Plan van aanpak –
Fiscale en financiële
gevolgen van de
invoering van art. 1
Wet op de
bronbelasting 2021
Naam
Woonplaats, datum ten tijde van inleveren
Hogeschool van Amsterdam Finance, Tax and Advice
Klas
Naam docent
Embargoverklaring
Het onderzoek bevat vertrouwelijke informatie over Mocha Express. Om deze reden is er
een embargoverklaring ondertekend, zodat vooraf is afgesproken dat het onderzoek niet
beschikbaar wordt gesteld aan derden.
Inhoudsopgave
1. Achtergrondgegevens................................................................................................................................ 3
,2. Aanleiding.................................................................................................................................................. 4
2.1 Opdrachtgever......................................................................................................................................... 4
2.2 De aanleiding voor en het gevolg van de invoering van de Wet bronbelasting 2021..................................5
2.3 Mocha Express casus met betrekking tot de Wet bronbelasting 2021........................................................7
2.4.1 Onderzoeksmethoden........................................................................................................................... 8
2.4.2 Leeruitkomsten..................................................................................................................................... 8
2.4.3 Onderzoeksvaardigheden...................................................................................................................... 8
2.4.4 Communicatieve vaardigheden............................................................................................................. 8
2.4.5 Leeruitkomsten met betrekking tot fiscaal-juridisch en financieel advies...............................................9
2.4.5 Leeswijzer............................................................................................................................................. 9
3. Risicomanagement................................................................................................................................... 10
3.3 Doelstelling............................................................................................................................................ 10
4. Centrale vraagstelling............................................................................................................................... 11
4.1 De probleemstelling............................................................................................................................... 11
4.2 Centrale onderzoeksvraag...................................................................................................................... 11
5. Deelvragen............................................................................................................................................... 11
Wat is het heffingstarief en de uiteindelijke belastingschuld?.......................................................................11
5.1. Onderzoeks- en begripsafbakening........................................................................................................ 11
6. Hoofdstukindeling.................................................................................................................................... 12
7.1.1 Onderzoeksmethoden......................................................................................................................... 13
7.1.2 Leeruitkomsten................................................................................................................................... 13
7.1.3 Onderzoeksvaardigheden.................................................................................................................... 13
7.1.4 Communicatieve vaardigheden............................................................................................................ 13
8. Tijdpad..................................................................................................................................................... 14
9. Literatuur en bronnen.............................................................................................................................. 15
2
,1. Achtergrondgegevens
Studente
Naam: …
Adres: …
Postcode en woonplaats: …
Studentnummer: … Telefoonnummer: …
Begeleider: [naam docent]
Tweede lezer: [bijvoorbeeld naam van een familielid]
3
,Hogeschool van Amsterdam Business en Economie
Opdrachtgever
Naam: Mocha Express Manufacturing NL
Afdeling: Legal
Adres: Fraijlemaborg 133
Postcode en plaats: 1102 CV Amsterdam
Praktijkbegeleider: [naam docent]
Hogeschool van Amsterdam Business en Economie
2. Aanleiding
2.1 Opdrachtgever
Mocha Express Manufacturing NL (hierna: MM) is een koffiezaak die koffie, thee en voeding
bereidt en verkoopt. Het bedrijf heeft vestigingen in Nederland, Groot-Brittannië,
Zwitserland, Oostenrijk, Duitsland en Spanje, welke onder de overkoepelende Mocha
Express Holding in de Verenigde Staten vallen. Ze hebben als multinational veel te maken
met royaltyverschaffingen- en betalingen. Gezien de invoering van de nieuwe Wet
bronbelasting 2021 die onder andere royalty’s belast, kunnen ze te maken gaan krijgen met
een nog niet eerder voorziene belastingheffing.
4
,2.2 De aanleiding voor en het gevolg van de invoering van de Wet bronbelasting 2021
Nederland heeft een uitgebreid verdragennetwerk en vóór 2021 was er geen sprake van een
bronbelasting op uitgaande rente- en royaltybetalingen. Dit maakte Nederland aantrekkelijk
voor structuren die zich richten op het voorkomen van buitenlandse bronbelasting. Op 17
december 2019 is het wetsvoorstel over de Wet bronbelasting 2021 (hierna: bronbelasting
of Wet BB) door de Tweede Kamer aangenomen. Deze wet strekt zich ertoe om Nederland
niet langer als doorsluisland te laten functioneren voor renten en royalty’s ten aanzien van in
Nederland gevestigde lichamen aan een in een laagbelastende jurisdictie gevestigd gelieerd
lichaam en in misbruiksituaties (Kamerstukken II, 2018-2019, 34 700, nr. 34, p. 40). De
belasting is een eindheffing: er is geen verrekening van bronbelasting mogelijk en er wordt
geen aftrekbare last erkend.
