Leerpakket 3 Kerntaak 2 Monitoring
- Studenten kennen de normale groei en motorische ontwikkeling van baby’s
zoals behandeld in het college
De eerste 1000 dagen, vanaf de conceptie tot ongeveer de tweede verjaardag, zijn
van cruciaal belang voor de ontwikkeling van ieder kind. Een jonge zuigeling heeft
veel behoefte aan:
o Warmte
o Geborgenheid
o Koestering
o Veiligheid
o Voeding
o Verzorging
o Aandacht
Dit zijn basisbehoeften voor groei en ontwikkeling. Het kind kan en zal zijn behoeften
duidelijk maken, bijvoorbeeld via huilen, mimiek en beweging. De motoriek van
baby’s kan voor verrassingen zorgen, de baby kan opeens naar de buik draaien en
kan dan nog niet terug naar de rug draaien. Of het lukt om een baby uit een bekertje
te laten drinken, wat een paar dagen daarvoor ondenkbaar was.
De volgorde waarin de ontwikkeling plaatsvindt ligt vrij vast. Zoals geldt voor de
motorische mijlpalen: de meeste kinderen zullen zich eerst omrollen en dan pas gaan
kruipen, zitten, staan en lopen. Het ontwikkelingstempo wisselt sterk tussen
zuigelingen, maar in geen enkele periode van het leven verandert er zoveel in zo
korte tijd als in het eerste levensjaar.
- Studenten kennen de normale groei van baby’s, zodanig dat ze groeicurves
kunnen interpreteren aan de hand van een normering (o.a. SDS en TH)
Kennis van een gezonde groei en ontwikkeling is noodzakelijk om pathologie
vroegtijdig te kunnen opsporen. Stoornissen in het ontwikkelproces hebben vaak
grote gevolgen; vroege onderkenning en tijdige behandeling zijn belangrijk om de
nadelige gevolgen die invloed hebben op het verdere leven, te voorkomen.
De groei in het eerste jaar is waarneembaar door toename van gewicht, lengte en
hoofdomtrek. In de eerste dagen na de geboorte verliest een zuigeling tot 10% van
zijn lichaamsgewicht aan water. Na een week is de baby gewoonlijk weer terug op
zijn geboortegewicht. In de weken daarna groeit de baby gemiddeld 150-175 gram
per week. Gemiddeld verdrievoudigt het geboortegewicht zich in een jaar tijd en
neemt de lengte met 50% toe. Bij gezonde pasgeborenen neemt de hoofdomtrek snel
toe, in het begin ongeveer 1 millimeter per dag gevolg snelle groei hersenen.
De groei wordt inzichtelijk gemaakt in de groeicurve. Het invullen van het
groeidiagram in het Digitaal Dossier JGZ (DD JGZ) is een hulpmiddel bij de
beoordeling van de groei. De JGZ-professional beoordeelt de groeisnelheid (de
veranderingen ten opzichte van voorgaande metingen), let op de onderlinge
verhoudingen en vergelijkt het groeidiagram van de baby met de groeicurve voor
lengte, gewicht en hoofdomtrek die het gemiddelde groeipatroon van Nederlandse
zuigelingen weergeven.
, Bij het beoordelen van de lichamelijke groei en ontwikkeling is het belangrijk om in
gedachten te houden dat elk kind uniek is. Het verloop van de eigen groeicurve van
het kind geeft gedeeltelijk antwoord op de vraag of het kind wel goed groeit. Hiervoor
moet niet alleen naar de curven gekeken worden, maar naar het gehele kind. Is het
alert, tevreden en wat is de voorgeschiedenis; is het prematuur geboren, heeft het
infecties doorgemaakt? Een afbuigende groeicurve is dan ook geen diagnose op
zichzelf, maar kan wijzen op een lichamelijke afwijking, een ontwikkelingsstoornis, of
een sociaal-emotionele stoornis.
Onder groei verstaan we het toenemen in lengte, omvang en gewicht, met andere
woorden: het groter worden. Ontwikkeling is een proces, waarbij vanuit een
eenvoudig begin een meer complex en hoger niveau van functioneren ontstaat. Bij
lichamelijke groei en ontwikkeling van een zuigeling zijn zowel aanlegfactoren als
omgevingsfactoren van invloed. Lichamelijke aandoeningen kunnen voor of na de
geboorte de groei en ontwikkeling beïnvloeden. Voeding en voedingsgedrag zijn
hierop ook van invloed, wat weer samen kan hangen met sociaaleconomische en
culturele factoren.
- Studenten herkennen de kenmerken van goede communicatie op het
consultatiebureau en patiëntenvoorlichting
Patiëntenvoorlichting: een planmatig proces met gerichte doelen die in samenspraak
met de patiënt worden geformuleerd om leefstijl- en gedragsveranderingen te
bewerkstelligen met een gunstig effect op het gezondheidsprobleem én het
zelfmanagement van de patiënt. Patiëntenvoorlichting kan bijdragen aan
ziektepreventie, omdat voorlichting de patiënt kan motiveren om zich anders,
gezonder te gaan gedragen. Patiëntenvoorlichting kan bijdragen aan ziektepreventie,
omdat de patiënt wordt gemotiveerd om zijn zelfmanagement goed ter hand te
nemen.
