Ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen en jeugdigen
1 Introductie
Ontwikkelingspsychopathologie is niet zozeer een nieuwe wetenschap, maar een
benadering die meerdere inzichten combineert, ervan uitgaande dat ontwikkeling zo'n
complex verschijnsel is dat integratie van inzichten en ervaringen vanuit verschillende
invalshoeken nodig is.
Onder andere vanuit de epidemiologie: studie van verdeling- aantallen, frequentie en
spreiding- van ziekten of stoornissen in menselijke groepen.
Differentiaaldiagnose: Systematische identificatie van de problematiek, onder andere
bedoelt om te kijken welke andere stoornissen op de stoornis lijkt en om te kijken of bij
psychische stoornissen lichamelijke oorzaak uit te sluiten.
Comorbiditeit: Met welke andere problematiek en stoornissen kan de stoornis samengaan.
Het tegelijkertijd voorkomen van stoornissen.
Prevalentie: Hoe vaak komt een stoornis voor.
2 Classificatie, diagnostiek en epidemiologie
Classificatiesystemen: systematische beschrijvingen van gedrag op basis van door
wetenschappers onderscheiden en gegroepeerde gedragskenmerken, met als doel gedrag
in te delen, bv of er sprake is van een stoornis of om onderscheid te maken tussen
stoornissen.
Het is het herkennen, er de juiste naam aan geven en indelen in een categorie.
De mens deelt van jongs af aan de dingen, personen en situaties om zich heen in op basis
van zintuiglijke waarnemingen en interpretaties. Als er geen classificatie is, is het onmogelijk
om een naam te geven aan een verschijnsel. Classificatie biedt de mogelijkheid tot ordening;
het leidt tot een beter begrip van wat verschillend en wat hetzelfde is en brengt de wereld in
kaart. Met classificatie kunnen ogenschijnlijk ongelijksoortige verschijnselen toch bij elkaar
horen.
Het vaststellen van een psychische stoornis bij een persoon is altijd een interpretatie, het is
niet via scans of bloedonderzoek vast te stellen. Het is altijd een kwestie van observeren en
luisteren. Dit is een subjectief proces dat, onder andere door het DSM- systeem, zo objectief
mogelijk wordt gemaakt.
DSM staat voor Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders en is een systeem
voor het classificeren van psychische stoornissen. In de DSM staan de afspraken over hoe
de psychische stoornis gedefinieerd wordt door de kenmerken of symptomen te omschrijven.
Deze opsommingen van symptomen is op basis van afspraken tussen deskundigen
opgesteld. De symptomen zijn gekozen op basis van meeste kenmerkende gedragingen die
observeerbaar of in gesprek kenbaar gemaakt zijn. De symptomen zijn een beschrijving van
de stoornis en geen verklaring (classificatie). Je kan dus niet zeggen; Jan is zo verlegen en
durft niet naar school omdat hij een angststoornis heeft. Je verklaard het kenmerk van de
stoornis door vanuit de stoornis te verklaren (cirkelredenering).
Behalve de kenmerken van een stoornis vermeldt de DSM ook aantal, duur en impact van de
symptomen.
Bij de DSM-5 geldt dat er onderscheid wordt gemaakt tussen een lichte, matige en ernstige
stoornis. Hoe meer symptomen boven de gedefinieerde ondergrens om de stoornis vast te
mogen stellen, hoe ernstiger de stoornis.
Differentiaaldiagnose: afvragen en onderzoeken of er nog een andere psychische stoornis
is die dezelfde symptomen kan veroorzaken en die dus uitgesloten moet worden.
Psychische stoornissen hebben invloed op het immuunsysteem, wat een verklaring kan
bieden voor het ontstaan van "lichamelijke ziekten".
, Er bestaat een jarenlange traditie van dimensionaal denken waarbij men tracht een
bepaald kenmerk van een persoon te meten met testen en/of vragenlijsten en daar een cijfer
aan te verbinden. De scores worden relatief met elkaar vergeleken, waarnaar er een
uitspraak volgt van de ernst van de stoornis. Meestal wordt de norm gedefineerd aan de
hand van een percentielscore. Een score van een kind in of boven het negentigste
percentiel betekent dat bij honderd vergelijkbare kinderen (van dezelfde sekse en leeftijd)
slechts tien een even hoge of nog hogere score behalen, en dat de negentig andere
kinderen die score niet behalen.
De meest gebruikte dimensionale classificatiesystemen zijn de door de Amerikaanse
psycholoog Achenbach ontwikkelde vragenlijsten. Deze vragenlijsten staan bekend onder de
naam Child Behavior Checklist (CBCL), er bestaan versies voor verschillende
leeftijdscategorieën. Deze manier van vaststellen past beter bij de gedachtengoed van de
Ontwikkelingspsychopathologie dan de DSM.
Voordelen CBCL boven DSM (volgens Achenbach):
De CBCL sluit beter aan bij de praktijk van een snel wisselende en verder
ontwikkelende- talige, cognitieve en sociale- vaardigheden bij kinderen. Op een
bepaald moment kan een kind voldoen aan de criteria voor psychische problematiek,
maar op een ander moment in de ontwikkeling kan dat anders zijn (DSM is statisch).
Er zijn voor psychische stoornissen geen harde criteria te geven, terwijl de DSM daar
wel impliciet vanuit gaat.
De vragenlijsten zijn ontwikkeld voor verschillende informanten: de ouders (beide
kunnen het invullen), het kind zelf (als deze oud genoeg is) en de leerkracht. Deze
lijsten worden met elkaar gecombineerd. Hierdoor heb je meerdere informanten in
plaats van een niet aangewezen persoon bij de DSM (meestal hulpverlener).
Nadelen CBCL boven DSM:
DSM is over de hele wereld bekend en gelijk, wat de communicatie tussen
hulpverleners een stuk makkelijker maakt omdat men overal hetzelfde praat. De
CBCL werkt met genormeerde vragenlijsten die voor elk land weer verschillend zijn.
De CBCL spoort vooral de veelvoorkomende psychische problemen met veel
symptomen goed opgespoord kunnen worden. De stoornissen die zeldzaam zijn of
slechts één symptoom hebben zijn minder goed op te sporen via de CBCL, maar wel
met de DSM.
Verschil categoriaal en dimensionaal:
Categoriaal Dimensionaal
Ja of nee Ja, soms, nee (driepuntsschaal)
Plus of min Heel vaak, vaak, een enkele keer, nooit
Wel of geen alcoholmisbruik Het aantal genuttigde glazen alcohol per week
Wel of geen obesitas Uitslag op Body Mass Index
Ijs of water Aantal graden Celsius van H2O
Diagnostiek: gaat een stapje verder dan classificeren. Behalve gedragskenmerken wordt
ook vastgesteld of een kind lijdt onder de problemen, behoefte heeft aan hulp of zorg en wel
of niet optimaal functioneert. Het proces waarbij na het vaststellen van de stoornis, wordt
gekeken naar het ontstaan ervan en wordt er gekeken waarom het niet voorbijgaat. Letterlijk:
'door-kennen'.
Diagnostiek zoekt op individueel gebied uit hoe de stoornis bij het kind is ontstaan, waarom
de problemen blijven bestaan en wat dat betekent voor zowel het kind als het gezin. Een
diagnose zet aan tot het verklaren en begrijpen van wat de hulpverlener waarneemt bij een
uniek kind.