Samenvatting internationaal en Europees recht 2
Hoofdstuk 1.1
De overheid heeft de ultieme beslissingsbevoegdheid op het grondgebied van de staat en is
de enige die wet- en regelgeving kan opstellen. Oftewel: de overheid heeft
staatssoevereiniteit. Dit betekent dat andere staten niet kunnen bepalen hoe Nederland zijn
regelgeving vormgeeft, deze macht ligt alleen bij de nationale overheid. Deze macht kan op
twee manieren worden beperkt: de soevereiniteit kan vrijwillig worden overgedragen of
onvrijwillig worden beperkt.
Ten eerste kan de staat beslissen om de beslissingsbevoegdheid over te dragen aan
bijvoorbeeld een internationale organisatie. De staat kan dan niet meer zelf alle regels
stellen, maar accepteert dat een organisatie hoger en gezaghebbender is dan de staat zelf.
Omdat staatssoevereiniteit heel belangrijk is voor het functioneren van de staat, zullen staten
hun beslissingsbevoegdheid over het algemeen alleen overdragen als dit het belang van het
land dient en bijdraagt aan het welzijn van zijn inwoners. Het overdragen van
staatssoevereiniteit hoeft overigens niet permanent te zijn. Kijken we naar de EU dan zien
we dat er de mogelijkheid bestaat voor landen om hun lidmaatschap op te zeggen en hun
staatsoevereiniteit te hernemen. In de Europese verdragen kun je een dergelijke procedure
terugvinden in artikel 50 van het Verdrag over de Europese Unie (VEU). Deze mogelijkheid
bestaat echter pas sinds 2009. Uittreden is wel een gecompliceerd proces. Je hebt hierbij
instemming nodig van vele partijen zowel van de Europese Raad, de Raad, als het Europees
Parlement moeten toestemming verlenen. Daarnaast moet het nationaal parlement van de
betreffende lidstaat vaak ook instemmen met het verlaten van de EU. Na het uittreden kun je
later ook weer opnieuw een aanvraag doen tot het intreden van de EU.
De tweede manier waarop de staatsoevereiniteit beperkt kan worden, is als een land
onvrijwillig de beslissingsbevoegdheid uit handen wordt genomen. Als een staat wordt
binnengevallen door een ander land en dat ander eland de macht overneemt, is de
beslissingsbevoegdheid van de aangevallen staat beperkt. De overheersende staat neemt
vanaf dat moment alle beslissingen. Dit kan door militair ingrijpen van een onafhankelijke
staat gebeuren, maar ook door een mandaat dat de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties
heeft afgegeven om een land binnen te vallen.
Staten zijn de voornaamste spelers binnen het internationale recht. Internationale
organisaties spelen echter ook een belangrijke rol. Staten kunnen een
samenwerkingsverband aangaan, maar ook persoenen kunnen gezamenlijk een
internationale organisatie oprichter. Er zijn dan ook twee soorten organisaties:
- Gouvernementele organisaties
- Non-gouvernementele organisaties
Een samenwerkingsverband tussen staten wordt een gouvernementele organisatie
genoemd. De oprichting van zo’n organisatie gebeurt in een verdrag. In dat verdrag
vermelden de lidstaten de doelstellingen en de middelen die de organisatie heeft om die
doelstellingen te bereiken. Een internationale organisatie beidt staten de mogelijkheid om
samen te werken op een bepaald beleidsterrein. Staten kunnen bij het oprichten van een
organisatie kiezen of en hoeveel soevereiniteit ze afstaan aan deze organisatie. Als lidstaten
geen soevereiniteit afstaan, wordt de organisatie een intergouvernementele organisatie
genoemd. Als lidstaten wel beslissingsbevoegdheid afstaan aan de organisatie, is er sprake
van een supranationale organisatie.
,De Europese unie is een supranationale organisatie. Een supranationale organisatie staat
boven de lidstaten, terwijl een intergouvernementele organisatie een samenwerking is tussen
lidstaten. De lidstaten staat in dat geval vrijwillig een gedeelte van hun
beslissingsbevoegdheid af aan een internationale organisatie. Zij accepteren dat deze
organisatieregels vaststelt waar zij zich aan moeten houden. De lidstaten kunnen niet meer
zelfstandig de inhoud van deze regels bepalen.
Naast een groep landen, kan ook een groep personen een internationale organisatie
oprichten. Een non-gouvernementele organisatie, een ngo, is onafhankelijk van staten en
heeft vaak een ideële doelstelling. Een nog hoeft niet internationaal te zijn. Ze hebben niet
dezelfde status als gouvernementele organisatie, maar worden wel vaak uitgenodigd om
deel te nemen aan internationale vergaderingen. Ngo’s hebben dan geen stemrecht, maar
wel een adviserende rol.