Patiëntenvoorlichting ≠ patiënteninformatie.
Patiëntgerichte voorlichting leidt tot meer tevredenheid bij patiënten: tailoring,
individualisering, feedback en beloning, facilitatie en participatie. Patiëntgerichte,
doeltreffende patiëntenvoorlichting zou moeten voldoen aan een aantal voorwaarden:
o Tailoring: de voorlichting moet ‘op maat gesneden’ zijn, afgestemd zijn op de
behoeften (gedragsdeterminanten, intentie en gedrag) van de individuele
patiënt
o Individualisering: er moet sprake zijn van persoonlijke patiënt coaching in een
direct contact tussen professional en patiënt
o Feedback en beloning: de patiënt krijgt van de professional feedback over de
mate waarin de doelen van zelfmanagement zijn behaald en hij wordt beloond
als het gewenste (deel)effect is bereikt
o Facilitatie: de patiënt moet in staat worden gesteld om zich de leefstijl- en
gedragsverandering eigen te maken
o Participatie: als de patiënt een duidelijk aandeel wordt geboden in de
voorlichting en hij uitgenodigd wordt om te participeren, vergroot dit de
, waarschijnlijkheid dat de doelen die de professional samen met de patiënt
heeft vastgesteld behaald zullen worden.
Patiëntenvoorlichting en het bevorderen van zelfmanagement van de patiënt zijn niet
simpelweg het informeren van de patiënt, en ook meer dan het herhalen van de uitleg
die je aan de patiënt hebt gegeven of het uitreiken van een glanzende brochure.
Patiëntenvoorlichting en het bevorderen van zelfmanagement van de patiënt zijn wél:
het aangaan van een samenwerkingsproces met de patiënt waarin sprake is van
wederzijdse participatie. Dit voorlichtings- en communicatieproces vraagt gerichte
klinische vaardigheden van verpleegkundigen.
Patiëntenvoorlichting en het bevorderen van zelfmanagement beginnen met het
verkennen van de specifieke voorlichtingsbehoeften van de patiënt. Ze betreffen het
individualiseren van de leefstijl- en/of gezondheidsadviezen en het bieden van
coaching en ondersteuning afgestemd op de unieke patiëntensituatie. Daarbij mag je
als verpleegkundige de follow-up niet vergeten, evenmin als het beoordelen of je
verpleegkundige interventie bij de patiënt effectief is.
- Studenten kunnen de informatievoorziening afstemmen op het niveau van de
gesprekspartner
Belemmeringen in informatievoorziening: uitwisselen van informatie, participatie,
nemen van beslissingen en omgaan met de negatieve kanten van leefstijl- en
gezondheidsadviezen.
Belemmeringen voor zelfmanagement waar de patiënt tegenaan loopt, hebben te
maken met de informatievoorziening en de communicatie tussen de verpleegkundige
en de patiënt. Factoren die meespelen, zijn het uitwisselen van informatie,
participatie, het nemen van beslissingen en het omgaan met de negatieve kanten van
gezondheidsadviezen. Belemmeringen in de communicatie tussen verpleegkundige
en patiënt zijn instrumenteel versus affectief gedrag, (non-)verbaal gedrag, privacy,
taalgebruik en de mate van ervaren controle.
Slechte informatievoorziening en slechte voorlichting, bijvoorbeeld met een verkeerde
timing of op een niet-passende manier, vormen een belangrijk obstakel voor de
patiënt. Zo blijken patiënten met reumatische aandoeningen ook als zij zeggen goed
geïnformeerd te zijn een sterke behoefte te hebben aan het bespreken van
alternatieve behandelvormen en ook hebben zij onbeantwoorde vragen. Patiënten die
aarzelen om vragen te stellen, weten vaak niet wat ze zouden moeten vragen. Het
gebeurt ook dat patiënten wel weten wat ze moeten doen, maar niet in staat zijn dit
ten uitvoer te brengen.
- Studenten kennen de kenmerken van baby’s op het vlak van de motorische
ontwikkeling, zodanig dat de studenten een van Wiechenschema kunnen
interpreteren
Motoriek is het geheel van bewegingen en bewegingspatronen dat de zuigeling in
staat stelt zijn lichaam te gebruiken. Elke ontwikkeling biedt de mogelijkheid tot weer
andere, nieuwe ontwikkelingen. De motorische ontwikkeling vindt plaats op basis van
de ontwikkeling van het zenuwstelsel; hierdoor maken vroegkinderlijke
bewegingspatronen plaats voor meer gerichte bewegingen. Voor een bewuste
controle van de houding en bewegingen is ook de ontwikkeling van de zintuigen