Zeer beknopte samenvatting. Naar mijn idee veel handiger dan een lange samenvatting. Je hersenen kunnen toch maar alleen de kern onthouden. Ik heb met deze stamplijst een 8,7 weten te halen.
HC2: Waarom assessment?
Objectief meten Selecteren en afnemen van testen en interpreteren van testscores
D&A Testen: gebruik van onderzoeksmiddel
Measurement (meten): score toekennen aan prestatie/gedrag
Assessment (beoordelen): interpreteren/conclusies verbinden aan testscores a.d.h.v.
een referentiekader
Test Het verkrijgen van een representatieve steekproef van een individu d.m.v. systematisch
informatie verzamelen
Multi-method benadering
➢ Meten met meerdere meetinstrumenten (bv. test en vragenlijst)
Multi-model benadering
➢ Meten met meerdere informatiebronnen (bv. ouder en leerkracht → ASEBA)
Referentiekader Norm-referenced score
➢ Vergelijk met normgroep
➢ Voldoen aan relatief criterium
➢ Maximum performance test
o Bv. percentielscore van 58
Criterion-referenced score
➢ Vergelijk met vast criteria
➢ Voldoen aan absoluut criterium
➢ Typical response test
o Bv. je móét 60% correct
Soorten Testen 1. Maximum Performance Test (intelligentietest):
meet kennis/vaardigheidsniveau
2 soorten:
• Achievements tests (WISC; gekristalliseerde intelligentie; overeenkomsten):
o Niveau na instructie/les (gekristalliseerde intelligentie)
• Aptitude tests (WISC; fluïde intelligentie; matrix redeneren):
o Niveau door levenservaring/inzicht (fluïde intelligentie)
2 typen:
• Speed test (WISC met stopwatch):
o Niveau o.b.v. snelheid
o Voorbeeld: je krijgt 1 minuut de tijd om zoveel mogelijk vragen goed te
beantwoorden.
• Power test (WISC; subtest overeenkomsten):
o Niveau o.b.v. moeilijkheid
o Voorbeeld: als je 3 fout hebt bij een blok van een bepaalde
moeilijkheidsgraad, dan wordt daar de grens getrokken.
2 classificaties:
• Objectief (MC vragen):
o Test zonder bias onderzoeker (testresultaten komen gegarandeerd
overeen)
o Voorbeeld: scoring MC-vragen
▪ Individuele analyse: docent denkt dat A goed is. Maar 80% van
de studenten geeft B als het goede antwoord. Dan moet de
docent zichzelf analyseren of hij wel het goede antwoord heeft
gegeven.
• Subjectief:
o Test met bias van onderzoeker
o kan nodig zijn wanneer eigen blik op de uitkomsten van de test
noodzakelijk is
, o Voorbeeld: scoring open vragen (gevoeliger voor interpretatie nakijker)
o Symptom validity test: vragen zien er lastig uit maar zijn in
werkelijkheid makkelijk
2. Typical Response Test (persoonlijkheidstest)
meet gedragskenmerken/persoonlijkheidskenmerken.
• Objectieve persoonlijkheidstest (ASEBA):
o vaste antwoordcategorieën (klopt wel/klopt niet)
o Voorbeeld: persoonlijkheidstest (ASEBA)
• Subjectieve (projectieve) persoonlijkheidstest (ROSCHARCH)
o geen vaste antwoordcategorieën
o Voorbeeld: Roscharch plaat: wat zie je in de inktvlek?
• Zelfrapportagelijsten (CBCL)
o Omnibus vragenlijst:
• meet brede range symptomen
• Als je signaleert dat iemand op één onderdeel afwijkend scoort
kun je een domeinspecifieke vragenlijst uitvoeren.
• Voorbeeld: CBCL
o Domeinspecifieke vragenlijst:
• meet één domein (diagnostisch doeleind)
• Voorbeeld: zelfrapportagelijst ADHD.
Selecteren juiste test 1. Wat wil ik weten?
