100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Volledige samenvatting van de voorgeschreven stof van het Handboek Huwelijksvermogensrecht €15,99
In winkelwagen

Samenvatting

Volledige samenvatting van de voorgeschreven stof van het Handboek Huwelijksvermogensrecht

3 beoordelingen
 179 keer bekeken  26 keer verkocht

De samenvatting bevat alle voorgeschreven hoofdstukken. Per week is er een inleiding gegeven met de leerdoelen en de jurisprudentie. Alles wat Kraan zegt in het boek is uitgewerkt en gemarkeerd. Ook is alle voorgeschreven jurisprudentie uitgewerkt en gemarkeerd. Kraan is gemarkeerd met blauw met...

[Meer zien]
Laatste update van het document: 1 jaar geleden

Voorbeeld 10 van de 112  pagina's

  • Ja
  • 18 mei 2023
  • 18 mei 2023
  • 112
  • 2022/2023
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (17)

3  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: tikadanee • 6 maanden geleden

review-writer-avatar

Door: Jnotarieel • 1 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: lunahiemstra • 1 jaar geleden

Super! Alles wat Kraan zegt is terug te vinden.

avatar-seller
MdGstudentrecht
SAMENVATTING HANDBOEK
HUWELIJKSVERMOGENSRECHT

Inhoudsopgave
Week 1: hoofdstuk 1 & 26 relatievermogensrecht...............................................................................6

HOOFDSTUK 1: DE RECHTEN EN VERPLICHTINGEN VAN ECHTGENOTEN..............................................6
1.2: DE ONDERHOUDSVERPLICHTINGEN VAN DE ECHTGENOTEN JEGENS ELKAAR; ART.
1:81............................................................................................................................................................................... 6
1.3: DE VERPLICHTING TOT VERZORGING EN OPVOEDING VAN DE KINDEREN; Art. 1:82....7
1.4 DE KOSTEN VAN DE HUISHOUDING; Art. 1:84:...................................................................................8
1.5 HOOFDELIJKE AANSPRAKELIJKHEID VOOR HUISHOUDELIJKE SCHULDEN; ART. 1:85: 10
1.6 DE WEDERZIJDSE VERPLICHTING TOT INFORMATIE VAN DE ECHTGENOTEN:...............11

HOOFDSTUK 26: HET GEREGISTREERD PARTNERSCHAP..............................................................................12
26.2 VEREISTEN VOOR REGISTRATIE:........................................................................................................ 12
26.3 PARTNERSCHAPSGOEDERENRECHT:................................................................................................12
26.4 ERFRECHT..................................................................................................................................................... 13
26.5 POSITIE KINDEREN:.................................................................................................................................. 13
26.7 EINDE VAN HET GEREGISTREERD PARTNERSCHAP; ART. 1:80c EN g:..............................13
26.8 OMZETTING GEREGISTREERD PARTNERSCHAP IN HUWELIJK; HERREGISTRATIE:....13
26.9 ONDERSCHEID TUSSEN SAMENLEVINGSOVEREENKOMST EN GEREGISTREERD
PARTNERSCHAP................................................................................................................................................... 14
26.10 ONDERSCHEID TUSSEN GEREGISTREERD PARTNERSCHAP EN HUWELIJK:.................14

Week 2: Hoofdstuk 2 toestemming..........................................................................................................14

HOOFDSTUK 2: DE GEZINDSBESCHERMENDE BEPALINGEN (ART. 1:88 EN 89).................................15
2.1 OVEREENKOMSTEN MET BETREKKING TOT DE WONING EN DE DAARBIJ BEHORENDE
ZAKEN EN INBOEDEL; ART. 1:88 lid 1 SUB A:..........................................................................................15
2.2 GIFTEN; ART. 1:88 LID 1 SUB B EN LID 4:...........................................................................................18
2.3 BORGTOCHT C.A.; art. 1:88 lid i sub c en lid 5...................................................................................19
2.4 KOOP OP AFBETALING; art. 1:88 lid 1 sub d......................................................................................21
2.5 VORM VAN TOESTEMMING...................................................................................................................... 21
2.6 BESLISSING KANTONRECHTER.............................................................................................................. 21
2.7 RECHTSGEVOLGEN VAN NIET-INACHTNEMING VAN HET TOESTEMMINGSVEREISTE;
art. 1:89.................................................................................................................................................................... 22

Week 3. hoofdstuk 7: Bestuur....................................................................................................................22

Leerdoelen............................................................................................................................................................................. 22

HOOFDSTUK 7: HET BESTUUR OVER GOEDEREN VAN DE WETTELIJKE................................................23

BEPERKTE EN DE ALGEHELE GEMEENSCHAP VAN GOEDEREN EN OVER.............................................23

PRIVÉGOEDEREN............................................................................................................................................................... 23
7.1 INLEIDING. GELIJKE REGELS VOOR HET BESTUUR BIJ BEIDE GEMEENSCHAPPEN:.......23

, 7.2 INHOUD VAN HET BEGRIP BESTUUR; BESTUUR VAN PRIVÉGOEDEREN.............................23
7.3 BESTUUR VAN GEMEENSCHAPSGOEDEREN.....................................................................................24
7.4 UITZONDERINGEN OP DE BESTUURSREGELING.............................................................................25
7.5 BESTUURSOVEREENKOMSTEN.............................................................................................................. 25
7.6 BESTUURSOPDRACHT................................................................................................................................ 25
7.7 GEMEENSCHAPSGOEDEREN DIENSTBAAR AAN EEN BEROEP OF BEDRIJF........................26
7.8 BESTUURSOVERTREDING; TOETREDING..........................................................................................27