Hoofdstuk 1.2
1952-> EGKS -> Nederland, België, Frankrijk, West-Duitsland, Luxemburg en Italië.
1958 -> EEG-verdrag
1967 -> fusieverdrag
1973 -> Denemarken, Ierland en Verenigd Koninkrijk
1981 -> Griekenland
1986 -> Spanje en Portugal
1987 -> Europese Akte
1990-> Oost-Duitsland herenigd met West-Duitsland
1992 -> Verdrag van Maastricht
1995 -> Finland, Oostenrijk en Zweden
1999 -> Verdrag van Amsterdam
2000 -> Handvest van de grondrechten aangenomen
2003 -> Verdrag van Nice
2004 -> Cyprus, Estland, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije en
Tsjechië
2007 -> Roemenië en Bulgarije
2009 -> Verdrag van Lissabon met als gevolg de huidige verdragen VEU en VWEU. Het
handvest van de grondrechten wordt bindend.
2013 -> Kroatië
Het VEU en VWEU zijn de juridische ruggengraat van de Europese Unie. Naast deze
verdragen is het Handvest van de Grondrechten van de EU een belangrijk EU-verdrag. Aan
het VEU en het VWEU zijn overigens ook nog verschillende Protocollen gehecht, waarin
over het hele specifieke onderwerpen aanvullende afspraken zijn gemaakt.
De Europese Unie heeft twee belangrijke instrumenten om de doelstellingen te
bewerkstelligen; de EU kan enerzijds besluiten tot een strategie va negatieve integratie en
anderzijds tot positieve integratie.
Negatieve integratie betekent dat de EU overgaat tot het uitvaardigen van verboden.
Positieve integratie betekent dat de EU overgaat tot het uitvaardigen van geboden. Het doel
van positieve integratie is om de nationale regelgeving van de lidstaten te uniformeren, of te
harmoniseren, zoals dat in juridische termen heet. De EU gebruikt beiden vormen van
integratie.
,De Europese Unie heeft primair als doel om vrede en welzijn in Europa te bewerkstelligen.
Het middel om deze vrede en welzijn te bereiken is economische integratie. Economische
integratie dient niet alleen ter versterking van de algehele welvaart. Economische
verwevenheid tussen de lidstaten zorg er namelijk ook voor dat eventuele conflicten tussen
lidstaten eerder op diplomatieke wijze opgelost worden.
Naast vrede en welzijn, is het creëren van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht een
belangrijke doelstelling van de Europese Unie. Burgers van de EU mogen over het algemeen
in alle lidstaten verblijven om te werken, te studeren of te genieten van hun pensioen. Door
de open grenzen is het gemakkelijke geworden voor criminelen en illegalen om zich binnen
de EU te verplaatsten. De EU zorgt daarom voor beleid dat grensoverschrijdende
criminaliteit en illegale migratie bestrijdt. Justitiële samenwerking in strafzaken,
grensbewaking en gemeenschappelijk beleid op het gebied van asiel en immigratie behoren
alle tot deze beleidspijlers.
Het oprichten van een interne markt si wellicht de bekendste doelstelling van de EU. De
interne markt maakt het mogelijk dat er steeds meer gehandeld wordt tussen bedrijven die in
de lidstaten zijn gevestigd, dat er steeds meer personen over de grens gaan werken en dat
iedereen overal in de EU kan investeren. De bedoeling is dat nationale markten steeds meer
geïntegreerd worden tot een gemeenschappelijke markt, waarin alle bedrijven en personen
dezelfde kansen en mogelijkheden hebben. De markt behelst een ruimte zonder
economische grenzen en belemmeringen, waar het economisch verkeer zich zo vrij mogelijk
kan bewegen.
Hoewel de interne markt en economische vooruitgang belangrijk zijn heeft de EU zich tot
doel gesteld om ij het inrichten van die interne markt niet uitsluiten economische doelen na te
streven. In artikel 3 VEU wordt bijvoorbeeld expliciet genoemd dat de EU bij het creëren van
de interne markt oog moet hebben voor sociale vooruitgaan en voor een hoog niveau van
bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu. Daarnaast moet de interne markt
gepaard gaan met beleid gericht op het creëren van gelijkheid voor mannen en vrouwen op
de arbeidsmarkt, het tegengaan van discriminatie en het voorkomen van sociale uitsluiting.
Ook het oprichten van de een Economische en Monetaire Unie (EMU) wordt in artikel 3 VEU
als een van de doelstellingen van de EU benoemt. De EMU valt uiteen in twee pijlers; het
monetair beleid vormt de ene pijler en het economisch beleid de andere.
De Europese Centrale Bank (ECB) is verantwoordelijk voor het monetaire beleid in de EU.
