KLINISCHE PSYCHOLOGIE DEEL 1
HOOFDSTUK 1: OVER KLINISCHE PSYCHOLOGIE EN ‘ABNORMAAL’ GEDRAG
Vijf basisdisciplines binnen de psychologie
1. psychologische functieleer
2. ontwikkelingspsychologie
3. sociale psychologie (gedragsleer)
4. persoonlijkheidspsychologie
5. methodenleer
drie toepassingsgerichte disciplines binnen de psychologie
1. klinische psychologie (evt in combinatie met gezondheidspsychologie)
2. arbeids- en organisatiepsychologie
3. onderwijspsychologie
drie modellen voor afbakening grens tussen psychische gezondheid en ziekte:
1. statistisch model
2. medisch model / ziektemodel
3. leermodel / onderwijsmodel
1.1: het terrein van de klinische psychologie
Verschil terrein klinische psychologie en persoonlijkheidspsychologie
Persoonlijkheidspsychologen bestuderen de verschillen tussen mensen op het gebied van
capaciteiten en eigenschappen in het algemeen. Zoals bijv hoogbegaafdheid. Maar
wanneer deze hoogbegaafdheid door moeite met aansluiting leidt tot isolement, is dit wel
weer een aandachtsgebied voor klinische psychologie.
Waarom zijn de vijf basisdisciplines van de psychologie van belang voor klinische
psychologie?
Alleen als er kennis is van wat normaal is binnen psychologische functies, ontwikkeling etc,
kunnen ‘abnormale’ gedragingen, gedachten en gevoelens worden verklaard tegen deze
achtergrond van normale processen.
Het verschil tussen de beroepen klinisch psycholoog en psychiater
Verschil voornamelijk in genoten opleiding:
Klinisch psycholoog: bachelor psychologie, master klinische psychologie. Daarna tweejarig
postdoctoraal zodat je als GZ-psycholoog aan de slag kan. Daarna nog 2 jaar -> klinisch
psycholoog. Vaak meer ervaring in empirisch onderzoek, dus meer methodologisch
onderlegd.
Psychiater: algemene opleiding geneeskunde (6 jaar). Daarna 4 jaar specialiseren tot
psychiater. Psychiaters vaak door medische scholing meer onderlegd in biologische
aspecten van psychische stoornissen. Mogen psychofarmaca voorschrijven.
1.2 aspecten van ‘abnormaal’ gedrag
,Volgens Seligman, Walker en Rosenhan zijn dit
1. persoonlijk lijden
2. (dis)functionaliteit van gedrag
3. irrationeel en onbegrijpelijk gedrag
4. onvoorspelbaarheid en controleverlies
5. opvallend en onconventioneel gedrag
6. gedrag dat een ongemakkelijk gevoel bij anderen teweegbrengt
7. overtreden van morele normen
persoonlijk lijden: psychische stoornissen brengen vaak (maar niet altijd) lijden met zich
mee. Maar persoonlijk lijden hoeft in zichzelf niet op pathologie te wijzen.
Disfunctionaliteit van gedrag: de mate waarin gedrag het dagelijks functioneren en het
welbevinden van het individu ondermijnt. (kan iemand beroepsmatig functioneren en
bevredigende relaties onderhouden, verstoort het gedrag het welbevinden en functioneren
van anderen?)
Irrationeel of onbegrijpelijk gedrag: als mensen in het gedrag van een ander geen logica of
zin kunnen ontdekken.
Onvoorspelbaarheid en controleverlies: twee typen situaties waarin gedrag vaak als
verlies van controle of zelfbeheersing wordt getypeerd:
1. als regels die normaal het gedrag sturen ineens niet meer werkzaam zijn: een timide
man schiet volledig uit zijn slof en vernielt iemands huis.
2. als de toeschouwer de oorzaak / aanleiding vh waargenomen gedrag niet kent / kan
achterhalen op dat moment.
Opvallend / onconventioneel gedrag: of gedrag opvalt, is in belangrijke mate afhankelijk
van hoe vaak dat gedrag voorkomt (of verondersteld wordt voor te komen). Met name
sociaal onwenselijk gedrag wordt snel als pathologisch bestempeld.
Gedrag dat ongemakkelijk gevoel bij anderen teweegbrengt: observer discomfort: een
onbehaaglijk gevoel wanneer iemand ongeschreven regels in bepaalde cultuur overschrijdt.
Hierdoor zijn degenen met observer discomfort geneigd dat gedrag als abnormaal te
bestempelen. Gaat om impliciete regels (of ‘restregels’), waarvan men zich pas bewust
wordt als ze overschreden worden, zoals oogcontact maken tijdens gesprek en bepaalde
fysieke afstand houden tot elkaar.
Het overtreden van morele normen: oordelen in termen van goed en kwaad, waarbij
‘slechte’ gedragingen als ‘abnormaal’ worden bestempeld.
Definitie psychische stoornis: Een psychische stoornis is een syndroom, gekenmerkt door
klinisch significante symptomen op het gebied van de cognitieve functies, de
emotieregulatie of het gedrag van een persoon, dat een uiting is van een disfunctie in de
psychologische, biologische, of ontwikkelingsprocessen die ten grondslag liggen aan het
psychische functioneren.
