Recht rondom leven – week 1
1.2.1 Bloedverwantschap – Titel 1
Bloedverwant duidt op de relatie tussen personen op basis van de geboorte uit bepaalde ouders. Dit wordt ook wel biologische
bloedverwantschap genoemd. Als er wordt gekeken naar het juridische begrip bloedverwantschap, dan is dit meeromvattend dan
biologische bloedverwantschap. Juridische bloedverwantschap ontstaat bijvoorbeeld ook wanneer een man een kind erkent van
wie hij niet de biologische vader is (art. 1:203 e.v. BW).
Als de moeder van een kind op het moment van geboorte getrouwd is met een man of vrouw die geen biologische band heeft met
het kind, dan ontstaat er juridische bloedverwantschap tussen het kind en die man of vrouw (art. 1:199 en art. 1:198 BW). Dit is
ook het geval bij een GP en bij adoptie ontstaat bloedverwantschap tussen de adoptieouder en het geadopteerde kind (art. 1:229
BW). Juridische bloedverwantschap wil dus zeggen het bestaan van een juridische relatie tussen personen, vak aangeduid als
familierechtelijke betrekking.
1.2.2 Aanverwantschap
Wanneer een persoon met iemand trouwt, ontstaat er een juridische relatie tussen die persoon en de bloedverwanten van de ander.
Deze relatie wordt in (art. 1:3 lid 2 BW) aanverwantschap genoemd. Hetzelfde geldt voor een persoon die een GP aangaat met een
ander.
Aanverwantschap ontstaat alleen door een huwelijk of GP, niet door samenwoning. Wanneer iemand aanverwant is, dan leidt dit
tot bepaalde bevoegdheden in zaken dien gaan over gezag en voogdij, alsook verplichtingen in alimentatiezaken. Zo kan een
aanverwant van een kind de rechtbank verzoeken om een voogd over dat kind te benoemen (art. 1:299 BW). Aanverwantschap
wordt niet opgeheven door het eindigen van het huwelijk of GP (art. 1:3 lid 3 BW).
1.4 Voornaam – Titel 2
(Art. 1:4 lid 1 BW) bepaalt dat iemand de voornaam of voornamen heeft die in zijn geboorteakte zijn opgenomen. Een akte is een
schriftelijk en ondertekend stuk dat tot bewijs kan dienen. In dit geval het bewijs wanneer een kind geboren is. Een authentieke
akte wordt in (art. 156 lid 2 Rv) benoemd.
De ambtenaar van de burgerlijke stand weigert in de geboorteakte voornamen op te nemen die ongepast zijn, of gelijk zijn aan een
achternaam tenzij die achternaam ook een gebruikelijke voornaam is. Een naam wordt niet snel als ongepast aangemerkt.
Scheldwoorden of een naam waarvan iemand alleen maar last ondervindt, zijn bijvoorbeeld ongepast (art. 1:4 lid 2 BW).
1.5.1 Algemene bepalingen geslachtsnaam
Art. 1:5 lid 1 BW Geslachtsnaam moeder Indien een kind alleen in fam. betrekking staat tot de moeder.
Art. 1:5 lid 1 BW Geslachtsnaam vader Indien een kind door adoptie alleen in fam. betrekking staat tot vader
Art. 1:5 lid 2 BW Geslachtsnaam moeder of Indien een kind door erkenning of gerechtelijke vaststelling in fam.
vader betrekking staat tot de vader houdt het de geslachtsnaam van de moeder, tenzij
gezamenlijke verklaring dat geslachtsnaam van vader wordt gegeven.
Art. 1:5 lid 3 BW Geslachtsnaam moeder of Indien een kind door adoptie in fam. betrekking kom te staan tot beide
vader adoptanten van verschillend geslacht, die met elkaar zijn gehuwd, heeft het
kind de geslachtsnaam van vader, tenzij gezamenlijk verklaring dat
geslachtsnaam van moeder wordt gegeven.
Eigen geslachtsnaam of van Indien de adoptanten niet met elkaar gehuwd zijn of indien beide
moeder/duomoeder adoptanten van hetzelfde geslacht zijn en met elkaar gehuwd zijn, houdt
het kind zijn eigen geslachtsnaam, tenzij gezamenlijk verklaring dat het een
van hun beider geslachtsnaam zal hebben.
