrokkenheid op het hogere.
- Rituelen.
- Verhalen.
- Ontwikkeling in de loop van de tijd.
In de godsdienstlessen zoek je verbanden met kinderen: waar ben je dat eerder tegengekomen?
Verspreiding van de godsdiensten
Een belangrijke taak van het vak wereldgodsdiensten is dat kinderen kunnen leren om over de
grenzen van hun eigen leefwereld heen te kijken. Ze zullen zien dat het op andere delen van de
wereld heel anders gaat of ze merken dat er overeenkomsten zijn. De wereldwijde spreiding en
concentraties van godsdiensten heeft allerlei achtergronden:
- Historisch: vluchtelingen komen naar een bepaald gebied om het geloof te belijden.
- Cultureel: het doorgeven per generatie, de erfelijkheid.
- Maatschappelijk: politieke machthebbers hebben veel invloed op de godsdienst van hun
onderdanen.
De grote en de kleine wereld
De wereld wordt groter en komt dichterbij gevolg: we komen meer in contact met andere
religieuze tradities. In ons land leven we met steeds meer nationaliteiten en godsdienstige tradities
bij elkaar. Wat houdt andere mensen bezig? Is een belangrijke vraag die een deel van de mensen zich
afvraagt. Een ander deel heeft een totale desinteresse naar de nieuwe groep en dit leidt tot onbegrip
en irritatie: twee begrippen die een grote bedreiging vormen voor de manier waarop we in
Nederland samenleven.
Interreligieuze ontmoeting
Het doel is niet zo veel mogelijk naar elkaar toegroeien, maar dat je oog krijgt voor de wereld die
andere mensen voor jou vertegenwoordigen. Het leidt tot begrip voor elkaar, het helpt je ook in het
vormen van je eigen identiteit en je komt erachter wie je zelf werkelijk bent.
Noodzaak van godsdienst in het onderwijs: enige kennis van de wereldgodsdiensten is noodzakelijk
om andere mensen met begrip te kunnen ontmoeten en dus de samenleving leefbaar te houden. Het
is daarom van groot belang om kinderen al vroeg in aanraking te laten komen met de religieuze
rijkdommen van de wereld om hen heen. Ontmoetingen helpt hen om hun eigen
levensbeschouwelijke overtuiging te vormen. Waar kom ik vandaan? Waar ga ik naartoe? Wat is de
zin van het bestaan en hoe is het begonnen?
Woordenlijst wereldgodsdiensten
Godsdienst: de dienst aan god/goden, alles wat te maken heeft met de relatie tussen
mensen en een hogere macht. Het woord godsdienst heeft dezelfde betekenis als ‘religie’.
Institutionalisering: de fase van ontwikkeling in een godsdienst waarin dingen worden
geregeld en vastgelegd.
Religie: (klasse van) verschijnselen waarin mensen hun relatie tot een god of goden tot
uitdrukking brengen. Het woord is afkomstig van het Latijnse religare: vastbinden.
Rituelen: vaste gewoonten met een godsdienstige betekenis.
Transcendente werkelijkheid: hogere werkelijkheid.
Jorieke Metsemakers - 2
,Hoofdstuk 2: Hindoeïsme
Wanneer is het hindoeïsme ontstaan
In 2004 woonden in Nederland ongeveer 99.000 hindoes en wereldwijd zo’n 850 miljoen, waarvan
verreweg de meesten in India wonen. Het woord hindoeïsme verwijst naar de rivier de Indus, in het
huidige Pakistan.
De Indus-cultuur (2500 v. Chr.)
Zo’n 4500 jaar geleden (2500 v. Chr.) woonden er veel mensen aan de oevers van de rivier de Indus.
In deze tijd waren rivieren erg belangrijk (water, vis, wassen, behoefte doen) en is de grond rondom
rivieren vaak heel vruchtbaar. Er vloeide in de buurt van de rivier dan ook een rijke cultuur.
Harappa en Mohenjadaro zijn twee grote steden die daar gebouwd zijn.
