Samenva'ng Inleiding in het Nederlandse Recht
Hoofdstuk 1 Recht in het algemeen
1. Inleiding
- Taak van het recht in de samenleving = zo mogelijk conflicten te voorkomen en bestaande conflicten op te
lossen.
- Het recht tracht de vrede in de samenleving te bewaren door de belangen van de gemeenschap en de
belangen van de individuele leden van de samenleving te beschermen.
- Voor het reguleren van tegenstrijdige belangen kan het recht van betekenis zijn in de vorm van het stellen
van regels.
- Ook als er geen tegenstrijdige belangen zijn, verloopt het menselijk contact (menselijk gedrag) via
rechtsregels.
- Doel rechtsregels = menselijke gedragingen ordenen en daarmee ook te uniformeren, doordat ze voor
iedereen gelijkelijk van kracht zijn -> dus, het beogen van een zekere maatschappelijke ordening van
menselijk gedrag, dit gebeurt door: het vaststellen van voorschriIen waarin gedragingen worden genoemd
in termen van bevoegdheden en verplichJngen (houden vaak een gebod/verbod in).
- De inhoud van de meeste rechtsregels vloeit voort uit algemeen aanvaarde opvaLngen over goed en
kwaad en uit de behoeIe aan een doelmaJge ordening van de maatschappij.
- De meeste rechtsregels beogen door het voorschrijven van gedrag een zekere gerechJgheid te bevorderen
+ doelmaJgheid speelt een rol bij rechtsregels.
- Bij verkeersvoorschriIen is niet alJjd direct duidelijk dat zij naast ordening ook in zekere mate de
gerechJgheid dienen, bij andere regels, zoals die in het strafrecht, staat juist gerechJgheid centraal.
- De rechtsregels moeten ook worden gehandhaafd = er wordt toezicht op uitgeoefend op de niet-naleving
ervan en conflicten daarover kunnen aan een rechter worden voorgelegd.
2. Rechtsbronnen
- Recht = het geheel van geldende rechtsregels (posiJef recht).
- PosiJef recht = een optelsom van alle rechtsregels die hier op dit moment gelden.
- Tot het posiJeve recht gehoren niet: uit de moraal/godsdienst voortvloeiende voorschriIen,
fatsoensregels, rechtsregels die nog niet zijn ingevoerd, rechtsregels die zijn afgeschaI.
- ObjecJef recht wordt vooral gebruikt in verband met het begrip subjecJef recht.
- ObjecJef recht (synoniem van posiJef recht): deze rechtsregels ordenen de verhoudingen tussen personen
door aan hen bevoegdheden en verplichJngen toe te kennen -> vormen geen doel op zich zelf, ze worden
toegepast als het in de regel beschreven geval zich voordoet.
- SubjecJef recht = een aan het objecJeve recht ontleende bevoegdheid van een persoon.
- Bevoegdheid = een recht is een aan het objecJeve recht ontleende, individuele bevoegdheid.
• law: algemene regel -> objecJef recht.
• right: individuele bevoegdheid -> subjecJef recht.
- Rechtsbronnen = de bronnen waaruit het geldende recht als het ware voortvloeit. Bij rechtsbronnen gaat
het om de vorm waarin rechtsregels zich voordoen, en niet om de inhoud van de regels.
1. de wet;
2. de jurisprudenJe (de rechtspraak);
3. de gewoonte;
4. verdragen en sommige besluiten van volkenrechtelijke organisaJes.
- Wet = elke algemeen geldende geschreven rechtsregel die aXomsJg is van een tot wetgeving bevoegd
overheidsorgaan (een deel van het posiJeve recht staat in de wet).
- Als er weZen zijn met minder duidelijke regels/er ontbreekt een weZelijke regel legt de rechter de
onduidelijke regel uit door het maken van een nadere regel of formuleert hij zelfstandig een nieuwe regel,
zodra andere rechters deze regel in latere geschillen ook toepassen is er sprake van jurisprudenJe
(rechtersrecht) -> heeI dezelfde rechtskracht als het weZelijke recht.
- Je hebt gewoonten die niet in de wet zijn vastgelegd, maar die wel als bindende rechtsregels worden
beschouwd en nageleefd, als de rechter er achter komt dat een bepaalde regel van gewoonterecht bestaat,
kan hij die in zijn vonnis onder woorden brengen en hem vervolgens toepassen in het geschil.