Week 4/5. Hoofdstuk 3, 4 en 4a: de wettelijke (beperkte) gemeenschap van goederen.....28

HOOFDSTUK 3 - HET ONTSTAAN VAN BEIDE GEMEENSCHAPPEN............................................................29
3.1 INLEIDING: HET ONDERSCHEID TUSSEN DE WETTELIJKE BEPERKTE GEMEENSCHAP
EN DE ALGEHELE GEMEENSCHAP VAN GOEDEREN.............................................................................29
3.2 AARD VAN DE HUWELIJKSGEMEENSCHAP. VORDERINGEN EN SCHULDEN TUSSEN
ECHTGENOTEN..................................................................................................................................................... 30

HOOFDSTUK 4 - DE ACTIVA VAN DE WETTELIJKE BEPERKTE GEMEENSCHAP..................................31

VAN GOEDEREN.................................................................................................................................................................. 31
4.2 AANBRENGSTEN........................................................................................................................................... 31
4.3 GOEDEREN VERKREGEN KRACHTENS ERFRECHT OF GIFT. DE INSLUITINGSCIAUSILE
...................................................................................................................................................................................... 32
4.4 VERKRIJGINGEN TIJDENS HET BESTAAN VAN DE GEMEENSCHAP........................................33
4.5 VERKNOCHTHEID......................................................................................................................................... 34
4.6 ZAAKSVERVANGING BIJ DE WETTELIJKE BEPERKTE GEMEENSCHAP EN DE ALGEHELE
GEMEENSCHAP VAN GOEDEREN. VERGOEDINGSRECHTEN..............................................................37
4.7 DE REDELIJKE VERGOEDING VOOR WERKZAAMHEDEN TEN BEHOEVE VAN EEN
ONDERNEMING DIE NIET TOT DE GEMEENSCHAP BEHOORT, ART. 1:95a.................................38
4.8 BANKREKENINGEN...................................................................................................................................... 39
4.9 BEWIJSVERMOEDEN................................................................................................................................... 39

HOOFDSTUK 4A - DE ACTIVA VAN DE ALGEHELE GEMEENSCHAP VAN GOEDEREN........................40
4A.1 AANBRENGSTEN, ERFENISSEN EN SCHENKINGEN.....................................................................40
4A.2 DE UITSLUITINGSCLAUSULE BIJ DE ALGEHELE GEMEENSCHAP VAN GOEDEREN.......40
4A.3 UITSLUITINGSCLAUSULE VÓÓR HET HUWELIJK.........................................................................43
4A.4 ZAAKSVERVANGING BIJ DE ALGEHELE GEMEENSCHAP..........................................................43

Week 6: Hoofdstuk 5 en 5A - De schulden.............................................................................................43

HOOFDSTUK 5 - DE SCHULDEN VAN DE WETTELIJKE BEPERKTE............................................................44

GEMEENSCHAP; GEMEENSCHAPSSCHULDEN EN PRIVESCHULDEN.........................................................44
5.1 INLEIDING. ONDERSCHEID TUSSEN DE WETTELIJKE BEPERKTE EN DE ALGEHELE
GEMEENSCHAP VAN GOEDEREN................................................................................................................... 44
5.2 GEMEENSCHAPPELIJKE SCHULDEN..................................................................................................... 44
5.3 SCHULDEN DIE BEHOREN TOT EEN NALATENSCHAP EN SCHULDEN DIE GOEDEREN
BETREFFEN DIE VAN DE GEMEENSCHAP ZIJN UITGEZONDERD.....................................................44
5.4 VERKNOCHTE SCHULDEN......................................................................................................................... 45
5.5 DE POSITIE VAN DE ECHTGENOOT-NIET-SCHULDENAAR.........................................................46
5.6 VERHAAL VAN GEMEENSCHAPSSCHULDEN EN PRIVÉSCHULDEN; ART. 1.96 LID 3.......46

HOOFDSTUK 5A - DE SCHULDEN VAN DE ALGEHELE GEMEENSCHAP VAN GOEDEREN:
GEMEENSCHAPSSCHULDEN EN PRIVÉSCHULDEN............................................................................................49
5A.1 ART. 1:94 OUD VAN TOEPASSING....................................................................................................... 49
5A.2 NALATENSCHAP EN SCHENKING VERKREGEN ONDER UITSLUITINGSCLAUSULE.......49

2

, 5A.3 PENSIOENPREMIE:.................................................................................................................................... 50
5A.4 GEMEENSCHAPSSCHULDEN EN PRIVÉSCHULDEN; AANSPRAKELIJKHEID, VERHAAL
EN DRAAGPLICHT:............................................................................................................................................... 50

Week 7: Hoofdstuk 8 & 9 Ontbinding......................................................................................................50

HOOFDSTUK 8 - DE ONTBINDING VAN DE WETTELIJKE BEPERKTE EN DE ALGEHELE
GEMEENSCHAP................................................................................................................................................................... 51
8.1 ONTBINDINGSGRONDEN; GEEN ONDERSCHEID TUSSEN BEIDE GEMEENSCHAPPEN...51
8.2 GEVOLGEN VAN DE ONTBINDING VAN DE GEMEENSCHAP.......................................................52
8.3 AANSPRAKELIJKHEID VOOR GEMEENSCHAPSSCHULDEN NA ONTBINDING; ART. 1:102
...................................................................................................................................................................................... 57
8.4 VEREFFENING VAN DE HUWELIJKSGEMEENSCHAP.....................................................................58

