Opgave 0 (14 punten)
a. Drie groepen amateurvoetballers worden vergeleken: Amsterdamse amateurvoetballers,
Utrechtse voetballers en Rotterdamse voetballers. Het onderzoek richt zich op het aantal
geweldsincidenten (één metrische variabele), dat de voetballers de laatste drie weken hebben
meegemaakt. Het onderzoek loopt via een grote, aselecte steekproef. De onderzoekers willen
weten, of het aantal geweldsincidenten gemiddeld genomen verschuilt tussen Amsterdamse,
Utrechtse en Rotterdamse voetballers. (2 punten).
Drie groepen worden op gemiddelde vergeleken, dus ANOVA.
b. Er wordt overwogen een groot aantal wedstrijden ook laat in de avond te laten plaats vinden,
hetgeen op het moment nauwelijks gebeurt. Drie groepen amateurvoetballers worden
vergeleken: voetballers die jonger zijn dan twintig jaar; voetballers die minimaal twintig jaar oud en
maximaal veertig jaar oud zijn, en voetballers die ouder zijn dan veertigjaar. Onderzocht wordt of
het percentage, dat geen bezwaar heeft ook laat in de avond te spelen, tussen de drie groepen
verschilt, Het onderzoek gebeurt via een grote, aselecte steekproef. (2 punten)
Drie groepen worden op percentage vergeleken, dus chikwadraat.
c. Er wordt via een grote, aselecte steekproef onderzocht of over het algemeen amateurvoetballers,
die meer verdienen, ook in de maand januari 2018 meer uitgaven aan benzinekosten voor bezoek
aan de eigen vereniging. (2 punten) ?
Twee metrische variabelen worden vergeleken (op gemiddelde), dus afhankelijke verschiltoets.
d. Er wordt onderzocht, hoe Nederlandse amateurvoetballers de omgang met elkaar bij de
vereniging, waar ze lid van zijn, waarderen. Dit gebeurt via een grote, aselecte steekproef.
Respondenten wordt gevraagd, welk cijfer ze geven aan de omgang met elkaar bij de
vereniging waar ze lid van zijn (één metrische variabele). De groep van amateurvoetballers, die
ouder dan 45 jaar zijn, en de groep van amateurvoetballers, die op zijn hoogst 45 jaar oud zijn,
worden vergeleken. Welke groep scoort gemiddeld genomen het hoogst? Dit gebeurt via een
grote, aselecte steekproef. (2 punten)
Twee groepen worden vergeleken op gemiddelde uitkomst, dus onafhankelijke verschiltoets.
e. Er wordt onderzocht of amateurvoetballers van de Randstadde veiligheid op straat in
Amsterdam en in Rotterdam (twee metrische variabelen) verschillend waarderen. Dit onderzoek
loopt via een grote aselecte steekproef. Respondenten wordt gevraagd, zowel hun beleving van
veiligheid in Amsterdam als hun beleving van veiligheid in Rotterdam met een cijfer tussen 1 en
10 te waarderen. (1 = zeer onveilig en 10 = zeer veilig).
Twee metrische variabelen worden vergeleken (op gemiddelde), dus afhankelijke verschiltoets.
f. Men wil nagaan of het biergebruik (één metrische variabele) onder Amsterdamse en
Rotterdamse voetballers verschilt. Het onderzoek loopt via een grote, aselecte steekproef.
Voetballers uit Rotterdam en uit Amsterdam (twee groepen) gevraagd hoeveel glazen bier ze
de afgelopen week gedronken hebben. (2 punten)
Twee groepen worden op gemiddelde vergeleken, dus onafhankelijke verschiltoets.
g. De Nederlandse amateurvoetballers staan ook in dit onderdeel centraal. Het onderzoek loopt via
een grote, aselecte steekproef. Respondenten wordt gevraagd, via een rapportcijfer tussen 1 en
10 aan te geven, in welke mate hij/zij tevreden is met de club waar hij/zij bij aangesloten is (1=
zeer ontevreden; 10 = zeer tevreden). Ook wordt gevraagd hoe hoog de contributie bij de
vereniging is. Men wil onderzoeken of er een verband bestaat tussen de hoogte van de
contributie en de tevredenheid met de vereniging. (2 punten)
Het verband tussen twee kwantitatieve variabelen, dus correlatie.
, Opgave 1 (5 punten)
Er is getoetst bij een betrouwbaarheidsniveau van 95%. Zie verder onderstaande tabellen.
a. Geef op basis van de eerste tabel een beschrijving van de steekproef. Deze beschrijving moet
relevant zijn met betrekking tot het probleem dat onderzocht wordt. Noem de relevante getallen. Let
op: de vraag of de onderzoeksresultaten significant zijn, speelt bij de beantwoording van dit
onderdeel geen rol. (1 punt)
In de steekproef is het gemiddelde score voor het administratieve personeel (6,9955) lager dan de
gemiddelde score voor het technische personeel. (7,5294).
b. Wat is de p-waarde? (1 punt)
Lev Sig = 0,720 > 0,05 dus we lezen de eerste regel; dat betekent dat P = 0,038
c. Is het resultaat significant? Geef daarbij de juiste argumentatie. (1 punt)
0,038 < 0,05 dus het resultaat is significant.
d. In het vorige onderdeel heb je vastgesteld of het resultaat wel of niet significant is. Leg uit, wat
daarmee bedoeld wordt. Gebruik bij het antwoord de termen populatie en steekproef en maak
gebruik van de p-waarde. Verwijs in het antwoord ook naar de juiste variabele. (1 punt)
Het resultaat is significant, dus het is onwaarschijnlijk dat de resultaten op toeval zijn gebaseerd.
De steekproef is representatief voor de populatie. De kans dat er tussen beide subgroepen geen
verschil is, is minder dan 5%, namelijk P = 0,038. Met 95% betrouwbaarheid kan worden
uitgesloten, dat beide subgroepen gemiddeld genomen even hoog scoren.
e. Wat kan naar aanleiding van dit onderzoek geconcludeerd worden? (1 punt)
Bij een betrouwbaarheidsniveau van 95% is er voldoende bewijs, dat in de populatie gemiddeld
genomen administratief personeel lager scoort dan technisch personeel op communicatieve
vaardigheden.