Art. 1:5 lid 4 BW Keuze geslachtsnaam Indien een kind door geboorte in fam. betrekking tot beide ouders komt te
staan, verklaren de ouders gezamenlijk voor of ter gelegenheid van de aangifte
van de geboorte welke van hun beider geslachtsnamen het kind zal hebben
Art. 1:5 lid 5 BW Geen keuze gemaakt Geslachtsnaam vader in geval het kind door geboorte in fam. betrekking tot
beide ouders komt te staan.
Geslachtnaam moeder in geval een ouder en zijn echtgenoot of GP die niet
de ouder is, van rechtswege gezamenlijk het gezag over het kind uitoefenen.
Art. 1:5 lid 7 BW Keuze kind Wanneer een kind 16 jaar of ouder is bij het ontstaan van de fam. betrekking
beslist hij wanneer geslachtsnaam hij wil.
Art. 1:5 lid 8 BW - De naamskeuze van het eerste kind heeft gevolgen voor alle kinderen die erna
worden geboren. Deze keuze geldt namelijk voor alle volgende kinderen van
de ouders.
1
,1.5.3 Wijziging geslachtsnaam
(Art. 1:6 BW) bepaalt namelijk dat iemands geslachtsnaam dwingend wordt bewezen door de akte van geboorte. Met andere
woorden: de achternaam die op een geboorteakte is opgenomen is het bewijs van iemands achternaam. Alleen als er rechtsgeldig
tegenbewijs wordt geleverd, is deze bepaling niet van toepassing. Dit bewijs kan bijvoorbeeld zijn een rechterlijke adoptie-
uitspraak of koninklijk besluit waarin de achternaam is gewijzigd.
Op grond van (art. 1:7 lid 1 BW) kan de achternaam van een meerderjarige op zijn verzoek worden gewijzigd. Dit gebeurt bij
koninklijk besluit. Het verzoek tot naamswijziging wordt door de ministerie van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Als het verzoek
wordt toegewezen, dan wordt de naamswijziging vastgelegd in een koninklijk besluit en opgenomen in de BPR. Tot slot bepaalt
(art. 1:9 BW) dat wanneer iemand trouwt (of GP aangaat), hij het recht heeft de achternaam van zijn partner te gebruiken in plaats
van zijn eigen achternaam. Ook mag hij de achternaam van zijn partner voor of na zijn eigen naam gebruiken.
Na ontbinding van het huwelijk of GP mag iemand de naam van zijn ex-partner blijven gebruiken. Dit verandert wanneer iemand
een nieuw huwelijk of GP aangaat. Of wanneer de rechter iemand op verzoek van de voormalige partner verbiedt diens
achternaam nog langer te gebruiken.
6.1 Ouderschap – Titel 11
(Art. 1:197 BW) bepaalt dat een kind, zijn ouders en hun bloedverwanten in familierechtelijke betrekking tot elkaar staan. Maar
wie zijn eigenlijk de ouders van een kind? We moeten onderscheid maken tussen biologisch ouderschap en juridisch ouderschap.
Bij biologisch ouderschap is er een genetische relatie (bloedband) tussen kind en ouders. Het DNA van een kind is een mix van
het DNA van zijn biologische ouders. Daarnaast kennen we het juridisch ouderschap. De wet bepaalt wie de juridische ouders zijn
van een kind. Die worden ook wel de wettelijke ouders genoemd. Vaak zijn de juridische ouders ook de biologische ouders van
een kind, maar dat is niet altijd het geval.
Juridisch moederschap (art. 1:198 BW):
a. De vrouw uit wie het kind is geboren;
b. De vrouw die op het tijdstip van de geboorte van het kind is gehuwd of een GP heeft met de vrouw uit wie het kind geboren is
én het kind verwekt is met behulp van een anonieme donor (duomoeder in dit geval);
c. Erkenning;
d. Gerechtelijke vaststelling;
e. Adoptie.