HOOFDSTUK 9 - AFSTAND VAN DE GEMEENSCHAP BIJ DE WETTELIJKE BEPERKTE EN
ALGEHELE GEMEENSCHAP........................................................................................................................................... 59
9.1 INLEIDING; GEEN ONDERSCHEID TUSSEN BEIDE GEMEENSCHAPPEN; GEVOLGEN
AFSTAND................................................................................................................................................................. 59
9.2 VERGOEDINGSRECHTEN EN AFSTAND............................................................................................... 60

Week 9: Hoofdstuk 11 t/m 17 - Huwelijksvoorwaarden..................................................................61

HOOFDSTUK 11 - WAT ZIJN HUWELIJKSE VOORWAARDEN?........................................................................61

HOOFDSTUK 12 - VOORSCHRIFTEN VOOR HUWELIJKSE VOORWAARDEN; HUWELIJKSE
VOORWAARDEN ALS OVEREENKOMST................................................................................................................... 62
12.1 DE NOTARIËLE AKTE............................................................................................................................... 62
12.2 VOLMACHT................................................................................................................................................... 62
12.3 MINDERJARIGEN........................................................................................................................................ 63
12.4 CURATELE..................................................................................................................................................... 63
12.5 INHOUDSVOORSCHRIFTEN.................................................................................................................... 63
12.6 HET MAKEN VAN HUWELIJKSE VOORWAARDEN STAANDE HUWELIJK............................63
12.7 HERTROUWEN GESCHEIDEN ECHTGENOTEN..............................................................................64
12.8 TIJDSTIP VAN INWERKINGTREDING VAN HUWELIJKSE VOORWAARDEN;
VOORWAARDELIJKE HUWELIJKSE VOORWAARDEN...........................................................................64
12.9 PUBLICATIE VAN HUWELIJKSE VOORWAARDEN........................................................................65
12.10 HUWELIJKSE VOORWAARDEN ALS OVEREENKOMST:...........................................................66

HOOFDSTUK 13 - BEWIJSVOORSCHRIFTEN BIJ HUWELIJKSE VOORWAARDEN; BEWIJS EN
VASTSTELLINGSOVEREENKOSMTEN....................................................................................................................... 66
13.1 ART. 1:130 VERVALLEN; VRIJ BEWIJS VAN EIGENDOM VAN EEN GOED...........................66
13.2 BEWIJS IN GEVAL VAN FAILLISSEMENT VAN EEN ECHTGENOOT; VERSCHILLENDE
BEWIJSREGELS VOOR EEN FAILLISSEMENT DAT IS UITGESPROKEN VOOR OF NA 1 JAN
2018........................................................................................................................................................................... 67
13.3 BEWIJSOVEREENKOMSTEN EN VASTSTELLINGSOVEREENKOMSTEN IN HUWELIJKSE
VOORWAARDEN (HET KLEREN- EN SIERADENBEDING)...................................................................68

HOOFDSTUK 14 - REGELING VAN HET HUWELIJKSGOEDERENREGIME BIJ HUWELIJKSE
VOORWAARDEN................................................................................................................................................................. 69

HOOFDSTUK 15 - DE UITSLUITING VAN IEDERE GEMEENSCHAP VAN GOEDEREN..........................69
15.1 INHOUD VAN DE HUWELIJKSE VOORWAARDEN.........................................................................69
15.2 DE KOSTEN VAN DE HUISHOUDING................................................................................................... 70
15.3 PREMIE VAN LEVENS- EN ONGEVALLENVERZEKERING..........................................................71



3

, HOOFDSTUK 16 - BIJZONDERHEDEN BIJ DE UITSLUITING VAN IEDERE GEMEENSCHAP VAN
GOEDEREN............................................................................................................................................................................ 71
16.1 HET PLAATSEN VAN GOEDEREN OP NAAM VAN DE ANDERE ECHTGENOOT;
LASTGEVING........................................................................................................................................................... 71
16.2 VERGOEDINGSRECHTEN......................................................................................................................... 72
16.3 NATUURLIJKE VERBINTENIS................................................................................................................ 75
16.4 AANSPRAKEN VAN EEN ECHTGENOOT OP HET VERMOGEN DAT DE ANDERE
ECHTGENOOT TIJDENS HET HUWELIJK HEEFT VERKREGEN..........................................................76
16.5 VERNIETIGING OF TERZIJDESTELLING VAN DE HUWELIJKSE VOORWAARDEN...........77

HOOFDSTUK 17 - BEPERKTE GEMEENSCHAPPEN.............................................................................................78
17.1 DE VERVALLEN GEMEENSCHAPPEN VAN WINST EN VERLIES/VRUCHTEN EN
INKOMSTEN............................................................................................................................................................ 78
17.2 GEMEENSCHAP VAN INBOEDEL.......................................................................................................... 79
17.3 GEMEENSCHAP VAN ONROERENDE ZAKEN OF VAN 1 ONROERENDE ZAAK...................80

Week 10: hoofdstuk 6 en 16.2 – Vergoedingsrechten.......................................................................81

HOOFDSTUK 6 - VERGOEDINGSRECHTEN BIJ BEIDE GEMEENSCHAPPEN; REPRISES EN
RECOMPENSES.................................................................................................................................................................... 82
6.1 ONTSTAAN EN OMVANG VAN VERGOEDINGSRECHTEN.............................................................82
6.2 VERHAAL VAN VERGOEDINGSRECHTEN............................................................................................ 85