Vondsten uit opgravingen:
- De Indus-cultuur moet een vrij hoogstaande beschaving zijn geweest.
- Afbeeldingen waaruit blijkt dat er een aantal dieren was, dat als heilig werd beschouwd.
- Uit waterbassins bij de ingangen van tempels blijkt dat mensen rituele reinigingen deden.
- Afbeeldingen van goden, die een lichaamshouding hebben van hindoeïstische yogahouding.
Door deze vondsten gingen ze ervan uit dat het hindoeïsme wortels heeft in de Indus-cultuur.
Vedische tijd (1200 – 500 v. Chr.)
Geschreven teksten: de veda’s (veda = wijsheid), stammen uit een periode waarin de bloeitijd van de
Indus-cultuur al weer voorbij was. Veel hindoes zien dit als een belangrijke tijd: belangrijke boeken
zijn geschreven en de rituelen die nog steeds de kern vormen zijn ontwikkeld. Volgens hindoes zijn
de veda’s door halfgoddelijke mensen geschreven. In het Vedisch geschreven en daaruit is later het
Sanskriet ontstaan.
Langzaam maar zeker groeide het besef dat rituelen niet zomaar wat versieringen van de godsdienst
zijn, maar dat een mens in zijn leven echt rituelen nodig heeft. In de Vedische tijd gingen mensen er
bijvoorbeeld steeds sterker vanuit dat een zonneritueel nodig is om de zon te laten komen.
De tijd van het oudere hindoeïsme (500 v. Chr. – 800 na Chr.)
Na de Vedische tijd volgde een periode waarin het hindoeïsme in bepaalde opzichten veranderde. Je
kunt eigenlijk pas vanaf 500 v. Chr. spreken van hindoeïsme. In de tijd van het oudere hindoeïsme
zijn de verschillen met het hindoeïsme van nu een stuk kleiner geworden en zijn er veel teksten
ontstaan, waarin de ideeën over goden en mensen verder werden uitgewerkt en meer lijken om het
hindoeïsme van nu.
Mahabharata: belangrijke tekst geschreven tussen 200 v. Chr. en 200 na Chr. Het Bhagavadgita is
nog steeds een populair onderdeel en wordt beschouwd als hun belangrijkste heilige boek.
Wanneer is het hindoeïsme ontstaan? Je kunt met zekerheid zeggen dat het vanaf 500 v. Chr.
bestaat. Wanneer het precies ontstaan is, kan niemand echter met zekerheid zeggen.
Hindoeïsme: een verzamelnaam
Vanaf het begin zijn er binnen het hindoeïsme grote verschillen geweest. Dit komt omdat de mensen
die bij de rivier de Indus woonden, hindoe genoemd werden. Er werd niet gelet op wat ze precies
dachten en deden. Hindoes vinden godsdienst een persoonlijke zaak en leggen meer de nadruk op
wat je doet dan op wat je gelooft. Het is dan ook bijna onmogelijk om afgestoten te worden.
Het hindoeïsme kent ook geen instantie die vaststelt wat de ware leer is en die in de gaten
houdt of iedereen zich daar wel aan houdt. Het is daarom lastig om over ‘hèt geloof van de
hindoes’ te spreken.
Jorieke Metsemakers - 3
,Hindoes in onze tijd
Ook na de tijd van het oudere hindoeïsme bleef de godsdienst steeds in beweging. Een bekend
voorbeeld van een verandering is het leven en werk van Mahatma Gandhi (1869 – 1948). Hij heeft
ervoor gezorgd dat het kastenstelsel in India officieel afgeschaft werd. Het kastenstelsel is een
systeem waarin vanaf de geboorte vastligt in welke lage/hoge kaste je thuishoort. Het is nog wel zo
dat het kastenstelsel in het denken van veel hindoes nog steeds een belangrijke rol speelt.
De 99.000 hindoes in Nederland zijn in drie groepen te verdelen:
1. Mensen rechtstreeks uit India en Pakistan die godsdienstige tradities hebben meegenomen.
En de Nederlandse Tamils uit Sri Lanka die rechtstreeks uit hun moederland zijn gekomen.