Juridisch vaderschap (art. 1:199 BW):
a. De man is op het tijdstip van de geboorte van het kind gehuwd of heeft een GP met de vrouw uit wie het kind geboren is. Het
maakt niet uit of de man de verwekker en dus de biologische vader is van het kind. Elke man die op het moment dat het kind
wordt geboren, getrouwd is of GP heeft met de moeder, is de juridische vader;
b. De man was met de moeder gehuwd of had een GP, én is 306 dagen of korter voor de geboorte van het kind overleden;
c. Erkenning;
d. Gerechtelijke vaststelling;
e. Adoptie.
Als de biologische vader van een kind op het moment van de geboorte niet getrouwd is en geen GP heeft met de moeder, is hij niet
de juridische vader.
6.2.1 Ontkenning vaderschap art. 1:200 BW
Volgens (art. 1:200 lid 1 BW) kan het vaderschap worden ontkend als de man niet de biologische vader is van het kind. Dit is de
enige grond voor ontkenning. Het gaat om juridisch vaderschap dat van rechtswege is ontstaan doordat de man op het moment van
geboorte van het kind gehuwd was met de moeder of een GP met haar had. Een verzoek tot ontkenning kan alleen gedaan worden
door de vader of moeder van het kind, en het kind zelf (art. 1:200 lid 1 sub a en sub b BW).
Een man en een vrouw kunnen het vaderschap niet ontkennen wanneer de man wist dat de vrouw in verwachting was van het kind
voordat ze trouwden of GP aangingen (art. 1:200 lid 2 BW). Ze kunnen het vaderschap ook niet ontkennen als de man heeft
ingestemd met een daad die tot de zwangerschap heeft geleid (art. 1:200 lid 3 BW). Denk aan: kunstmatige inseminatie,
prostitutie of partnerruil. Een kind kan het vaderschap in beide gevallen wel ontkennen.
Een uitzondering op deze regels is de situatie dat de man door de vrouw is bedrogen over de identiteit van de verwekker.
Bijvoorbeeld doordat zij hem ten onrechte heeft laten geloven dat hij de biologische vader is. In dat geval is er sprake van bedrog,
en om deze reden kan de man het vaderschap wel ontkennen (art. 1:200 lid 4 BW).
Termijn ontkenning (art. 1:200 BW):
o Moeder: één jaar vanaf het moment van de geboorte van het kind (lid 5);
o Man: één jaar vanaf het moment dat hij weet dat hij vermoedelijk niet de biologische vader is (lid 5);
o Kind: drie jaar nadat het kind weet dat de man vermoedelijk niet zijn biologische vader is. Als het kind nog minderjarig is,
gaat deze driejaarstermijn pas lopen vanaf het moment dat hij meerderjarig is (lid 6).
2
,Terugwerkende kracht ontkenning vaderschap
(Art. 1:202 lid 1 BW) bepaalt dat de ontkenning terugwerkende kracht heeft. Juridisch gezien, heeft het vaderschap dus nooit
bestaan. Echter, de ontvaderde kan de kosten die hij heeft gemaakt voor de opvoeding van het kind niet terugvorderen (art. 1:202
lid 3 BW).
6.2.2 Ontkenning moederschap
(Art. 1:202a BW) regelt de ontkenning van het moederschap. Het gaat om juridische moederschap dat van rechtswege is ontstaan
doordat de vrouw op het moment van de geboorte van het kind gehuwd was met de moeder of een GP met haar had. De regeling is
vergelijkbaar met die van de ontkenning van het vaderschap. De enige grond waarop het moederschap kan worden ontkend, is dat
de vrouw niet de biologische moeder is van het kind.
Bevoegd ontkenning moederschap (art. 1:202a lid 1 BW):
a. De vrouw uit wie het kind is geboren (moeder) (sub a);
b. De vrouw die op het moment van de geboorte van het kind getrouwd is met de moeder of een GP met haar heeft (duomoeder)
(sub b);
c. Het kind zelf (sub c).
Uitsluitingsgrond ontkenning moederschap (art. 1:202a lid 2 BW)
o Wanneer de duomoeder vóór het huwelijk of GP wist dat de moeder in verwachting was van het kind; of
o Als de duomoeder heeft ingestemd met kunstmatige donorbevruchting die tot de zwangerschap heeft geleid.
