Samenvatting Pak je pen H1-H5
Rood = begrippen/dingen die je goed moet kennen
Blauw = uitleg van de begrippen (de blauwe stukjes horen bij de rode stukjes die ervoor of er na
staan)
Paars = namen van onderzoekers etc.
Grijze achtergrond = zelf in het boek kijken
H1
Schrijven bestaat uit 3 onderdelen van taal:
- Stellen
- Spellen
- Schrift
De Jong: “Schrijven is benoemd in de curriculumontwikkeling.”
1.1
Deze 3 aspecten bepalen de handeling bij alle vormen van schrift (Je moet ze in samenhang
uitvoeren, want het beïnvloedt elkaar):
- Proces (De actie die je gebruikt om schrift te produceren, de houding)
- Materiaal (Dingen die je nodig hebt om te schrijven/typen, dit hangt af van je doel en het publiek
waarvoor je schrijft)
- Vorm (van het schrift en de tekst, het moet goed leesbaar en goed ingedeeld zijn)
1.2
Schrift gebruik je om teksten te produceren.
De Jong en andere onderzoekers definiëren schrift als ‘het geheel van tekens, cijfers en formules die
gebruikt kunnen worden om tekst schriftelijk (met handschrift of typschrift) te produceren met de
bedoeling om gesproken taal, gegevens en gedachten herkenbaar vast te leggen, te bewaren en over
te brengen.’
Functies van het schrift:
* Communicatieve functie De Jong: “Onze samenleving is in hoge mate geletterd.” Lezen en schrijven
zijn belangrijke vaardigheden voor je persoonlijke ontwikkeling en om te functioneren in de
maatschappij. Je gebruikt ze vaak. Meijerink: “Leesbaarheid is een voorwaarde voor communicatie
volgens het referentiekader taal, want het maakt de tekst toegankelijk.”
De Jong: “Met leesbaarheid gaat het om de stijl, het plot, de visuele vorm op letterschriftniveau en
tekstniveau en de auditieve vorm.”
Kooijman- Thomson: analyseert de leesbaarheid van schrift in drie 3 niveaus die hierbij aansluiten:
- Niveau van letters met identificatie als kernbegrip Identificatie heeft betrekking op tekens die in
een kenmerkende vorm staan. Dit komt door de juiste afwisselingen tussen rechte en gebogen lijnen.
Je moet kenmerkende vormen kennen en het verschil tussen cijfers, kleine letters en hoofdletters
(om dit te kunnen heb je expliciete instructie en gerichte oefening nodig).
- Niveau van schrift met regelmaat als kernbegrip Regelmaat heeft betrekking op woorden, regels en
zinnen. Om vlot te kunnen lezen moeten de letters en woorden in een vaste verhouding tot elkaar
staan, de ‘skyline’ (even groot, even schuin en op gelijke afstand van elkaar) moet kloppen. Criteria
voor regelmaat zijn: grootte, regelvoering, hellingshoek, verhouding en spatiëring. Typografie =
verschillende lettertypen onderscheiden.
, - Niveau van tekst met orde als kernbegrip Orde heeft betrekking op de rangschikking van de tekst.
Je herkent al snel aan het uiterlijk van de tekst om wat voor soort tekst het gaat. Met ruimtelijke
indeling, hiërarchie (goede rangschikking), accenten en beeld maak je de structuur van je tekst
zichtbaar. Doelgericht communiceren leer je door allerlei manieren van vormgeving te bekijken en uit
te proberen.
* Intern reflectieve functie James & Engelhardt toonden aan door onderzoek met MRI-scans dat
handschrift meer hersengebieden activeert dan typen. Als je woorden zachtjes uitspreekt terwijl je ze
opschrijft, koppel je zicht, gehoor, spraak, motoriek en cognitie. Dat leidt tot multimodaal leren,
waardoor je het beter onthoudt.
Longcamp beweert dat je cijfers, letters en woorden beter onthoudt als je ze opschrijft dan wanneer
je ernaar kijkt of wanneer je ze typt. Dit geldt voor iedereen.
Francken, James & Engelhardt: “Het ervaren van de schrijfbeweging ondersteunt het leren lezen.”
Als je kunt schrijven zonder dat je erbij na hoeft te denken, ondersteunt je schrift je denkproces.
Alleen als het schriftproces voldoende geautomatiseerd (je werkt in een ergonomische houding
(houding wat je moeiteloos een tijdje volhoudt), zonder dat je hierbij hoeft na te denken) is heeft je
werkgeheugen ruimte om na te denken over de inhoud, de formulering en je woordkeuze. Dit noem
je het ‘intern reflectieve functie’ van schrift. Volgens Berninger werkt dit voor handschrift en volgens
Christensen werkt dit ook voor typschrift.
* Expressieve functie Met schrift kun je sfeer, opvatting, gevoel of verlangen uitdrukken. Het
vermogen om nieuwe of ongebruikelijke, maar toepasbare ideeën voor vraagstukken te bedenken
noem je creativiteit volgens De Jong. Door experimenteren leer je tekst visueel tot leven te brengen.
Je geeft tekst ‘een smoel’.
* Esthetische functie Schoonheid van het schrift/vorm ‘op zich’.
H2
Basis van standaard Nederlands: luisteren, spreken, lezen en schrijven.
F-niveaus: fundamentele niveaus (basis die iedereen moet beheersen).
S-niveaus: streefniveaus (dit is voor kinderen die meer aan kunnen).
Voorschrijvend karakter van referentieniveaus is vastgelegd in de ‘Wet referentieniveaus
Nederlandse taal en rekenen (2010)’. Ze zijn niet vrijblijvend, maar vormen de leidraad voor het
onderwijs op deze schooltypen. Aan het eind van basisonderwijs moet je het niveau F1 hebben. Niet
iedereen haalt dit, wat gevolgen kan hebben op hun kansen in succes. Prenger: de uitwerking van de
technische basisvaardigheden (zoals lezen en schrijven) in de curriculumdocumenten is belangrijk.
Klaassen-Poyck & Kooijman-Thomson: “De kennisbasis voor handschriftonderwijs en schrifteducatie
beschrijft het eindniveau van het basisonderwijs: Leerlingen kunnen beredeneerde keuzes maken en
met een passend instrument efficiënt en effectief tekst produceren in verschillende situaties, in het
onderwijs en het dagelijks leven.”
Kennis van proces, materiaal en vorm behoort tot je ‘standaarduitrusting’. Om kinderen goed te
begeleiden en om te kunnen inschatten wat de kinderen nodig hebben heb je kennis & kunde nodig.
Je moet dus veel ervaring hebben gehad met verschillende schrijfmethodes en materialen. (Je moet
goede eigenvaardigheid beschikken en de schrifthandleiding in samenhang kunnen uitvoeren).