2. Grootste deel is afkomstig uit Suriname. In 1863 werd daar de slavernij afgeschaft en om het
ten ondergaan van de plantages tegen te gaan, kwamen veel mensen uit India als
contractarbeider. Rond de tijd dat Suriname onafhankelijk werd (in 1975), kwamen veel van
hen naar Nederland.
3. De autochtone Nederlanders die zich aangetrokken voelen tot het hindoeïsme. De leiders zijn
wel afkomstig uit India, maar de meeste volgelingen zijn westerling: Hare krishnabeweging.
Wat geloven hindoes
Leer en praktijk
Veel verschillen in wat mensen geloven: de god is een persoon tegenover de god is geen persoon. Zij
geloven in een goddelijk principe dat de oorsprong en het doel van het leven is: Brahman. De
verschillen hebben te maken met het feit dat hindoeïsme meer gericht is op de praktijk en niet op de
leer. Het leert mensen hoe ze in het leven kunnen staan, pas daarna komen theorieën over de
hogere werkelijkheden. Naast de grote verschillen, zijn er opvattingen die alle hindoes accepteren:
- De hogere werkelijkheid/transcendente werkelijkheid: sommige persoonlijk en anderen
onpersoonlijk. Spreken, denken en daden verrichten beschouwen zij als dingen die op de
aarde thuishoren. In een hogere werkelijkheid bestaan dat soort dingen niet meer.
- Het geloven in het bestaan van meerdere goden (polytheïstisch): er zijn 1000 goden waarbij
een aantal wereldwijd vereerd, maar er zijn ook veel goden voor een bepaalde plaats of
familie belangrijk. Goden lijken veel op mensen, maar daarnaast hebben ze gaven die
gewone mensen niet hebben.
Bij het geloof in een goddelijk principe (Brahman) wordt gedacht dat de wereld is ontstaan vanuit het
Brahman. Ook de mensen, dus: in ieder mens is een diepe kern (Atman) bewaard gebleven die
rechtstreeks voortkomt uit het goddelijke (Brahman).
‘Atman = Brahman’: diepste kern van het mens-zijn staat gelijk aan de hogere werkelijkheid.
Doel: ervoor zorgen dat het Atman weer teruggaat naar het Brahman, dat je weer één wordt
met het goddelijke principe, dan heb je de verlossing bereikt. Daarvoor moet veel gebeuren.
Atman is nog kleiner dan de ziel, de ziel van de mens staat gelijk aan een persoonlijkheid.
Karma en reïncarnatie
Reïncarnatie (= wedergeboorte) is een belangrijke gedachte binnen het hindoeïsme: na de dood
komt een mens terug op de aarde. In wat voor leven je terechtkomt, hangt af van de manier waarop
je geleefd hebt. Alle daden die een mens in zijn leven verricht, worden samengevat in de term karma.
In je nieuwe leven weet je niks meer van je oude leven.
Hindoes zien het zo: het Atman zit gevangen in de gevangenis van het aardse lichaam. Met
dat aardse lichaam kun je goede en slechte dingen doen. Die goede en slechte dingen zijn
bepalend voor de volgende ‘gevangenis’ van het Atman en zo gaat dit eeuwig door.
Of iemands karma goed is hangt af van het houden aan zijn religieuze plichten (dharma). De
religieuze plichten hangen samen met de kaste waarin ze leven en de positie die ze hebben in de
samenleving. Met een goed karma kom je in een hogere kaste terug, maar er is een hoger doel:
De verlossing (Moksha): de diepste kern wordt één met het hoogste goddelijke principe.
Jorieke Metsemakers - 4
, De enige manier om verlost te worden, is dat je in je leven helemaal geen karma meer opbouwt. Dit
kun je doen door karma-yoga: je doet alles wat je moet doen, maar je doet dit belangeloos, zonder
interesse in de gevolgen ervan. Zo kun je voorkomen dat je nog karma vormt.
