Ontwikkelingspsychologie
Liesbeth van Beemen
Samenvatting H1 t/m 16
,H1, Het terrein van de ontwikkelingspsychologie
1.1 Een definitie van ontwikkeling
Ontwikkeling: Een reeks progressieve veranderingen die tot hogere niveaus van differentiatie en
functioneren leiden.
- We associëren ontwikkeling met ‘verandering’, ‘vooruitgang’, ‘rijping’, ‘groei’, ‘differentiatie en
‘leren’.
Leren: Het verwerven van kennis en vaardigheden op basis van ervaringen. De ervaring doen we op
door actief in contact te treden met de omgeving.
Alleen in de kinder- en jeugdjaren leiden veranderingen door de combinatie van rijping en leren tot
een steeds hoger niveau van functioneren. Deze levensfase eindigt bij de volwassenheid.
De ontwikkelingspsychologie houdt zich met twee fundamentele kwesties bezig:
1. Welke psychologische toestanden doorlopen individuen tijdens hun ontwikkeling?
2. Welke mechanismen zijn verantwoordelijk voor de overgang van de ene toestand naar de
volgende?
We willen ontwikkelingsprocessen beschrijven en verklaren. Hierbij wordt de aandacht gevestigd op
verschillen en overeenkomsten tussen individuen.
Twee manieren om ontwikkeling van kinderen en jeugdigen te beschrijven:
- Leeftijdsindeling (alle kenmerken van bijvoorbeeld een kleuter of adolescent beschrijven)
- Voorafgaand gedrag weten om ontwikkeling te beschrijven
1.2 Kinder- en jeugdjaren: een afbakening
Een belangrijk element binnen de ontwikkelingspsychologie is de factor tijd. Het is gebruikelijk om de
kinder- en jeugdjaren in perioden op te splitsen.
We onderscheiden de volgende periodes:
1. Babyperiode (0-12 maanden)
Wanneer het kind nog niet loopt spreken we van een baby. Dit is het eerste levensjaar van het kind.
Het groei- en ontwikkelingstempo is heel hoog, vooral op motorisch gebied. De belangrijkste
ontwikkeling is het gehechtheidsrelatie.
2. Peuterperiode (1-4 jaar)
De kleuter is ondernemend en zelfbewust. Talloze nieuwe vaardigheden zorgen voor een toename
van verkenningsmogelijkheden en leerervaringen.
Belangrijkste: Taal ontwikkeling (sociale en communicatieve vaardigheden)
Eigenschap van peuters: egocentrisme (peuters denken en handelen sterk vanuit hun eigen
belevingswereld en kunnen zich nog niet in anderen verplaatsen)
, 3. Kleuterperiode (4-6 jaar)
Kleuter is meer op andere kinderen gericht en beschikt over een rijke fantasie. De kleutertijd heeft
echter heel specifieke kenmerken en onderscheidt zich nog altijd duidelijk van de schoolperiode die
op zesjarig leeftijd wordt ingeluid. Het accent verplaatst van spelen naar leren.
De leerplicht begint vanaf 5 jaar maar vrijwel alle 4 jarigen gaan al naar de basisschool.
4. Schoolperiode (6-12 jaar)
In deze periode neemt de cognitieve ontwikkeling een belangrijke plaats in. Naast school en buurt
komen veel schoolkinderen via sport- of hobbyactiviteiten met andere kinderen en volwassenen in
contact.
5. Adolescentie (12-18 jaar)
Het begin van de adolescentie -> puberteit, hiermee wordt de periode van geslachtsrijping bedoeld.
Een belangrijk aspect van deze fase is de ontwikkeling van seksualiteit en identiteit. Voor elk individu
is het startpunt van de adolescentie anders. Voor sommige kinderen -meestal meisjes- zal de
puberteit bijvoorbeeld eerder beginnen.
De psychologische veranderen volgen echter pas na het twaalfde levensjaar.
1.3 Ontwikkelingspsychologie in historisch perspectief
De belangstelling voor kinderen is van relatief recente datum. In de zeventiende en achttiende eeuw
was de belangstelling voor kinderen als aparte groep met specifieke behoeften en mogelijkheden
nagenoeg nihil. Er was vroeger ook niet zo vaak sprake van onderwijs. Grote massa mensen was
analfabeet.
Wetenschappers uit het verleden die zich voor kinderen gingen interesseren:
1. De verlichte filosofen Locke en Rousseau
Lock: Tabula rasa-principe; elk kind kwam als een onbeschreven blad ter wereld.
