9.2 Functies van jeugdliteratuur
We onderscheiden zes basisfuncties voor jeugdliteratuur:
1. De ontspannende functie. Deze functie komt tegemoet aan de behoefte van de leerling om
zich te ontspannen, zich goed te voelen.
2. De creatieve functie. Hier gaat het om boeken die de fantasie van kinderen stimuleren.
3. De emotionele functie. Boeken kunnen kinderen ook inzicht geven in gevoelens en
ervaringen en kunnen helpen om emoties te verwerken.
4. De informatieve functie. Boeken kunnen ook tegemoetkomen aan de behoefte aan kennis
en aan de nieuwsgierigheid van kinderen.
5. De opvoedende functie. Deze functie houdt in dat boeken kinderen helpen om een bepaald
standpunt in te nemen over de normen en waarden van de maatschappij waarin ze leven.
6. De esthetische functie. Boeken kunnen ook tegemoetkomen aan de behoefte aan
schoonheid, aan het genieten van het mooie op zichzelf.
9.3 Beoordelen van jeugdliteratuur
Voor het beoordelen van kinderboeken hanteren volwassenen vaak de volgende criteria:
Literaire criteria
Pedagogische criteria
Ideologische criteria
Literaire criteria: Er wordt vooral gelet op de manier waarop het verhaal geschreven is, op origineel
taalgebruik, beeldende beschrijvingen of realistische dialogen.
Pedagogische criteria: Er wordt vooral gelet op of een boek de ontwikkeling van kinderen stimuleert.
Hij kijkt of het boek aansluit bij het ontwikkelingsniveau van een kind en of er geen zaken in
voorkomen die emotioneel te belastend zijn.
Ideologische criteria: Er wordt vooral gelet op de normen, waarden en beelden die door een boek
worden overgedragen. Hij gaat na of een kind wel het juiste beeld van de maatschappij krijgt en of er
niet te veel stereotype voorstellingen van bepaalde personen in voorkomen.
Hst 10 Taalbeschouwing
10.1 Het taalsysteem
De verschillende niveaus van taal en onderdelen van de taalkunde
Niveau Regels voor Onderdeel taalkunde
Fonologisch niveau Uitspraak Fonologie
Morfologisch niveau Opbouw van woorden Morfologie
Syntactisch niveau Volgorde van woorden Syntaxis
Semantisch niveau Betekenis Semantiek
Pragmatisch niveau Gebruik Pragmatiek
Orthografisch niveau Spelling Orthografie
10.1.1 Fonologie
De fonologie is de klankleer. Als we de taal op het fonologisch niveau bekijken, dan letten we op de
uitspraak van woorden, de regels voor de volgorde van spraakklanken, de intonatie en het
woordaccent. De kleinste elementen van de taal zijn de spraakklanken. Binnen de taalkunde spreken
we liever over een foneem als het gaat om spraakklanken. Een foneem is een klank die
, betekenisverschil tussen woorden veroorzaakt. We spreken van twee verschillende fonemen als
twee spraakklanken ook verschil in betekenis teweegbrengen.
10.1.2 Morfologie
De morfologie is een onderdeel van de taalkunde waarin men onderzoekt hoe woorden zijn
opgebouwd uit betekeniselementen en op welke manier een taalgebruiker nieuwe woorden vorm.
Woorden zijn dus niet de kleinste betekenisdragende elementen van een taal. Ook voorvoegsels en
achtervoegsels hebben een betekenis. Een morfeem is het kleinste betekenisdragende element van
een taal. Er zijn twee soorten morfemen. We kennen morfemen die als los woord kunnen voorkomen
en die niet verder zijn op te splitsen in betekenisdragende delen, zoals paard, huis, meel en klein. We
noemen dat een vrij morfeem. Daarnaast zijn er morfemen die je niet als woord kunt gebruiken,
maar die altijd gekoppeld zijn aan een ander woord, zoals -ig of -heid. We noemen dat een gebonden
morfeem.
We kennen vier morfologische principes:
1. Samenstelling
2. Afleiding
3. Verbuiging
4. Vervoeging
Samenstelling=
We spreken van een samenstelling als twee losse woorden worden samengevoegd tot één woord.
Zo kun je fiets en bel combineren tot één woord: fietsbel.
Afleiding=
Een afleiding is een woord waarvan niet alle delen als zelfstandig woord kunnen voorkomen. Bij een
afleiding wordt een gebonden morfeem (voor- of achtervoegsel) toegevoegd aan een woord, zodat
er een nieuw woord ontstaat.
Verbuiging=
Bij verbuiging is er ook sprake van het samenvoegen van een vrij morfeem en een gebonden
morfeem, maar er ontstaat niet een geheel nieuw woord. Naast groot kennen we de verbogen vorm
grote, maar het gaat om hetzelfde woord.
We kennen de volgende vormen van verbuiging:
Meervoud (beesten, anjers)
Verkleinwoord (huisje, boompje, beestje)
Vergelijking (kleiner, kleinst)
Buigings-s (leuks)
Buigings-e (mooie)
Vervoeging=
Voor de verbuiging van werkwoorden hebben we een speciale naam: vervoeging. Dat kan door -t, -
en, -te, -ten, -de of -den aan de grondvorm van een werkwoord toe te voegen.
10.1.3 Syntaxis
De leer van de zinsbouw. Een zin is niet zomaar een aaneenrijging van woorden. Er zijn bepaalde
regels voor de manier waarop je woorden kunt combineren. De regels voor de
combinatiemogelijkheden van woorden in een zin, noemen we grammaticale of syntactische regels.
Op het syntactische niveau van de taal beschrijven we dus de regels voor het combineren van
woorden.