Het wetsvoorstel is het gevolg de Pijler 2-maatregelen ingevuld door staatssecretaris van
financiën Menno Snel in februari 2018. Het kabinet was blijkbaar gevoelig voor de (deels)
internationale kritiek dat het Nederlandse belastingstelsel constructies faciliteert via de
afschaffing van de dividendbelasting (en de afwezigheid van een bronbelasting op uitgaande
rente en royalty's) zou kunnen gaan groeien. De aanpak van belastingontduiking en -
ontwijking werd wellicht mede daarom tot beleidsspeerpunt verklaard (Kamerstukken II,
2017-2018, 25 087, nr. 188, p. 8 en 9). Op 18 september 2018 werd het allereerste voorstel
voor een bronbelasting ingediend bij de Tweede Kamer, alleen maakte dit voorstel deel uit
van het wetsvoorstel ter afschaffing van de dividendbelasting. Als gevolg van de politieke en
maatschappelijke tegenstribbeling over het voorstel ter afschaffing van de dividendbelasting,
verviel daarmee ook gelijk het voorstel voor de conditionele bronbelasting. Hierdoor liep de
bronbelastinginvoering een vertraging op (vergelijk Kamerstukken II, 2018-2019, 34 700, nr.
72, p. 4). Het kabinet diende daarom op 17 september 2019 een vernieuwd wetvoorstel tot
invoering van een bronbelasting op rente en royalty's (Wet bronbelasting 2021) in
(Kamerstukken II, 2019-2020, 35 305, nr. 1 en 2), welke zonder bijzondere wijzigingen werd
goedgekeurd. (Adema, 2020).
Een bronbelasting focust zich op de zogenoemde cross-border transacties waarbij het land
waaruit de betaling afkomstig is (het bronland) de transactie ook belast wordt (Hietland,
2019). Aan de heffing van de bronbelasting wordt daarom (samenvattend) enkel
toegekomen bij betaling van rente of royalty's door een in Nederland gevestigd lichaam aan
in een laagbelastende jurisdictie gevestigde gelieerd lichaam, of in misbruiksituaties. Aan de
bronbelasting is een prohibitieve werking toe te rekenen (vergelijk Kamerstukken II, 2018-
2019, 35 305, C, p. 4). In art. 1.1 is de reikwijdte van de Wet bronbelasting 2021
weergegeven. Het gaat om een bronbelasting op rente en royalty’s die geheven wordt van
lichamen die als belastingplichtige zijn aangemerkt op grond van art. 2.1 uit de
desbetreffende wet. Dit blijkt ook uit de Memorie van toelichting (2021).
De heffing van bronbelasting wordt in de toekomst mogelijk uitgebreid. De staatssecretaris
van Financiën heeft aangegeven dat het kabinet aanvullende maatregelen wil treffen tegen
onbelaste dividendstromen naar laagbelastende jurisdicties (winstbelastingtarief <9% en
landen vermeld op de Europese lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden voor
belastingdoeleinden). Onlangs is daartoe een concept wetsvoorstel voor de aanvullende
bronbelasting op dividendstromen naar laagbelastende jurisdicties en in misbruiksituaties
5
, voorgelegd ter consultatie. De consultatieperiode is inmiddels verstreken (Rijksoverheid,
2020).
In maart 2021 is dan ook hiervoor een wetsvoorstel ingediend. Staatssecretaris Vijlbrief van
Financiën:
“Nederland heeft deze kabinetsperiode een grote ommezwaai gemaakt als het gaat
om de aanpak van belastingontwijking. De bronbelasting op renten en royalty’s is één
van deze belangrijkste maatregelen. Deze bronbelasting gaat ook gelden voor
dividenden. Geldstromen die via of vanuit ons land naar een ander land lopen waar
ze niet worden belast, worden dit hiermee wel. Nu is het zaak hierover internationaal
nog betere afspraken te maken, zodat belasting niet alsnog via andere landen kan
worden ontweken. Nederland kan hier de komende jaren een leidende rol pakken.”
De voorgenomen maatregelen kunnen pas vanaf 1 januari 2024 in werking treden. Blijkbaar
hebben het Ministerie en de Belastingdienst ruim drie jaar nodig om de implementatie van
de aanvullende maatregelen voor te bereiden (brief van 29 mei 2020, nr. 2020-0000100950,
NDFR 2020/1654), waar vraagtekens bij gezet kunnen worden (Adema, 2020).
Met het onderstaande voorbeeld wordt het eerdergenoemde met betrekking op de
klantcasus nog eens extra inzichtelijk gemaakt.
Hier heeft de fictieve moedermaatschappij een 100% aandeelhouderschap in de fictieve
dochtermaatschappij. De moeder verstrekt aan de dochter een lening, waarvoor de dochter
rente als tegenprestatie dient te betalen. Normaliter is deze rente als rentekosten aftrekbaar
van de winst en dus ook uitgesloten van de belastbare winst volgens art. 3.8 Wet IB jo. 8
Wet VPB. Bij deze artikelen komt het erop neer dat de fiscale winst (voor de Wet VPB)
bepaald wordt door de opbrengst te verminderen met de kosten. Rentebetalingen zijn ook
kosten, te weten rentekosten, die gemaakt zijn om de vennootschap in staat te stellen tot
het behalen van winst. Sinds het begin van 2021 worden deze rentekosten vooralsnog
buiten de heffing van de Wet VPB gelaten, maar wel ondergebracht bij de Wet BB. Niet
alleen rentekosten, maar ook royaltybetalingen worden op bovenstaande wijze belast. De
licentieverschaffing van een zekere waarde wordt dan op de balans geactiveerd als een
transitorische post, en de royaltybetalingen (doorgaans ter grootte van een bepaald
6