Jean-Jacques Rousseau: aangeboren natuurlijke goedheid van de mens.
Het onbedorven kind zou met zijn nieuwsgierigheid en tomeloze energie slechts ruimte, respect en
stimulans nodig hebben, en zou zo min mogelijk de beknotting of correctie van zijn opvoeder of
leermeester moeten ervaren. (weinig realistisch)
2. Het eerste onderzoek naar kinderen door bioloog Darwin
Observeerde zijn zoon gedurende diens eerste drie levensjaren, om verdere steun voor zijn
evolutietheorie te vinden.
De manier waarop dit gebeurde zouden we nu niet erg wetenschappelijk noemen. De observaties
werden niet systematisch verricht, de interpretaties waren subjectief en vaders zijn zeker geen ideale
onderzoekers als het hun eigen kind betreft.
1.4 Verklarend onderzoek
Babybiografie: een gedetailleerd observatieverslag van het gedrag van een baby over een zekere
tijdsperiode.
Om onderzoek wetenschappelijk te kunnen noemen, moet het aan bepaalde eisen voldoen, zoals het
streven naar waarheid, objectiviteit en rationaliteit. We moeten aantonen dat we deugdelijke
, meetinstrumenten hebben gebruikt, dat we onze informatie op een objectieve wijze hebben
verkregen en dat onze conclusies logisch voortvloeien uit onderzoekgegevens die verzameld zijn.
Onderzoekers maken veel gebruik van experimenten om aan te tonen dat hun theorie klopt.
(Peter Bos met zijn skippyballen voor kinderen met concentratieproblemen)
Correlatie: een verband of samenhang tussen twee factoren aantonen.
(lengte en gewicht van een persoon)
De meeste onderzoekers willen weten of de ene eigenschap de oorzaak is van het ander. We spreken
dan van causaal of oorzakelijk verband.
(Peter Bos wilde aantonen dat ‘zitten’ invloed had op het ‘concentreren’)
Correlaties worden vaak automatisch voor oorzaak-gevolgrelaties aangezien terwijl daar in de
meeste gevallen geen bewijs voor is. Het is een van de meest gemaakte fouten bij het interpreteren
van onderzoeksresultaten.
1.5 Meten in de gedragswetenschappen
Om een eigenschap te meten is het nodig dat we deze operationaliseren; de eigenschap zodanig
‘vertalen’ dat er meetbare gegevens aan gekoppeld kunnen worden.
(Agressie -> observeerbare gedragingen -> schoppen, slaan en schelden)
De meting van een eigenschap moet betrouwbaar en valide zijn.
• Betrouwbaarheid: Een meting is betrouwbaar indien deze na herhaling door dezelfde of een
andere persoon hetzelfde meetresultaat laat zien, mits de variabele zelf in de tussentijd niet
verandert.
• Validiteit: Een meting is valide wanneer het meetresultaat daadwerkelijk iets zegt over de
eigenschap die men beoogt te meten.
Methoden die gebruikt worden om metingen te verrichten (gegevens over kinderen verzamelen)
1.5.1 Observatie
Van belang in het onderzoek van jonge kinderen – baby’s, peuters en kleuters. (Je kunt een peuter
geen vragenlijst voorleggen of een interview afnemen).
De observator moet zo onopvallend mogelijk blijven, zodat hij niet opgemerkt wordt. Hierbij is altijd
toestemming van ouders of school nodig. Video-opnames worden aangeraden omdat de
onderzoeker op deze manier fragmenten kan herhalen en zorgvuldig analyseren.
De onderzoeker kan de omgeving ook systematisch variëren om te kijken of dit invloed heeft op het
geobserveerde gedrag. Een goed voorbeeld hiervan is de ‘vreemde-situatieprocedure’ waarmee men
het gehechtheidsgedrag van jonge kinderen observeert.
1.5.2 Interview en vragenlijst
Open interview: een vraagtechniek waarbij de vragen deels geleid worden door de gegeven
antwoorden. (Dit interview is bij ieder kind anders en dient vaak als eerste verkenning van een
bepaald onderwerp)
Gestructureerd interview: bestaat uit een vaste reeks vragen die bi verschillende kinderen in
dezelfde volgorde worden gesteld. Door de vaste structuur biedt deze methode het voordeel dat de
antwoorden van verschillende proefpersonen met elkaar vergeleken kunnen worden.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper leendertsedewy. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,99. Je zit daarna nergens aan vast.