Termijn ontkenning
o Moeder en duomoeder: één jaar vanaf de geboorte van het kind (art. 1:202a lid 3 BW);
o Kind: drie jaar vanaf het moment dat hij weet dat de vrouw niet zijn biologische moeder is. Als het kind dan nog minderjarig
is, gaat deze driejaarstermijn pas lopen vanaf het moment dat het meerderjarig is (art. 1:202a lid 4 BW).
Terugwerkende kracht ontkenning moederschap
(Art. 1:202b BW) verklaart dat (art. 1:202 BW) van overeenkomstige toepassing. Dit betekent dat de ontkenning van het
moederschap terugwerkende kracht heeft. Het moederschap van de duomoeder heeft juridisch gezien nooit bestaan. De
duomoeder kan de kosten die zij heeft gemaakt voor de opvoeding van het kind echter niet terugvorderen.
6.3.1 Erkenning
(Art. 1:203 lid 1 BW) bepaalt dat de erkenning van een kind op twee manieren kan plaatsvinden:
a. Middels een akte van erkenning, opgemaakt door de ambtenaar van de burgerlijke stand;
b. Door een notariële akte, die wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
6.3.2 Nietige erkenning
In de volgende gevallen is de erkenning van een kind nietig (art. 1:204 lid 1 BW):
a. De erkenner mag vanwege verwantschap met de moeder geen huwelijk of GP met haar aangaan (art. 1:41 BW);
b. De erkenner is jonger dan 16 jaar;
c. Het te erkennen kind is jonger dan 16 jaar, én er is geen toestemming voor erkenning van de ouder van het kind;
d. Het te erkennen kind is 12 jaar of ouder, én heeft niet ingestemd met de erkenning;
e. Het te erkennen kind heeft al twee juridische ouders.
Vervangende toestemming (art. 1:204 lid 3 BW)
Wanneer de ouder (sub c) en het kind (sub d) niet instemmen met erkenning, kan de rechtbank vervangende toestemming
verlenen. Vereist is wel dat degene die het kind wil erkennen de verwekker van het kind is, of de biologische vader (donor) die een
nauwe persoonlijke band heeft met het kind.
De rechter toetst of erkenning in het belang van het kind is en of erkenning de sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling
van het kind niet schaadt. Ook kijkt de rechter naar het belang van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind. Er
kunnen immers zwaarwegende reden zijn waarom de moeder geen toestemming wil geven.
De rechter kan ook vervangende toestemming geven aan degene die als (ongehuwde of ongeregistreerde) levensgezel van de
moeder heeft ingestemd met een daad die heeft geleid tot de verwekking van het kind (art. 1:204 lid 4 BW). Denk aan
kunstmatige donorbevruchting. De rechter verleent alleen vervangende toestemming als dat in het belang is van het kind.
6.3.3 Vernietiging erkenning vader
Volgens (art. 1:205 lid 1 BW) is de enige grond voor vernietiging van erkenning dat de erkenner niet de biologische vader is.
Vernietiging kan worden verzocht door:
a. Het kind zelf, tenzij het kind meerderjarig was toen de erkenning plaatsvond (sub a);
b. Erkenner, als hij het kind onder invloed van bedreiging, dwaling of bedrog heeft erkend (sub b);
c. Moeder, wanneer zij onder invloed van bedreiging, dwaling of bedrog heeft ingestemd met de erkenning van het kind (sub c).
Als de erkenner of de moeder minderjarig was op het moment van erkenning, dan kunnen ze zich ook op misbruik van
omstandigheden beroepen. (Art. 1:205 lid 2 BW) bepaalt dat het OM een verzoek tot vernietiging kan indienen wanneer de
3
, erkenner niet de biologische vader is van het kind, én er sprake is van strijd met de openbare orde (een onaanvaardbare situatie).
Bijvoorbeeld als een kind op het moment van erkenning al twee ouders had. Of als het leeftijdsverschil tussen het kind en de
erkenner kleiner is dan bij een normale ouder-kindrelatie.
Termijn vernietiging erkenning
Een verzoek tot vernietiging van een erkenning moet binnen een bepaalde termijn worden gedaan. Ingeval de erkenning onder
invloed van bedreiging of misbruik van omstandigheden heeft plaatsgevonden, dan geldt een termijn van een jaar nadat die
situatie is geëindigd (art. 1:205 lid 3 BW). Bij bedrog of dwaling is de termijn een jaar nadat het bedrog of de dwaling is ontdekt
door de moeder of de erkenner (art. 1:205 lid 3 BW).