,Psychische stoornissen gaan gewoonlijk gepaard met significante lijdensdruk of
beperkingen in het functioneren op sociaal of beroepsmatig gebied of bij andere belangrijke
bezigheden. Een reactie op een veelvoorkomende stressor of een verlies, bijvoorbeeld het
overlijden van een dierbare, die te verwachten valt en cultureel wordt geaccepteerd, is geen
psychische stoornis. Sociaal deviant gedrag (politiek, seksueel of religieus bijvoorbeeld) en
conflicten die zich vooral afspelen tussen een individu en de maatschappij zijn geen
psychische stoornissen, tenzij de deviantie of het conflict het gevolg is van disfunctioneren
van het individu, zoals in het voorgaande wordt beschreven
DSM-5: classificeert geen mensen, maar stoornissen die mensen hebben. Dus niet een
schizofreen, maar een individu met schizofrenie.
APA: American Psychiatric Association
Drie uitsluitende omstandigheden ter voorkoming dat definitie v mentale stoornissen
een instrument wordt van sociale repressie:
1. de te verwachten en cultureel aanvaardbare reacties op bepaalde situaties
2. langdurig deviant gedrag of andere gedragingen voortvloeiende uit behoren tot
politieke, religieuze, etnische of seksuele minderheid.
3. gedrag dat voortkomt uit een persoonlijk conflict tussen persoon en maatschappij.
1.3: normaal en abnormaal: waar ligt de grens?
Drie modellen over het onderscheid tussen normaal en abnormaal gedrag
1. statistisch model
2. medisch of ziektemodel
3. leer- of onderwijsmodel
wat is een verschil tussen het statistisch model en de andere twee?
Het statistisch model gaat vooral over afgrenzing. Het medisch- en leermodel zijn breder:
behandeling en relatie tussen therapeut en cliënt worden bijv ook meegewogen.
Statistisch model: menselijke eigenschappen zoals intelligentie of de geneigdheid om
angstig te reageren zijn min of meer normaal verdeeld. Abnormaliteit is dan ook: extreem
hoge of lage scores nav een betrouwbare en valide meting. Abnormaal heeft binnen dit
model dus louter een statistische betekenis.
Wat zijn problemen bij het statistisch model?
1. waar moet precies de grens tussen normaal en abnormaal getrokken worden? Maw
vanaf welke score is de score extreem hoog of extreem laag?
2. de ene stoornis is normaler verdeeld dan de andere. (de prevalentie van sommige
stoornissen ligt nou eenmaal hoger dan die van andere stoornissen). Daarmee zou
onbedoeld de conclusie kunnen worden getrokken dat de ene stoornis abnormaler is
dan de andere. Het statistisch model specificeert niet hoe ongewoon gedrag moet
zijn om het abnormaal te kunnen noemen.
3. het maakt geen onderscheid tussen statistische afwijkingen die gepaard gaan met
individueel lijden en afwijkingen waarvoor dat niet geldt.
, Somatogeen: een lichamelijke aandoening ligt ten grondslag aan een psychische stoornis.
Psychogeen: aan een stoornis ligt een psychologisch mechanisme ten grondslag.
Medisch model: psychische stoornissen worden veroorzaakt door onderliggende
mechanismen die somatogeen (fysiek) of psychogeen (psychologisch) van aard zijn. Voor
aandoeningen als psychosen door neurologische defecten gaat dit model inderdaad op.
Wat zijn bezwaren bij het medische model?
1. bij vele psychische stoornissen is nog niet een eenduidig onderliggend mechanisme
aangetoond, zodat het twijfelachtig is of er wel sprake is van ‘ziekte’. Daardoor is
ook de vraag of de term genezing op zijn plaats is. Veel stoornissen worden
stoornissen genoemd gebaseerd op psychosociale en ethische normen, terwijl de
behandeling vervolgens medische termen hanteert. -> tegenstrijdig
2. het gebruik van termen als ziekte en therapie werkt stigmatiserend. Labeling-
theorie: het beschrijven van iemand als ‘psychiatrisch patiënt’ kan als selffulfilling
prophecy werken. Denk ook aan het onderzoek ‘on being sane in insane places’
waarbij mensen veinsden psychotisch te zijn en in een inrichting werden
opgenomen, ter onderzoek en merkten hoe moeilijk het was, ook al lieten ze elke
‘abnormale’ gedraging achterwege, om het label van zich af te kunnen schudden.
Leer- of onderwijsmodel: stoornissen zijn ontstaan door verkeerd verlopen leerprocessen.
Terwijl bij het medisch model sprake was van een ziekte, een diagnose, een therapeut en
patiënt (passief), is bij dit model sprake van een persoonlijk probleem, een leerdoel, een
leraar en een leerling (actief). Er kan gesproken worden van geestesziekte als aan
psychische problemen organische afwijkingen ten grondslag liggen. Dan is ook de term
therapie op zijn plaats. Demarcatie- of afgrenzingscriterium: belangrijkste criterium voor
onderscheid tussen ziekte en gezondheid is in hoeverre iemand nog zelf de
verantwoordelijkheid kan dragen en aanspreekbaar is voor haar doen en laten.