Week 12: hoofdstuk 18 t/m 21: verrekenbedingen...........................................................................86

HOOFDSTUK 18 - VERREKENBEDINGEN. DE WET REGELS VERREKENBEDINGEN...........................87

HOOFDSTUK 19 - PERIODIEKE VERREKENBEDINGEN. HET AMSTERDAMS VERREKENBEDING89
19.1 INHOUD VAN HET AMSTERDAMS VERREKENBEDING..............................................................89
19.2 HET BEGRIP INKOMEN EN VERTEREN VAN INKOMEN BIJ HET AMSTERDAMS
VERREKENBEDING.............................................................................................................................................. 89
19.3 DE JAARLIJKSE VERREKENING BIJ HET AMSTERDAMS VERREKENBEDING....................91
19.4 DE VERREKENING BIJ HET AMSTERDAMS VERREKENBDING INDIEN DEZE NIET
JAARIJKS IS UITGEVOERD. BELEGGINGSLEER; ART. 1:136 LID 1 EN ART. 1:141 LID 1..........92
19.5 VERREKENING VAN BELEGGINGEN DIE ZIJN VERKREGEN MET BEHULP VAN EEN
LENING; ART. 1:136 LID 1 TWEEDE ZIN.................................................................................................... 93
19.6 AFWIJKEN VAN DE VERREKENPLICHT BIJ HET AMSTERDAMS VERREKENBEDING....95
19.7 EINDE VAN DE VERREKENPLICHT BIJ HET AMSTERDAMS VERREKENBEDING;
VERJARING VAN DE VORDERING TOT VERREKENING; ART. LID 1 EN LID 6.............................95
19.8 VERVAL- OF VERJARINGSTERMIJN..................................................................................................... 96
19.9 FAILLISSEMENT EN AMSTERDAMS VERREKENBEDING...........................................................97

HOOFDSTUK 20 - FINALE VERREKENBEDINGEN. DE VERREKENING ALSOF DE ECHTGENOTEN
IN ALGEHELE GEMEENSCHAP VAN GOEDEREN WAREN GETROUWD.....................................................97
20.1 INHOUD VAN DE VERREKENING......................................................................................................... 97
20.2 VERVAL VAN DE VERREKENVORDERING IN FAILLISSEMENT...............................................98
20.3 VERREKENING INGEVOLGE ECHTSCHEIDINGSCONVENANT..................................................98

HOOFDSTUK 21 - EEN ANDER FINAAL VERREKENBEDING: HET WETTELIJK
DEELGENOOTSCHAP........................................................................................................................................................ 98
21.1 INHOUD VAN HET WETTELIJK DEELGENOOTSCHAP.................................................................98

Week 14: Hoofdstuk 25 – ongehuwd samenwonen.........................................................................100

HOOFDSTUK 25 - ONGEHUWD SAMENLEVEN EN GEREGISTREERD PARTNERSCHAP..................100

4

, 25.1 VERSCHILLENDE RECHTSFIGUREN................................................................................................. 100
25.2 ONGEHUWD SAMENWONEN.............................................................................................................. 100
25.3 DE RECHTEN MET BETREKKING TOT DE AANWEZIGE GOEDEREN BIJ DE
VERBREKING VAN DE SAMENWONING................................................................................................... 102
25.4 PENSIOENRECHTEN............................................................................................................................... 105
25.5 DE SAMENLEVINGSOVEREENKOMST............................................................................................. 105
25.6 ONGEHUWD SAMENWONEN EN DERDEN....................................................................................106

Week 15: hoofdstuk 10 + 24 – Pensioenen/ faillissement............................................................106

HOOFDSTUK 10: FAILLISSEMENT OF SCHULDSANERING VAN ECHTGENOTEN EN DE
WETTELIJKE BEPERKTE OF ALGEHELE GEMEENSCHAP VAN GOEDEREN.........................................106
10.1 GEEN WIJZIGING VERHAALSRECHT VAN CREDITEUREN IN FAILLISSEMENT. DATUM
FAILLISSEMENT................................................................................................................................................. 107
10.2 TOEPASSING ART. 1:96 LID 3 IN FAILLISSEMENT....................................................................108

HOOFDSTUK 24 - DE WET VEREVENING PENSIOENRECHEN BIJ SCHEIDING (WET VP)..............109
24.1 PENSIOENRECHTEN WAAROP DE WET VAN TOEPASSING IS..............................................109
24.2 DE VEREVENING VOLGENS DE WET VP......................................................................................... 110
24.3 CONVERSIE................................................................................................................................................. 111
24.4 WET VP EN HUWELIJKSGOEDERENREGIME................................................................................111
24.5 TERUGWERKENDE KRACHT............................................................................................................... 112
24.6 POSITIE UITVOERINGSORGAAN........................................................................................................ 112




WEEK 1: HOOFDSTUK 1 & 26 RELATIEVERMOGENSRECHT
Leerdoelen

5

,  de rechten en verplichtingen van echtgenoten opsommen, herkennen, toelichten
en hanteren aan de hand van concrete voorbeelden;
 de opbouw en indeling Titels 1.6, 1.7. en 1.8. van het Burgerlijk Wetboek voor
het betreffende thema aan de hand van concrete voorbeelden herkennen,
toelichten en hanteren.
 de begrippen: Lex van Oven, geregistreerd partnerschap, openstelling huwelijk,
eerste tot en met vierde tranche, Wet Verrekenbedingen, Wetsvoorstel 28 867
en 33 987, hulp, getrouwheid en bijstand, verzorging en opvoeding kinderen,
kosten van de huishouding, netto-inkomen, bruto-inkomen, nihilbeding,
vervalbeding, draagplicht, fourneerplicht, rechtsverwerking, premiesplitsing en
de verbanden die tussen die begrippen kunnen worden gelegd, herkennen,
toelichten en hanteren aan de hand van concrete voorbeelden.
Jurisprudentie
 Ter Kuile-Kofman
 Rechtsverwerking
 Art. 1:84 en vervalbeding (print)