,3. Na;onaal en interna;onaal recht
- Soevereiniteit = binnen zijn grondgebied bepaald ieder land de omvang en inhoud van zijn naJonale
rechtsstelsel, in beginsel staat een land vrij zijn wetgeving te regelen en te bepalen welke bevoegdheden
aan het bestuur en de rechterlijke macht toekomen.
• geldt zowel naar buiten als naar binnen.
• ze dulden geen macht boven zich, tenzij ze dat zelf toestaan.
• naar binnen soeverein zijn blijkt uit het feit dat de overheid in elk land in beginsel de exclusieve
bevoegdheid bezit tot wetgeving en rechtspraak.
- InternaJonaal recht: geldt binnen staten en komt van internaJonale oorsprong en omdat in Nederland het
verdrag een van de rechtsbronnen is, bevat het naJonale recht ook regels van internaJonale oorsprong.
- Volkenrecht = het deel van het internaJonaal recht dat rechtsregels bevat over het verkeer tussen staten
onderling en het verkeer tussen staten en volkenrechtelijke organisaJes.
• vnl. verdragen, besluiten van volkenrechtelijke organisaJes, regels van gewoonterecht.
- Verdrag = een schriIelijke, bindende regeling tussen staten onderling of tussen staten en volkenrechtelijke
organisaJes.
1. verdragen waarbij alleen de betreffende regeringen wederzijds
verplichJngen aangaan.
2. verplichJngen voor wetgevers van de aangesloten staten tot het maken of
aanpassen van wetgeving.
3. verdragen die ingrijpen op de soevereiniteit van staten, dit zijn verdragen die rechtsregels
bevaZen die in een staat zonder tussenkomst van de wetgever rechtstreeks in het naJonale recht
kunnen gelden (Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de
fundamentele vrijheden - EVRM, bevat bepalingen die in Nederland zonder meer gelden).
4. regelingen waarbij bevoegdheden tot wetgeving, bestuur en rechtspraak worden opgedragen
aan een internaJonale organisaJe (Verdrag betreffende de Europese Unie, hierdoor heeI de EU
eigen organen die bevoegd zijn tot wetgeving, rechtspraak en bestuur, daarnaast hebben ze een
eigen rechtsorde die deel uitmaakt van de rechtsorde van elke lidstaat). Het geheel aan rechtsregels
die aXomsJg zijn van de EU wordt het Europees Unierecht of het recht van de Europese Unie
genoemd.
- EVRM is tot stand gekomen onder de hoede van de Raad van Europa. De Raad van Europa is vlak na de
Tweede Wereldoorlog door een aantal West-Europese staten opgericht. In het EVRM is vastgelegd dat elk
individu, eigen, onvervreemdbare rechten heeI de de staat moet respecteren: de grondrechten.
- MonisJsch systeem (monisme) = rechtsregels uit een verdrag kunnen deel uitmaken van het naJonale
recht zonder dat eerst omzeLng in naJonaal recht nodig is -> Nederland kiest hierdoor dus voor een
vrijwillige inperking van zijn soevereiniteit.
- Een regel of besluit van een internaJonale herkomst heeI voorrang boven een naJonale regel. Daarbij
geldt als voorwaarde dat de regel of het besluit in Nederland een ieder naar zijn inhoud kan verbinden ->
het gaat om verdragsbepalingen die voor iedereen kunnen gelden, zoals bijvoorbeeld de grondrechten uit
het EVRM.
4. Materieel en formeel recht
- Twee belangrijke funcJes van het recht: ordening van menselijk gedrag door het stellen van rechtsregels
en handhaving van die regels door geschilbeslechJng.
- Materieel recht = regels die betrekking hebben op de rechten en plichten van personen in hun onderling
verkeer.
- Formeel recht/procesrecht = regels over de wijze van procederen voor de rechter.
- In het procesrecht vinden we regels over hoe de koper de verkoper via de rechter alsnog tot levering van
het snowboard kan dwingen en hoe de bankovervaller in een strafproces moet worden berecht.
- Strafrecht: materieel strafrecht/formeel strafrecht (strafprocesrecht).
- Bestuursrecht: materieel bestuursrecht/bestuursprocesrecht.
- Privaatrecht: materieel privaatrecht (privaatrecht)/formeel privaatrecht (burgerlijk procesrecht).
- Privaatrecht = burgerlijk recht = civiel recht.
- Handhaving van het recht op terreinen van: strafrecht, bestuursrecht, burgerlijk recht -> het procesrecht
op elk van deze terreinen heeI een eigen structuur, eigen rechters en eigen regels van procesrecht.