Het kastenstelsel
De kasten zijn hiërarchisch ingedeeld. Ze zijn niet een puur maatschappelijk verschijnsel, maar
hebben religieuze betekenis. Het hele systeem wordt gevormd door reinheid (letterlijk schoon en
rituele reinheid). Rituele reinheid is belangrijk op de weg naar verlossing. De hoogste kasten zijn het
meest rein en de laagste kasten het minst rein. Bij de geboorte ben je rein en kom je in een kaste, je
neemt dit een leven lang mee. Hou je je aan de religieuze plichten, kun je in je volgende leven in een
hogere kaste geboren worden.
Het maatschappelijke systeem in India is grotendeels gebaseerd op het kastenstelsel. Iemand uit een
hogere kaste kan geen slager zijn, want dat is onrein werk. Ook denken ze dat je onreinheid kan
overdragen op een ander. Daarom niemand aanraken uit een lagere kaste/geen eten aannemen. Bij
een aanraking wordt je ook onrein en dan moeten er rituelen plaatsvinden om weer rein te worden.
De vier standen:
1. Priesters (Brahmanen)
2. Adel of krijgers Dvija’s: tweemaal geborenen en hebben hoge mate van reinheid.
3. Kooplieden
4. Mensen die werken met de dood, vlees of vuil. Ze zijn onrein en is niet ‘tweemaal geboren’.
Alle duizenden kasten zijn ergens in deze vier standen in te delen. Als laatste heb je nog de
kastelozen, de ‘outcasts’. Door hun onreinheid worden ze ‘onaanraakbaren’ of ‘paria’s’ genoemd.
Kritiek: voor veel mensen is het onacceptabel dat niet iedereen als gelijke geboren wordt. Mahatma
Gandhi keurde het kastenstelsel af, omdat hij vond dat het systeem tot te veel ongelijkheid leidde.
Voor veel hindoes speelt het nog een belangrijke rol, want waarom zou je een goed karma
opbouwen als dat niet betekent dat je in een volgend leven een hogere graad van reinheid hebt?
Bij het afkeuren van dit systeem moet er wel bedacht worden dat dit al eeuwenlang de
structuur was in de hindoeïstische samenleving. Het zegt niets over hoe volwaardig iemand
als mens is. Gaat de kritiek dan over de afkeuring van het kastenstelsel of over hoe er
misbruik van het kastenstelsel gemaakt werd en nog steeds wordt?
Goden
Vishnu (de beschermer): getrouwd met Lakshmi (godin van voorspoed en zegen). Hij is bekend door
de gedaanten waarin hij op aarde is gekomen: avatara’s. Er worden tien avatara’s van Vishnu
genoemd, waarvan de eerste een vis was, de belangrijkste de achtste als Krishna en waarbij de
laatste nog moet komen als het heel slecht gaat met de wereld. De god zal dan als de ruiter Kalkin,
rijdend op een wit paard, komen om ervoor te zorgen dat er weer een gouden tijd aanbreekt.
- Volgelingen van Vishnu, als belangrijkste god, hebben twee verticale strepen op voorhoofd.
Shiva (de verwoester): Shiva laat de wereld vergaan en opnieuw ontstaan (vernietiging en her-
schepping). Belangrijkste afbeelding: god danst op één been, met een vlammenkrans om hem heen.
- Volgelingen van Shiva, als belangrijkste god, hebben drie horizontale strepen op voorhoofd.
Brahma (de schepper): hij heeft de wereld gemaakt. In sommige hindoeïstische stromingen worden
de drie goden als een soort drie-eenheid gezien, de ‘Trimurti’. Daarbij is Brahma de god die de
wereld maakt, Vishnu onderhoudt de wereld en Shiva is de godheid die alles vernietigt.
Ganesh: god met een olifantengezicht die neemt de moeilijkheden weg. Je kunt om hulp vragen als
je iets voor de eerste keer gaat doen.
Jorieke Metsemakers - 5