HOOFDSTUK 1: DE RECHTEN EN VERPLICHTINGEN VAN ECHTGENOTEN
De wet regelt in de titels 6,7 en 8 de vermogensrechtelijke gevolgen van het huwelijk. De
titels 7 en 8 hebben betrekking op de stelsels van huwelijksvermogensrecht die
ingevolge de wet gelden of die bij huwelijkse voorwaarden kunnen worden
overeengekomen. Titel 6 geeft, hieraan voorafgaande, regels met betrekking tot de
rechten en verplichtingen van echtgenoten.
De in titel 6 gegeven regels gelden ongeacht het stelsel van huwelijksvermogensrecht
dat tussen de echtgenoten van kracht is en zijn in beginsel van dwingend recht. Slechts
daar waar de wetgever dit aangeeft, kan van de wettelijke regeling worden afgeweken.
1.2: DE ONDERHOUDSVERPLICHTINGEN VAN DE ECHTGENOTEN JEGENS
ELKAAR; ART. 1:81
De onderhoudsverplichtingen van de echtgenoten jegens elkaar zijn neergelegd in art.
1:81, 82 en 84. Blijkens de eerste zin van art. 1:81 zijn de echtgenoten elkaar
getrouwheid, hulp en bijstand verschuldigd. Dit zijn verplichtingen van niet-
vermogensrechtelijke aard die niet kunnen worden afgedwongen en op de niet-naleving
waarvan ook geen sanctie staat. De echtgenoot die jegens de ander aanspraak maakt op
vergoeding van door hem voor (het bedrijf van) die ander verrichte werkzaamheden,
kan tegengeworpen krijgen dat het verrichten van deze werkzaamheden berustte op
zijn verplichting tot het verlenen van hulp of bijstand, zodat voor een vergoeding van die
werkzaamheden geen plaats is. Maar Kraan denkt dat de echtgenoot in het algemeen
ook geen vergoeding zou ontvangen als de verplichting tot getrouwheid, hulp en
bijstand uit de wet zou worden geschrapt.
De tweede zin van art. 81 zegt dat de echtgenoten verplicht zijn elkaar het nodige te
verschaffen. Onder het nodige wordt hier verstaan het materieel nodige. Dit is de
grondslag van de onderhoudsverplichtingen van de echtgenoten jegens elkaar die wordt
uitgewerkt in art. 1:84 leden 1 en 2, de verplichting van ieder van de echtgenoten om bij
te dragen in de kosten van de huishouding.
Het recht op gebruik dat een echtgenoot heeft van de goederen die aan de andere
echtgenoot in privé toebehoren of die als gemeenschapsgoed onder het bestuur van die
andere echtgenoot staan, kan op art. 81 worden gebaseerd. Nodig is dit echter niet. Art.
1:90 lid 2 kent de echtgenoten over en weer het genot en gebruik van die goederen
‘overeenkomstig de huwelijksverhouding’. De hieruit voortvloeiende verplichting tot


