Algemene economie en bedrijfsmanagement – Samenvatting
Hoofdstuk 1. Markten en ondernemers
1.1 Marktwerking en marktefficiëntie
Ondernemen betekent dat je in onzekere omstandigheden investeert en risico’s accepteer. Of je
investering succes heeft is afhankelijk van je persoonlijkheid en de keuzes die je maakt.
Voor een ondernemend klimaat is marktwerking onmisbaar omdat het ondernemers scherp houdt
op het gebied van efficiëntie.
Marktwerking is de confrontatie tussen vraag en aanbod in een concurrerende omgeving. We
onderscheiden 3 vormen:
* allocatieve efficiëntie: doelgerichtheid, dus produceren wat de markt vraagt. Als je niet produceert
wat de markt vraagt is alle moeite voor niets geweest
* statistische efficiëntie: doelmatigheid, produceren met de geringst mogelijke inzet van arbeid,
kapitaal en natuur
* dynamische efficiëntie: de toepassing en ontwikkeling van nieuwe producten en technieken
Of productie allocatief efficiënt is geweest blijkt pas achteraf, wanneer de markt door het
koopgedrag van mensen haar oordeel velt.
1.2 Productie, toegevoegde waarde en inkomensvorming
Pas als de markt bereid is meer voor een product te betalen dan het heeft gekost is er sprake van
toegevoegde waarde en is er geproduceerd. Productie is dus waarde toevoegen: waarde creëren.
1.3 Vormen van concurrentie
De beloning voor de ondernemer is winst die ontstaat uit het verschil tussen opbrengsten en kosten
per product (winstmarge). De totale winst en de winstmarge wordt beïnvloed door:
* het gedrag van bedrijfstakgenoten, dus bedrijven die iets soortgelijks aanbieden
* het gedrag van bedrijfskolomgenoten, dit zijn leveranciers en afnemers
De onderlinge concurrentie in de bedrijfstak wordt interne concurrentie genoemd en heeft als doel
een zo groot mogelijk marktaandeel te behalen (bedrijfstak)
Concurrentie tussen leveranciers en afnemers in de bedrijfskolom noemen we externe concurrentie
en deze richt zich op de verdeling van de winstmarge (bedrijfskolom).
,Potentiele concurrentie beïnvloedt zowel de interne als externe concurrentie en heeft langs die weg
invloed op de winst van bedrijven.
1.3.1 Interne concurrentie
De intensiteit van de interne concurrentie wordt
door een aantal factoren bepaald:
* concentratiegraad: wordt berekend door de
omzet van een aantal bedrijven te delen door de
omzet van de gehele bedrijfstak. Een hoge
concentratiegraad betekent dat de markt over
weinig bedrijven wordt verdeeld, dit kan de
interne concurrentie verzwakken omdat de
consument minder uitwijkmogelijkheden heeft
en bedrijven marktgedrag op elkaar kunnen
afstemmen.
* de mate van productdifferentiatie: dit wil
zeggen dat verschillen tussen soortgelijke
producten worden aangebracht door te
variëren. Dit vermindert de interne
prijsconcurrentie omdat productdifferentiatie klanten aan het bedrijf bindt.
* ontwikkeling van de bedrijfstak: hierbij gaat het om de fase van de productlevenscyclus waarin de
branche verkeert. In de expansiefase lopen aanbieders elkaar minder voor de voeten dan in de
verzadigingsfase.
* kostenstructuur: bedrijven met hoge constante kosten krijgen bij een tegenvallende afzet te maken
met grote onderbezettingsverliezen waardoor de constante kosten niet volledig worden terug
verdiend.
* mate van overcapaciteit: Een groeiende markt lokt investeringen uit. Omdat iedere ondernemer
afzonderlijk investeert en er geen coördinatie is, leidt dit tot overinvesteringen en daarmee tot
overcapaciteit in de branche.
* uittredingsdrempels: dit leidt meestal tot verscherping van de interne concurrentie.
* mate van marktonzekerheid: hoe minder informatie je hebt over de concurrent, hoe meer
onzekerheid en des te scherper wordt de interne concurrentie.
1.3.2 Externe concurrentie
Variabelen die invloed hebben op de positie in de bedrijfskolom:
* Het belang van de leverancier of afnemer: dit kan te maken hebben met de grootte van je afnemer
of leverancier waardoor je graag wilt leveren of weinig keus hebt.
* De kosten die moeten worden gemaakt bij overstappen: als afnemers overstappen naar een
concurrent verhoogt dit de interne concurrentie, maar verzwakt de positie van de leverancier
tegenover de afnemer, waardoor de externe concurrentie en potentiele concurrentie scherper
wordt.
, 1.3.3 Potentiele concurrentie
De winstmarge hangt niet alleen af van de positie in de bedrijfskolom, maar ook van de intensiteit
van dreigende concurrentie, dit heet potentiele concurrentie.
Wanneer het eenvoudig wordt om over te stappen, neemt de potentiele concurrentie toe. Bedrijven
zullen meer hun best moeten doen om klanten te behouden (interne concurrentie), doordat
nieuwkomers meer kansen hebben om tot de markt toe te treden (potentiele concurrentie)
waardoor de positie van de bestaande bedrijven in de bedrijfskolom richting afnemers verzwakt
(externe concurrentie).
1.4 Prijszetting of aanpassen?
De intensiteit van de interne, externe en
potentiele concurrentie bepalen de mate
waarin je als ondernemer invloed hebt op
de hoogte van de inkoop- en verkoopprijzen
Als er veel aanbieders zijn met homogene
producten (producten die in de ogen van
afnemers weinig verschillen) dan kun je niet
je eigen verkoopprijs bepalen. Je bent een
hoeveelheidsaanpasser en er wordt
gesproken van een markt van volkomen
concurrentie.
De interne, externe en potententiele
concurrentie zijn in de markt van volkomen concurrentie scherp vanwege de vrije toetreding. De
interne en externe concurrentie zijn zwakker omdat het gaat om heterogene producten (producten
die in de ogen van de afnemer verschillen), je bent in staat om je eigen prijs te bepalen. Vandaar de
samenvoeging van monopolistische concurrentie binnen je eigen klantenkring, maar je kanten
hebben wel veel keuze omdat er veel aanbieders zijn.
Bij oligopolie zijn er weinig aanbieders met een homogeen of heterogeen product en zijn de
toetredingsmogelijkheden beperkt omdat toetreders veel moeten investeren.
* bij homogeen oligopolie kun je niet zeggen dat de markt een prijs dicteert. De aanbieders bepalen
de prijs zelf, maar er zal één prijs ontstaan
* bij heterogeen oligopolie zijn er verschillende prijzen maar zullen oligopolisten niet op prijs
beconcurreren
1.5 Winst en productiekosten
Je kan onderscheid maken in:
* constante kosten: dit zijn kosten die niet variëren met de productieomvang, zoals kapitaal- en
marketingkosten
* variabele kosten: variëren met de productieomvang. Dit zijn kosten die worden gemaakt voor het
gebruik van onder meer grondstoffen of voor het inzet van flexwerkers
Bij een hogere productie kunnen constante kosten over meer producten worden verdeeld, waardoor
schaalvoordelen ontstaan. De winstmarge neemt dan toe.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper nikecharita. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.