,5. De rechtsgebieden
5.1 Het staatsrecht
- Het staatsrecht: bevat de regels die betrekking hebben op de organisaJe van de Staat en zijn organen en
op de bevoegdheden van die organen. Ook omvat het de verhouding van burgers tot de Staat en de
mogelijkheden die burgers hebben invloed uit te oefenen op het funcJoneren van diverse staatsorganen
(de Grondwet is het belangrijkste in het staatsrecht).
- De Grondwet vormt een summiere, geschreven regeling waarin een aantal belangrijke gegevens over de
organisaJe van onze Staat ligt verankerd, de Nederlandse Grondwet dateert van 1815 en is voor het laatst
ingrijpend gewijzigd in 1983.
- Grondrechten: berusten op de gedachte dat de mens meer is dan alleen onderdaan van een staat en dat
de overheid dat meerdere heeI te eerbiedingen.
- PoliJeke grondrechten: geven de bevolking zeggenschap over de samenstelling van de
overheidsinstellingen -> kiesrecht + het recht om een openbaar ambt te bekleden.
- Op een aantal plaatsen in de Grondwet wordt aangegeven dat over een bepaald onderwerp nadere regels
moeten worden gemaakt in een wet. Een wet die een uitwerking bevat van zo’n bepaling in de Grondwet =
een organieke wet.
- Ook bestaat het staatsrecht uit een aantal regels die geleidelijk in het parlementaire leven zijn ontwikkeld
en die niet in een weZelijke regeling zijn vastgelegd -> het gaat m.n. om de verhouding tussen regering en
parlement en om de gang van zaken in de kabinetsformaJe: gewoonterecht.
5.2 Het bestuursrecht
- Het bestuursrecht/administraJef recht: heeI de juridische bestuursacJviteit van de overheid tot
onderwerp.
- Belangrijkste weZelijke regeling bestuursrecht: de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
- Het bestuursrecht kent eigen regels over het optreden van de bestuursorganen tegenover de burger en
een eigen procesrecht voor de beslechJng van geschillen.
- In het bestuursrecht staat de rechtsverhouding tussen overheid en de burger centraal -> deze relaJe komt
voor een groot deel tot uiJng in de zogenoemde beschikking.
- Beschikking = een besluit van een bestuursorgaan dat rechtsgevolgen vaststelt voor één individu (of
rechtspersoon).
- In tegenstelling tot weZelijke regels zijn beschikkingen dus overheidsbesluiten die gelden voor één
persoon, deze wordt in de beschikking dan ook bij naam genoemd.
- Er is dus steeds sprake van een individueel geval waarin een bestuursorgaan ten aanzien van een burger
een beslissing neemt.
- Beschikkingen verlenen vaak rechten, maar leggen soms ook verplichJngen op.
- Het materiële bestuursrecht: houdt zich in hoofdlijnen bezig met de bevoegdheid van bestuursorganen tot
het maken van beschikkingen en met de vereisten die aan een rechtsgeldige beschikking worden gesteld.
- De regering is het bestuursorgaan bij uitstek, maar in sommige gevallen zijn ook een minister,
gedeputeerde staten van een provincie, het college van B&W van een gemeente, de commissaris van de
Koning, het bestuur van een waterschap en ook een andere niet tot de overheid behorende instanJe of een
‘persoon of college met enig openbaar gezag bekleed’.
- Beschikkingen zijn alleen rechtsgeldig als ze in overeenstemming zijn met (onder meer) de wet en met de
zogenoemde algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
- Tegen een beschikking kan een burger beroep aantekenen bij de rechter -> deze verleent aan de burger
rechtsbescherming tegen beschikkingen waar iets mis mee is -> deze rechtsbescherming vindt plaats bij de
bestuursrechter in het bestuursprocesrecht, daar geldt als hoofdregel: een burger kan bij de rechtbank in
beroep komen tegen een beschikking.
5.3 Het strafrecht
- Kenmerkend voor het strafrecht is dat het bepaalde gedragingen bedreigt met straf.
- Materiële strafrecht = geeI aan welke feiten stranaar zijn, wie de dader is en met welke sancJes het
plegen van die feiten wordt bestraI (Wetboek van Strafrecht, Sr).
- Formele strafrecht/strafprocesrecht = bevat voorschriIen omtrent de gang van zaken bij de opsporing van
stranare feiten, het onderzoek ter terechtziLng en de tenuitvoerlegging van de straf (Wetboek van
Strafvordering, Sv).
- Het strafrecht wil voorkomingen dat bepaalde gedragingen worden verricht, en wil daarmee de
, maatschappij beveiligen.
- Belangrijkste kenmerk van de straf: leedtoevoeging aan de dader.