2. Doel assessment?
3. Hulpvraag?
4. Met welke testen hulpvraag beantwoorden?
1. Technische eigenschappen test
2. Belasting test voor betrokkenen
3. Meetpretentie van de test (leeftijd, beantwoording hulpvraag)
4. Kwaliteit van de test (COTAN)
Normaalverdeling Normaal gebied = 1 SD van M
➢ 68.2% van normgroep
Subklinisch gebied (grensgebied/borderline range) = 1-2 SD van M
➢ 27,2% van normgroep
Klinisch gebied (afwijkend gebied/clinical range) = > 2 SD van M
➢ 4,2% van de normgroep (99.7% scoort 3SD van M)
➢ Let op: dit wil niet zeggen dat de persoon afwijkend is, maar dat die vorm van
gedrag afwijkend is van de normgroep
, Betrouwbaarheids- Gemiddelde + variantie = meestal 95%, dus 2SD van het gemiddelde.
interval Dit betekent: wanneer we het onderzoek 100 keer in dezelfde populatie met
verschillende steekproeven zouden herhalen, 95 van de herhalingen een resultaat
geven dat binnen het interval ligt.
Belang 10 Objectief meten
basisassumpties Geeft voorwaarden om assessmentproces in te gaan
Helpt bij onderbouwing waarom je wel/niet test
Geeft juiste weerspiegeling van de werkelijkheid = vertrouwen
Assumptie 1: wat je wil meten bestaat
Assumptie 2: kan gemeten worden
Assumptie 3 er is kans dat de uitslag niet helemaal klopt
Assumptie 4: er zijn verschillende meetmanieren (multi-method)
Assumptie 5: elk meetinstrument heeft sterke en zwakke kanten
Assumptie 6: op basis van zo divers mogelijke data beslissingen nemen (multi-modal)
Assumptie 7: ook wat niet direct getest is kan gegeneraliseerd worden
Assumptie 8: door assessment kunnen psychologen inzicht krijgen
Assumptie 9: assessment kan zo eerlijk mogelijk plaatsvinden
Assumptie 10: D&A geeft informatie voor individu & samenleving
Verschil Summatief = somt op wat je hebt bereikt (cijfer cursus: doel bereikt?)
summatief/formatief Formatief = formuleert wat beter kan (feedback: wat kan beter?)
Verschil programma Behandeling = individueel
en behandeling Programma = groep
Heterogeniteit Onderlinge verschillen in een groep met dezelfde classificatie. Bv: ene ADHD’er praat
veel en ander is vergeetachtig. Het ‘label’ bestaat niet.
Respectvol Respectvol:
taalgebruik ➢ Awareness of diversity: houdt rekening met diversiteit (inclusieve taal)
➢ People centric language: Je zet het individu centraal en labelt niet. Je vermijdt
classificstie.
➢ Relevant to the context
➢ Strength based approach: Je focust je op de krachten van een persoon
➢ Don’t make assumptions based on stereotypes or limited information
➢ Be conscious of the implications of your language: vermijdt exclusie door je
taalgebruik
➢ Empower the people to speak for themselves
➢ Make sure your language/material is accessible for many
➢ Be aware of your context of your language
Disrespectvol:
➢ Beledigende termen (kreupele, gek, autist, beperkte, spastisch)
➢ Inspiratie porno (jij bent ‘zo sterk of ‘een inspiratie’)
➢ Aannames maken over een beperking (Sommige beperkingen zijn namelijk ook
onzichtbaar (bv. Depressie, angst)
Wat voor gedrag wil je Concreet, observeerbaar gedrag
omschrijven? ➢ Frequentie/ernst van het gedrag afwijkend t.o.v. leeftijdsgenoten? hoe vaak
(interview/observatie) scoort het kind 1/2/3 standaarddeviaties verder van het gemiddelde af?
➢ Antecedenten (wat ging er aan gedrag vooraf?)
➢ Consequenties (wat waren de gevolgen?) in kaart brengen om de context te
begrijpen.
➢ comorbiditeit bepalen/uitsluiten meerdere probleemgebieden die zich
afspelen op hetzelfde moment? Is er een combinatie?
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Tessadana. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,29. Je zit daarna nergens aan vast.