Pedagogische adviezen voor speciale kinderen
Hoofdstuk 4: Angst
4.1 beschrijving van het probleemgebied en de diagnostische criteria
Angststoornissen zijn internaliserende stoornissen. Vooral het kind zelf heeft er last van.
Angststoornissen zijn bij kinderen en adolescenten de meest voorkomende aandoeningen. Bijna 20%
van alle Nederlanders heeft er in zijn of haar leven last van. Onder jeugdigen is dit aantal 10% en bij
kinderen 5%. Angststoornissen zijn vrijwel net zo hardnekkig als gedragsstoornissen of ADHD en
zonder behandeling kunnen klachten uitmonden in depressie. Angststoornissen komen vaker voor bij
meisjes, vooral in de adolescentie. Er is een grote overlap tussen angststoornissen bij ouders en
kinderen.
Angst vervult op zichzelf een gezonde stimulerende rol. Angst wordt pas een probleem als deze
verlammend werkt en het dagelijks functioneren verstoord.
Angst is een fysiologische reactie op uitwendig gevaar bestaande uit drie componenten:
1. Psychologisch cognitief: het gevoel van angst in een gedachte.
2. Motorisch: trillen, hyperactief, overreageren, enz.
3. Fysiologisch: verhoogde hartslag, versneld ademen, transpireren.
Ontwikkeling normale angsten:
Eerste 6 maanden: bang voor harde geluiden
0,5 tot 2 jaar: bang voor vreemden en verlating ouderfiguur
2-4 jaar: bang voor dieren
4-6 jaar: angst voor beschadiging lichamelijke integriteit
Rond 6e jaar: gewetensangst tussen verlangen en normen
6-12 jaar: angst voor negatieve beoordeling leeftijdsgenoten
12-18 jaar: angst voor negatieve beoordeling andere geslacht
Angsten gaan veelal weer over. Blijven de angsten echter bestaan? Dan moet er gevraagd worden
waarom deze niet is overgegaan en niet zozeer waar deze vandaan komt.
Angstige jongeren ervaren problemen in denken, doen en voelen:
Denken: negatief, laag zelfbeeld.
Doen: geen initiatief in sociale interacties
Voelen: onzeker, weinig zelfvertrouwen, minderwaardigheidsgevoelens, enz.
4.1.1 Algemene kenmerken van angststoornissen
Specifieke angststoornissen zijn:
1. De gegeneraliseerde angststoornis (GAS) of piekerstoornis
Deze mensen tobben over van alles en zien overal tegenop, vaak heel banale, dagelijkse
zaken. Diagnostische criteria voor GAS:
Bezorgd piekeren over verschillende gebeurtenissen, ten minste 6 maanden lang.
Moeilijk vinden de zorg de baas te blijven, rituele handelingen tegen angst
Angst en zorg gecombineerd in drie van de zes symptomen: rusteloos, vermoeid,
slechte concentratie, prikkelbaar, gespannen, slaapstoornis
De angst komt niet voor als één onderdeel (fobie, anorexia)
De angst zorgt voor klinisch lijden of significante belemmering bij sociaal
functioneren.
Er is geen verband met gebruik van drugs, medicatie of lichamelijke ziekte.
Gas komt vaker voor bij adolescenten. Door self-consciousness, het van zichzelf bewust zijn.
Piekeren over je eigen gedrag.