De ECB wordt daarbij geassisteerd door de nationale banken van de lidstaten. Samen
vormen zij het Europees stelsel van Centrale Banken (ESCB). Het monetair beleid heeft een
supranationaal karakter. Wellicht de belangrijkste pijler van de EMU is de
gemeenschappelijke munt. In Montenegro en Kosovo is de euro geen wettig betaalmiddel,
maar je kan er wel met de euro betalen. Deze twee landen zitten niet in de Eurozone en
bieden deze betaalmogelijkheid zonder overeenkomst met de EU. Een voordeel van een
gemeenschappelijke munt is onder andere dat de consument de prijzen van producten en
diensten in zijn eigen land snel kan vergelijke met die uit andere lidstaten, wat de handel
tussen de lidstaten bevordert. De drempel om buitenlandse goederen aan te kopen neemt
kortom af als alle landen dezelfde munt hebben. Dit verhoogt de afzetmarkt van producenten
aanzienlijk, waardoor niet alleen consumenten, maar ook bedrijven profiteren van een
gemeenschappelijke munt. Daarnaast hoeven erdoor bedrijven, overheden en consumenten
geen kosten meer te worden gemaakt die verband houden met het omzetten van nationale
valuta naar buitenlandse valuta. Internationale transacties kunnen daardoor gemakkelijker
worden gedaan.
, Niet alle landen binnen de Europese Unie hebben de euro al munteenheid. Sommige landen
willen zelf niet toetreden tot de eurozone. Een reden hiervoor kan zijn dat een
gemeenschappelijke munt het lastig maakt om nog nationaal economisch beleid te voeren.
Je kunt bijvoorbeeld niet langer de nationale economie stimuleren door zelfstandig te
besluiten extra geld in de economie te pompen door het uitvaardigen van extra valuta.
Deelname aan een gemeenschappelijke munt betekent dat voor een dergelijke beslissing
afhankelijk bent van de instemming van mede-eurolanden, of meer in het bijzonder de ECB.
Een ander nadeel is van de euro is dat het economische onderpresteren van een land
gevolgen kan hebben voor alle andere deelnemers aan de euro. Economische tegenspoed
in een van de eurolanden kan namelijk effect hebben voor de waarde van de euro. Als de
waarde van de euro daalt heeft dit consequenties voor de welvaart in alle eurolanden.
Daarnaast zijn er ook allerlei eisen op het gebied van prijsstabiliteit en overheidsfinanciën
waaraan een lidstaat moet voldoen, alvorens deelname aan de euro wordt goedgekeurd.
Het economische beleid blijft, ondanks Europese samenwerking op dit vlak, grotendeels de
verantwoordelijkheid van de lidstaten en heeft een intergouvernementeel karakter. De
nationale regeringen moeten hun economisch beleid wel coördineren met het oog op de
gezamenlijke doelstellingen van stabiliteit, groei en werkgelegenheid in de eurozone. Die
coördinatie wordt onder andere gewaarborgd door het stabiliteits- en groeipact, dat
afspraken bevat voer begrotingsdiscipline, zoals beperking van het overheidstekort en de
staatschuld. De afstemming van het nationaal economisch beleid gebeurt in een jaarlijkse
cyclus die bekenstaat al het Europees semester.
De Europese Unie heeft in artikel 2 VEU een belangrijke plaats ingeruimd voor de
bescherming van mensenrechten. Ook een democratische samenleving en een rechtsstaat
worden in dit artikel genoemd als fundamentele begrippen die door alle lidstaten
geïmplementeerd moeten worden. Artikel 2 VEU vormt ook de grondslag voor de
mogelijkheid voor het Europees Hof van Justitie om te oordelen over schendingen van
mensenrechten als deze worden voorgelegd tijdens een zaak. Het artikel schrijft bovendien
voor dat alle Europese wetgeving moet voldoen aan deze belangrijke waarden.
Vanwege het belang van de mensenrechten in de EU wordt de Europese Unie naast een
economisch samenwerkingsverband, steeds vaker bestempeld als een
waardengemeenschap. Het toenemende belang van het Handvest van de Grondrechten van
de EU is hier ook een illustratie van.
Hoofdstuk 1.3
De interne markt bestaat voornamelijk uit de volgende drie onderdelen:
- Regels op het gebied van vrij verkeer
- Verbod op staatssteun
- Mededingingsrecht
In de Europese Unie geldt vrij verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal. Het
beginsel van vrij verkeer betekent dat de handelsstroom tussen lidstaten niet belemmerd
mag worden.
Voordelen van de interne markt is bijvoorbeeld dat er vrije handel is en dit zorgt ervoor dat de
afzetmarkt van goederen en diensten wordt vergroot en dat de arbeidsmarktperspectieven
van personen worden vergroot. Een grote afzetmarkt biedt voor ondernemers grote kansen.
Een vergrote afzetmarkt maakt het voor landen aantrekkelijker om zich te specialiseren in
het aanbieden van bepaalde producten of diensten.