Het kind kan een verzoek indienen gedurende drie jaar nadat het hem bekend is geworden dat de man vermoedelijk niet zijn
biologische vader is. De driejaarstermijn gaat pas lopen vanaf het moment dat het kind meerderjarig is (art. 1:205 lid 4 BW). Het
OM is niet gebonden aan een termijn.
Vernietiging erkenning moeder
(Art. 1:205a BW) ziet op vernietiging van de erkenning door de duomoeder van het kind op de grond dat zij niet de biologische
moeder is. dit is de enige grond voor vernietiging van de erkenning. Het verzoek kan worden gedaan door het kind, de duomoeder
en de andere moeder. (Art. 1:205 lid 2 – 5 BW) is van overeenkomstige toepassing. Dit betekent dat de voorwaarden en termijnen
dezelfde zijn als bij de vernietiging van de erkenning door de niet-biologische vader.
Terugwerkende kracht vernietiging erkenning
Vernietiging van erkenning heeft terugwerkende kracht (art. 1:206 BW). De erkenning heeft juridisch gezien dus nooit bestaan.
Net als bij de ontkenning van het ouderschap, kunnen de kosten die gemaakt zijn voor de opvoeding van het kind niet worden
teruggevorderd.
6.3.4 Gerechtelijke vaststelling
Wanneer de verwekker (of de partner die heeft ingestemd met een daad die tot de verwekking van het kind heeft geleid) weigert
het kind te erkennen, dan kan het ouderschap door de rechter worden vastgesteld (art. 1:207 lid 1 BW). Deze gerechtelijke
vaststelling van het ouderschap wordt ook wel gedwongen erkenning genoemd. Een verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het
ouderschap kan worden gedaan door:
a. De moeder, totdat het kind 16 jaar of ouder is (sub a);
b. Het kind (sub b).
Gerechtelijke vaststelling van het ouderschap kan niet (art. 1:207 lid 2 BW):
a. Als het kind al twee juridische ouders heeft (sub a);
b. Wanneer iemand vanwege verwantschap met de moeder geen huwelijk of GP met haar mag aangaan (art. 1:41 BW) (sub b);
c. Als de ouder van wie de vaststelling van het ouderschap wordt verzocht jonger is dan 16 jaar (sub c).
Termijn gerechtelijke vaststelling (art. 1:207 lid 3 BW)
Moeder vijf jaar na de geboorte van het kind.
Terugwerkende kracht gerechtelijke vaststelling
Op grond van (art. 1:207 lid 5 BW) kan de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap met terugwerkende kracht worden
teruggedraaid.
6.5 Adoptie – Titel 12
(Art. 1:227 lid 1 BW) bepaalt dat adoptie plaatsvindt door een uitspraak van de rechter. Adoptieouders hoeven niet getrouwd te
zijn of een GP het hebben. Wel is vereist dat ze een stabiele relatie hebben en met elkaar samenwonen. Verder mag er geen sprake
zijn van te nauwe bloedverwantschap. Mensen die vanwege verwantschap niet met elkaar mogen trouwen of een GP aangaan,
mogen niet samen een kind adopteren. In dat geval is het wel mogelijk dat een van de twee het kind adopteert. Met de ander
ontstaat er dan uiteraard geen familierechtelijke band. Ook iemand die single is, mag een kind adopteren.
De rechter wijst een adoptieverzoek uitsluitend toe als de adoptie in het belang is van het kind, én het kind niets meer te
verwachten heeft van zijn oorspronkelijke ouders (art. 1:227 lid 3 BW).
Verder moet worden voldaan aan de voorwaarden van (art. 1:228 BW). Deze voorwaarden hebben betrekking op het te adopteren
kind, de adoptieouders en de oorspronkelijke ouders.
Voorwaarden kind:
o Het kind is op de dag van het adoptieverzoek minderjarig (art. 1:228 lid 1 sub a BW);
o Een kind van 12 jaar of ouder worden gehoord en geen bezwaar hebben tegen de adoptie (art. 1:228 lid 1 sub a BW);
o Het kind is niet het kleinkind van de adoptieouders (art. 1:228 lid 1 sub b BW).
4