6

,verschaffing van het genot en gebruik kan men als een zelfstandige verplichting zien
naast verplichting tot verschaffing van het nodige op grond van art. 81.
Verplichting tot verschaffing van het nodige bestaat, in tegenstelling tot de
verplichtingen die voortvloeien uit het alimentatierecht, ook als de andere echtgenoot
zich in redelijkheid voldoende inkomsten tot levensonderhoud kan verwerven. De uit
art. 81 voortvloeiende, op geld waardeerbare, verplichtingen van de echtgenoten,
berusten op het huwelijk en de daarmee samenhangende verantwoordelijkheid van de
echtgenoten voor elkaar. Zover hier een maatstaf tot vaststelling van het nodige kan
worden aangelegd, wordt die bepaald door hetgeen mogelijk gebruikelijk is in dit gezin. 1
Art. 81 is uitgewerkt in art. 1:84, maar heeft naast dit artikel zelfstandig betekenis.
Echtgenoten kunnen van de in art. 84 gegeven regels afwijken, maar die afwijking kan,
zoals eerder gezegd, de verplichting tot verschaffing van het materieel nodige op grond
art. 81 niet terzijde stellen.
1.3: DE VERPLICHTING TOT VERZORGING EN OPVOEDING VAN DE KINDEREN;
Art. 1:82
Art. 82 verplicht de echtgenoten jegens elkaar de tot het gezin behorende minderjarige
kinderen te verzorgen en op te voeden en kosten van die verzorging en opvoeding te
dragen. Art. 82 heeft zowel een ideële als materiele betekenis: niet alleen verplicht het
tot het verrichten van opvoedbare en verzorgende handelingen, maar ook om de
hieraan verbonden kosten te dragen. Uit de tekst van het artikel blijkt dat onder
kinderen niet alleen de eigen kinderen van de echtgenoten tezamen worden verstaan,
maar ook de geadopteerde kinderen, de kinderen van een der echtgenoten en
pleegkinderen. Als kinderen om opvoedkundige redenen buiten gezin zijn geplaatst,
behoren zij nog tot het gezin. Pleegkinderen behoren alleen tot het gezin als tot hun
opname door beide echtgenoten is besloten. Indien de echtgenoten in onderling overleg
gescheiden wonen en de kinderen bij een van de ouders verblijven, heeft opname van
een pleegkind door een van de echtgenoten zonder toestemming van de ander geen
financiële gevolgen voorde andere echtgenoot.
De uit art. 82 voortvloeiende verplichtingen gelden alleen tijdens het huwelijk. Blijkens
HR 23 mei 1975, een ouder, die, na ontbinding van het huwelijk alleen de kosten van
verzorging en opvoeding van de kinderen heeft gedragen, niet - na verloop van tijd - met
een beroep op art. 82 de andere ouder tot een bijdrage in die kosten dwingen. De Hoge
Raad wijst er voor dit standpunt op dat de inhoud van de titel slechts geldt zolang het
huwelijk in stand blijft. Tegenwoordig volgt uit art. 1:251 dat de ouders na
echtscheiding in beginsel gezamenlijk zijn belast met het ouderlijk gezag. Kraan neemt
echter wel aan dat het standpunt van de HR dat artikel 82 zijn betekenis verliest na de
ontbinding van het huwelijk, nog steeds geldt, omdat titel 6 na echtscheiding in zijn
geheel niet meer geldt en artikel 82 nauw samenhangt met artikel 84.
Art. 82 spreekt uitdrukkelijk alleen van minderjarige kinderen. 2 Draagt een echtgenoot
bij in het levensonderhoud van een meerderjarig kind dan kan hij de kosten daarvan dus
niet krachtens art. 82 verhalen op de andere echtgenoot.
De vraag is nog welke betekenis art. 82 heeft naast art. 84. Volgens Kraan heeft art. 82
een zelfstandig betekenis omdat een echtgenoot 1 de ander tot een bijdrage in de kosten
van verzorging kan dwingen, ook al zou die ander op grond van een bij huwelijkse
voorwaarden getroffen regeling niet tot die bijdrage gehouden zijn. Te denken valt
hierbij aan een nihilbeding waarbij de man alle kosten van de huishouding voor zijn
rekening neemt. Zou hij in een bepaald geval niet in staat zijn om die kosten te voldoen,
1
De wetgever wilde de vrijheid van de rechter bij het toekennen van ‘het nodige’ niet aan
criteria binden, daarom is het ook zo ‘open’.
2
Voor de wetswijziging van 2001 sprak de wet wel van gewoon ‘kinderen’, maar ook toen
besliste de HR al meerdere malen dat art. 82 niet gold voor meerderjarige kinderen  in het
arrest van 23 mei 1975.
7

,dan kan hij ondanks het beding met een beroep op art. 82 de vrouw, indien zij hiertoe in
staat is, tot het geven van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de
kinderen dwingen.  Kraan zegt ook dat in dit geval geen beroep hoeft te worden
gedaan op art. 84 lid 5: de mogelijkheid om de regeling in huwelijkse voorwaarden met
behulp van de rechter ter zijde te stellen.
1.4 DE KOSTEN VAN DE HUISHOUDING; Art. 1:84:
Art. 84 geeft aan hoe de kosten van de huishouding, daaronder begrepen
de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, door de
echtgenoten moeten worden gedragen. Wat onder het begrip ‘kosten van
de huishouding’ valt, is in de wet niet omschreven. Hieronder dient
namens Kraan te worden verstaan: de kosten die in een gezin plegen te
worden gemaakt ten behoeve van het lichamelijk en geestelijk welzijn van
de leden van het gezin. Het begrip moet echter wel ruim worden geschat,
i.v.m. de verplichting van de echtgenoten elkaar het nodige (in materieel
opzicht) te verschaffen. Daarbij zijn de omstandigheden waarin het gezin
zich bevindt, de leefgewoonten, van belang. Tot de kosten van de
huishouding behoren de kosten van voeding, kleding en huisvesting (huur
of rente van hypothecaire lening). Ook de kosten van scholing, medische
verzorging, (netto)kosten van het woon- werkverkeer, vakantiereizen,
bezoek aan schouwburg en bioscoop vallen onder dit begrip. Indien de
echtgenoten huwelijkse voorgaarden maken kunnen zij daarin omschrijven
wat onder kosten van de huishouding moet worden verstaan. Valt een
uitgave niet onder de kosten van de huishouding, dan mist art. 84
toepassing. De uitgave dient dan te worden gedragen door - in beginsel -
de echtgenoot die de daaraan ten grondslag liggende overeenkomst is
aangegaan. De inkomstenbelasting wordt volgens Kraan als niet-
huishoudelijke schuld beschouwd  de echtgenoten zouden anders ook de
kans lopen in de kosten van de huishouding te moeten bijdragen uit
gelden waarover zij nooit, gezien de loonbelasting, de beschikking hebben
gehad. Schulden die zijn aangegaan om daarmee de kosten van de
huishouding te betalen, kunnen eveneens als kosten van de huishouding
worden gezien en kunnen, ook al zijn zij aangegaan door slechts één van
de echtgenoten. Art. 84 lid 1 brengt de hiervoor genoemde kosten
achtereenvolgens ten laste van:
a. Het gemeenschappelijk inkomen;
b. De privé-inkomens van de echtgenoten naar evenredigheid;
c. Het gemeenschappelijk vermogen; en
d. De privévermogens van de echtgenoten naar evenredigheid.
Met gemeenschappelijk inkomen en gemeenschappelijk vermogen is in dit artikel niet
bedoeld: het gezamenlijke inkomen of vermogen, maar het inkomen en vermogen dat
valt in - behoort tot - een tussen de echtgenoten bestaande huwelijksgemeenschap. Het
begrip inkomen is in de wet niet omschreven. Hieronder moet worden verstaan het
inkomen uit arbeid en vermogen. Kraan zegt dat de winst die wordt ingehouden in een
BV waarvan de echtgenoot directeur-groot aandeelhouder is, niet onder dit inkomen
valt, omdat deze winst niet direct voor de kosten van de huishouding kan worden
aangewend  HR 2 september 2005.
Het gaat bij art. 84 lid 1 om de vraag wie van de echtgenoten de kosten van de
huishouding moet dragen. Blijkens het slot van art. 84 lid 1 geldt de regeling niet voor
zover bijzondere omstandigheden zich daartegen verzetten. Dit betekent dat van de
volgorde, genoemd in lid 1, kan worden afgeweken.
Indien echtgenoten in algehele gemeenschap van goederen zijn getrouwd, kan een
echtgenoot privévermogen hebben doordat bij een verkrijging krachtens erfrecht of