- Stranaar feit = een in de wet met straf bedreigde gedraging -> ze kunnen worden gepleegd door
natuurlijke personen (mensen van vlees en bloed) en door rechtspersonen (vennootschap, vereniging).
- Geweldsdelicten kunnen alleen door natuurlijke personen worden gepleegd.
- Het vervolgen en berechten van stranare feiten is bij uitsluiJng opgedragen aan de overheid.
- De rechter beslist of iemand wegens het begaan van een stranaar feit moet worden gestraI, en welke
straf dan moet worden opgelegd.
- Belangrijkste sancJes (art. 9 Sr): gevangenisstraf, hechtenis, taakstraf, geldboete.
- Een feit is alleen stranaar als het voordien stranaar is gesteld in een weZelijke stranepaling (art. 16
Grondwet/art. 1 lid 1 Sr) -> het materiële strafrecht is daarmee volledig weZenrecht.
5.4 Het burgerlijk recht
- Burgerlijk recht/privaatrecht: heeI de juridische betrekkingen tussen personen onderling tot onderwerp
-> geregeld in Burgerlijk Wetboek (BW) en daarmee verwante weZen.
- Materiële privaatrecht, 2 hoofdgroepen van relaJes:
• regels betreffende de persoon (het personen- en familierecht en het rechtspersonenrecht);
• regels betreffende het vermogen van een persoon.
- Het personen- en familierecht: regelt alle persoonlijke betrekkingen binnen en buiten het gezin
(naJonaliteit, het recht op een naam, afstamming, huwelijk, etc.).
- Rechtspersonenrecht: een rechtspersoon is een juridische samenwerkingsvorm die zelfstandig aan het
rechtsverkeer kan deelnemen (vereniging, een sJchJng, BV, NV).
- Veel ondernemingen zijn rechtspersonen in de vorm van een NV of BV -> privaatrechtelijke
rechtspersonen.
- Overheidsinstellingen die zelfstandig deelnemen aan het rechtsverkeer, zijn meestal ook rechtspersonen:
de Staat, gemeenten, hoge scholen, openbare universiteiten = publiekrechtelijke rechtspersonen.
- Het vermogensrecht = het geheel van regels over het vermogen van een persoon.
- Vermogen = de optelsom van alle rechten en verplichJngen van een persoon die op geld waardeerbaar
zijn en in beginsel ook overdraagbaar zijn (eigendomsrechten, rechten en plichJgen uit overeenkomsten).
- Vanouds wordt tot het burgerlijk recht mede gerekend het handelsrecht, zoals dat te vinden is in het
Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Koophandel.
5.5 Het arbeidsrecht en het sociaal zekerheidsrecht
- Arbeidsrecht: het geheel van rechtsregels dat betrekking heeI op de arbeidsverhoudingen van personen
die in loondienst werkzaam zijn -> bevat zowel de private als publieke sector en daarmee zowel werknemers
als ambtenaren (arbeidsovereenkomst, arbeidsomstandigheden, collecJef overleg, de collecJeve
arbeidsovereenkomst, staking, medezeggenschap, werknemersverzekeringen).
- CollecJef arbeidsrecht: hierin wordt de rechtsposiJe geregeld van groepen werkgevers en werknemers in
het sociaal overleg -> mondt uit in collecJeve arbeidsovereenkomsten.
- Sociaal zekerheidsrecht = het onderdeel van het arbeidsrecht wat zich met het stelsel van sociale
voorzieningen bezighoudt.
6. Publiekrecht en privaatrecht
- Publiekrecht: staatsrecht, bestuursrecht, strafrecht, volkenrecht en betreI regels over de inrichJng van de
Staat, de bevoegdheden van zijn organen en de uitvoering van exclusief aan de overheid opgedragen taken.
• Het gaat om regels die het algemeen belang direct of indirect tot onderwerp hebben.
• Rechtsverhouding tussen Staat en individu (maar de Staat treedt in het rechtsverkeer regelmaJg
op gelijke voet met een parJculier op).
• Alleen als de overheid handelt ‘als overheid’ is zij op het terrein van het publiekrecht.
• Verhouding tussen overheid en onderdaan: verJcaal.
- Privaatrecht: de onderlinge betrekkingen tussen personen.
• Het belang van de individuele burger staat centraal.
• Ook alle regels van het privaatrecht raken het algemeen belang.
• Rechtsverhouding tussen individuelen onderling.
• Domein van het privaatrecht is vergroot, en die van het publiekrecht verkleind, door de
toegenomen privaJsering.