Hoofdstuk 1. Algemene economie en bedrijfsomgeving
1.1 Economisch handelen en algemene economie
Welvaart= het beschikken over goederen en diensten voor de bevrediging van de behoeften, de
middelen die worden gebruikt voor de bevrediging zijn vaak schaars. Hierdoor is er voortdurend
spanning tussen behoeften en middelen.
Economisch handelen= het streven naar maximale welvaart met behulp van schaarse middelen.
Economische wetenschap= bestudeert het economisch handelen, onderscheid wordt gemaakt tussen
interne processen bestuderen (financiering, verslaggeving, kosten) en dingen met de omgeving
bestuderen (commerciële of algemene economie). Problemen hebben meestal aard van beide
gebieden.
Vier onderdelen in de economie:
1. Meso- en micro- economie: bestuderen kenmerken van markten en bedrijfstakken (vraag en
aanbod)
2. Macro- economie: bestuderen het hele land (consumptie, investeringen, import, export)
3. Monetaire economie: bestuderen de rol van geld en banken in de economie (hoogte rente,
kredietverlening)
4. Internationale economische betrekkingen: bestuderen de buitenlandse handel van landen,
internationale kapitaalstromen tussen landen
1.2 Bedrijfsomgeving
Bedrijfsomgeving= alle ontwikkelingen in de omgeving van de onderneming die invloed hebben op de
resultaten van een bedrijf
Directe omgevingsfactoren: concurrenten, leveranciers, afnemers, markt (alles binnen de
bedrijfskolom)
Indirecte omgevingsfactoren: zij kunnen veel invloed uitoefenen op de onderneming, terwijl
dit andersom bijna niet kan (overheid, culturele omgeving)
Macro- omgeving: conjuncturele ontwikkeling, wisselkoersen, prijzen van grondstoffen (kan je
als onderneming niet beïnvloeden)
Een grote fout dit vaak gemaakt wordt, is dat mensen ervan uit gaan dat gegevens stabiel zijn, wat
ervoor zorgt dat problemen niet juist worden opgelost. Het is
belangrijk om rekening te houden met gegevens die
veranderen en hierin te voorspellen om vooruit te kunnen
kijken.
1.3 Absolute en relatieve gegevens
Absoluut: in getallen
Relatief: in procenten
Nominale stijging: de waardestijging van een variabele
Reële stijging: de volumeverandering van een variabele (gecorrigeerd met de prijsverandering)
BBP= Av (aantal werknemers) x ap (arbeidsproductiviteit)
, L (loonsom)= Lwn (loonsom per werknemer) x Av (hoeveelheid werknemers)
Lk (loonkosten per eenheid product)= Lwn (loon per werknemer)/ ap (arbeidsproductiviteit)
Hoofdstuk 2. Produceren
2.1 Welvaart en welzijn
BBP (bruto binnenlands product): de totale productie binnen de landsgrenzen (de waarde die wordt
toegevoegd aan producten)
Om het BBP van landen met elkaar te kunnen vergelijken moet het BBP per inwoner bepaald worden
en deze omgezet worden naar één munt en gecorrigeerd worden met koopkrachtpariteit.
In de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens wordt vermeld wat er ten minste bevredigd
moet worden om van een menswaardig bestaan te kunnen spreken.
Om te bepalen of er grote verschillen zijn binnen de landen kan er het beste gekeken worden naar
het aandeel van de armste en rijke mensen in het totale inkomen.
Ook kan er gekeken worden naar de GINI-coëfficiënt, een waarde van 0 betekent hier dat iedereen
hetzelfde inkomen heeft, een waarde van 100 geeft aan dat één persoon alle inkomens bezit.
Welzijn: de mate van welbevinden en de geluk beleving van mensen in een samenleving
Om dit te meten kan je gebruik maken van de Human Development Index (lang en gezond leven,
kennis, levensstandaard= inkomen): 0= minimaal welzijn en 1= maximaal welzijn
2.2 Toegevoegde waarde
BBP (productie) meten:
1. Alle toegevoegde waarde optellen van ondernemingen en overheden binnen de
landsgrenzen
2. Alle beloningen van productiefactoren optellen (arbeid, kapitaal, natuur)
3. Alle bestedingen in een land bij elkaar optellen
De overheid heft belastingen maar geeft weer kostprijs verlagende subsidies af.
Het bbp verminderen met deze belastingen en subsidies zorgt voor het bbp tegen factorkosten, als je
hier dan de afschrijvingen van af haalt, krijg je het netto binnenlands product tegen factorkosten.
Hiervan kunnen lonen, rente en winst betaald worden.
Bruto nationaal inkomen= BBP- beloning van buitenlandse productiefactoren + beloning van
nationale productiefactoren
Overheidsbestedingen: productie wordt uit de belastingen betaalt
De waarde van de overheid is gelijk aan de betaalde lonen en salarissen aan het overheidspersoneel.
De toegevoegde waarde is dan gelijk aan de salarissen van de ambtenaren.