8

,schenking een uitsluitingsclausule is gemaakt. Indien het bedrag dat de erfgenaam of
begiftigde in privé toekomt is overgeboekt naar een bankrekening die tot het
gemeenschappelijk vermogen behoort, behoort ook dit bedrag door vermenging tot het
gemeenschappelijk vermogen. De betreffende echtgenoot krijgt in dat geval in privé een
vordering op de gemeenschap ter grootte van het overgeboekte bedrag omdat de
gemeenschap ten koste zijn privévermogen is verrijkt.
Op grond van art. 84 komen de kosten van de huishouding, als het gemeenschappelijk
vermogen niet toereikend is, ten laste van de privévermogens naar evenredigheid. De
Hoge Raad is van mening in het arrest van 5 april 2019 dat indien de echtgenoot uit zijn
privévermogen had moeten bijdragen aan de kosten van de huishouding maar dit niet
gedaan, de andere echtgenoot, en niet de gemeenschap, jegens hem een aanspraak heeft
tot vergoeding. Kraan vindt het standpunt van de HR in dit arrest; dat kosten van de
huishouding altijd gemeenschapsschulden zijn, uit welk vermogen zij ook worden
voldaan, weinig begrijpelijk. Hij vraagt zich dan ook af hoe het kan dat een
gemeenschapsschuld uit privévermogen wordt voldaan zonder dat een vergoeding
ontstaat. Veel begrijpelijker is het volgens kraan om de draagplicht van artikel 84 te zien
als leidend tot een schuld van het vermogen dat de schuld moet dragen.
Wanneer de kosten van de huishouding in enig jaar niet uit de inkomens of de
vermogens van de echtgenoten kunnen worden betaald, komt de daardoor ontstane
schuld ten laste van ieder der echtgenoten voor de helft, althans wanneer zij in de
wettelijke beperkte of algehele gemeenschap van goederen zijn getrouwd. Zijn de
echtgenoten buiten iedere gemeenschap van goederen getrouwd, dan hangt de
draagplicht af van hetgeen daarover in de huwelijkse voorwaarden is bepaald. Is
afgesproken dat de kosten van de huishouding uitsluitend ten laste van een van de
echtgenoten komen, dan zal deze ook de schuld alleen moeten dragen. Is afgesproken
dat de echtgenoten naar rato van ieders inkomen en verwogen bijdragen in de kosten
van de huishouding, dan komt Kraans inziens het tekort ten laste van ieder van de
echtgenoten naar rato van de inkomens en/of vermogens van dat jaar. Volgens de HR
kunnen deze kosten echter ook, als beide echtgenoten over onvoldoende inkomen en
vermogen beschikken, op grond van de redelijkheid en billijkheid ten laste van ieder van
de echtgenoten voor de helft worden gebracht  maar volgens Kraan hangt dit wel van
de omstandigheden van het geval af.
In art. 84 lid 2 is de verplichting van de echtgenoten neergelegd om overeenkomstig de
draagplicht bij te dragen in de kosten van de huishouding. Deze bijdrageplicht, of
fourneerplicht, is noodzakelijk omdat de regeling van art. 84 lid 1 alleen intern werkt.
Een crediteur die op een van de echtgenoten een vordering heeft tot betaling van de
kosten van de huishouding kan alleen die echtgenoot aanspreken. Die echtgenoot is wel
de overeenkomst m.b.t. de kosten van de huishouding aangegaan, maar het is heel wel
mogelijk dat niet hij, maar de ander over de middelen beschikt om die kosten te voldoen
en die kosten dient te dragen. Van de laatste echtgenoot kan de echtgenoot-debiteur dan
rechtstreeks de bijdrage tot betaling van de kosten vorderen. In het algemeen neemt
men aan dat artikel 84 lid 1 betrekking heeft op het jaarinkomen. Voor de vermogens
geldt volgens Kraan dat voor de bijdrageplicht bepalend is het vermogen op het tijdstip
waarop aan de bijdrageplicht moet worden voldaan.
Art. 84 lid 1 en 2 spreken niet over de kosten van de gezamenlijke huishouding. Als de
echtgenoten A en B (buiten gemeenschap van goederen gehuwd) gescheiden wonen, A
een inkomen heeft van 100 en B een inkomen van 50 terwijl de kosten van ieders
afzonderlijke huishouding 45 bedragen, dan komen de gezamenlijke kosten van deze
afzonderlijke huishoudens groot 90 bij toepassing van art. 84 voor rekening van A en B
naar rato van ieders inkomen. A moet dus 2/3 of 60 betalen en B 1/3 of 30. Indien art.
81 van toepassing is geldt dit niet: dan moeten A en B ieder hun eigen kosten betalen.
Afwijken bij schriftelijke overeenkomst: Art. 84 lid 3 geeft de echtgenoten de
mogelijkheid om bij schriftelijke overeenkomst van de eerste twee leden af te wijken. De
9

, regeling over de kosten van de huishouding valt volgens Kraan niet meer onder het
begrip huwelijkse voorwaarden. De regeling wordt ook geen regeling van huwelijkse
voorwaarden als hij in een overeenkomst van huwelijkse voorwaarden is opgenomen en
dus kan ook in dat geval daarvan bij schriftelijke overeenkomst worden afgeweken.
Geschillen: Art. 84 lid 4 geeft de echtgenoten de mogelijkheid de rechter te hulp te
roepen bij geschillen die rijzen over toepassing van lid 1 en 2 van art. 84. Het gaat om
een verzoekschriftprocedure waarbij de rechter een beschikking kan geven. Blijkens art.
84 lid 5 kan de rechter op grond van gewijzigde omstandigheden een gegeven
beschikking of een door de echtgenoten getroffen regeling met betrekking tot de kosten
van de huishouding wijzigen. De rechter heeft hierbij volgens Kraan de bevoegdheid de
wijziging terug te laten werken tot een tijdstip waarop de omstandigheden zich hebben
gewijzigd. Voorbeeld: nihilbeding. Moet van de echtgenoten alle kosten van de
huishouding dragen en is daartoe door gewijzigde omstandigheden in staat, dan kan het
beding met behulp van de rechter zowel tijdelijk als blijvend - en met terugwerkende
kracht - buiten werking worden gesteld  met behulp van artikel 6:248 lid 2.
Verrekening van teveel betaalde kosten: Omdat echtgenoten in het algemeen van hun
uitgaven geen boekhouding bijhouden en zich bij die uitgaven ook niet nauwgezet aan
de wettelijke of overeengekomen bijdrageplicht zullen houden, kan het gemakkelijk
gebeuren dat een echtgenoot meer bijdraagt aan de kosten van de huishouding dan
waartoe hij op grond van de wet of van de regeling in de huwelijkse voorwaarden
gehouden is. Die echtgenoot kan dat meerdere dan in beginsel de andere echtgenoot
vorderen  HR 29 april 1994 Ter Kuile-Kofman. De HR bepaalde ook dat indien
vordering pas bij het einde van het huwelijk wordt ingesteld, tegen afrekening bij het
einde van het huwelijk het praktische bezwaar bestaat dat de benodigde gegevens dan
niet meer voorhanden zijn. Daarom dient, aldus de HR, de afrekening periodiek plaats te
vinden na afloop van elk kalenderjaar. Wordt door een echtgenoot niet op dat tijdstip
verrekening gevorderd, dan behoeft de andere echtgenoot de vordering tot verrekening
niet bij het einde van het huwelijk te verwachten en heeft de tot vergoeding gerechtigde
echtgenoot zijn recht verwerkt  Kraan vindt dit best onredelijk, want dan is de tot
verrekening gerechtigde echtgenoot de dupe van de tussen echtgenoten gebruikelijke
onzakelijkheid, maar een vordering tot verrekening achteraf is toch vaak onwenselijk
volgens hem. In het arrest van 15 sept 2006 is de HR van deze strenge opvatting
teruggekomen. In het voorgelegde geval waren de echtgenoten buiten iedere
gemeenschap van goederen getrouwd en was in de huwelijkse voorwaarden bepaald dat
de kosten van de huishouding alleen gedragen werden door de man. Voorts in de
huwelijkse voorwaarden een vervalbeding opgenomen, inhoudende dat de vordering
van de vrouw op de man, indien zij in afwijking van die afspraak in enig jaar aan de
kosten van de huishouding had bijgedragen, verviel aan het eind van het kalenderjaar,
volgende op dat waarin die kosten waren voldaan. De vrouw voldeed gedurende enkele
jaren de kosten van de huishouding en vorderde deze bij het einde van het huwelijk van
de man terug. Deze beriep zich, omdat de termijn waarbinnen de vordering had moeten
worden ingesteld was verstreken, op het vervalbeding. De HR overwoog dat een beroep
op het beding wel is toegestaan, maar dat dit beroep in strijd kan zijn met de
redelijkheid en billijkheid, hetgeen echter door de vrouw moest worden aangetoond.
Wordt dit beroep op de redelijkheid en billijkheid gehonoreerd, dan zal de vordering
van de vrouw tot verrekening van de kosten van de huishouding over (ver) in het
verleden liggende jaren alsnog moeten plaatsvinden.
1.5 HOOFDELIJKE AANSPRAKELIJKHEID VOOR HUISHOUDELIJKE SCHULDEN;
ART. 1:85:
art. 85 stelt de echtgenoten hoofdelijk aansprakelijk voor de verbintenissen die een van
hen aangaat ten behoeve van de gewone gang van de huishouding, waartoe ook behoren
de door een echtgenoot als werkgever aangegane arbeidsovereenkomsten ten behoeve
van de huishouding. Art. 85 brengt een versterking van de positie van bepaalde
10

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper MdGstudentrecht. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €15,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 57413 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€15,99  26x  verkocht
  • (3)
In winkelwagen
Toegevoegd