Laagland module 2 - Begrippenlijst
Rooms-katholieke kerk Enige erkende christelijke kerk in West-Europa.
Middelnederlands Taal die in de Lage Landen werd gesproken, elk gewest
had hier zijn eigen variant op.
Standentheorie Maatschappij geordend in 3 groepen: Geestelijkheid,
adel en ridders, boeren en vissers.
Geestelijkheid De eerste groep van de standentheorie. Te verdelen in
2 groepen: reguliere en seculiere geestelijkheid.
Reguliere geestelijkheid Monniken en nonnen, leefden in kloosters volgens de
regels van de kloosterorde. Ze focuste zich vooral op
religieuze studie, gebed, contemplatie, wetenschap en
boek(re)productie.
Seculiere geestelijkheid Paus, bisschoppen en pastoors. De wereldlijke
geestelijkheid die in de steden, aan de hoven en in
parochies de zielzorg voor de gelovigen verrichte.
Triniteitsleer God bestaat uit drie personen: de Vader, de Zoon en de
Heilige Geest.
Feodale maatschappij Een maatschappij met de kern dat er een dienstrelatie
was die vrij mannen hadden met hun adellijke heer. Als
beloning voor de dienst ontvingen deze mannen een
wapenuitrusting en inkomsten van hun leenheer.
Ridderschap Een groep met veel aanzien in de middeleeuwse
samenleving. “Ridderlijk” gedrag was: moed, trouw,
morele zuiverheid, dienstbaarheid en kameraadschap.
Met als belangrijkste taak om grondgebied te
verdedigen en op krijgstocht te gaan.
Eercultuur Een cultuur waar de norm voor het individuele gedrag in
het aanzien dat of de waardering die men van anderen
ontvangt. Eer gaf aanzien en waardering, je kon het
verwerven door dappere daden te verrichten onder
dienst van een hoger doel.
Verstedelijking Mensen verhuizen naar de stad. Vanaf de 10e eeuw
kwam dit in Europa op gang. Het was vooral sterk in
Noord-Italië en Vlaanderen. De verstedelijking werd
gestimuleerd door ideaal handelsverkeer.
Burgerlijke mentaliteit Mentaliteit die ontstond in de steden en afweek van de
ridder mentaliteit. Mensen hechten een groot belang
aan een eigen niet-feodaal recht. Een voorwaarde voor
handel was vrede en om vrede te behouden was de
bereidheid tot het sluiten van compromissen
belangrijker dan vechtlust en geweld. Deze mentaliteit
benadrukte: vleit, leergierigheid, redelijkheid,
individualiteit, slimheid, nuttigheid en spaarzaamheid.
, Schrijfcultuur Cultuur die opbloeide in de 12e eeuw door
kathedraalscholen in de steden. Er was meer geschoold
personeel nodig die kon lezen en schrijven. Dit was
voorheen niet zo, toen werd er voornamelijk geschreven
door monniken in kloosters.
Boekdrukkunst Maakte het mogelijk om sneller en goedkoper boeken te
produceren, ook in grotere oplagen. De verspreiding
van verhalen, kennis en inzichten kon met gedrukte
boeken nu veel sneller verlopen.
Manuscripten (handschriften) Handgeschreven boeken. Kopiisten zorgden voor het
overschrijven van de teksten.
Wereldlijke cultuur Deel van middeleeuwse cultuur. Cultuur van de hoven
(adel en vorsten) en de burgerij
Geestelijke, religieuze cultuur Deel van middeleeuwse cultuur die zeer dominant
aanwezig was.
Symbool Een teken van een hogere betekenis, God. Volgens de
middeleeuwers kon alles een symbool zijn.
Hoofsheid Een levensideaal ontstaan aan hoven in Zuid-Frankrijk,
maar verspreidde zich later ook over Europa. Het
duidde op gedragsregels die bedoeld waren om
onderlinge spanningen te voorkomen. Het legde nadruk
om beschaafdheid. De belangrijkste eigenschap daarbij
was zelfbeheersing (mate).
Mate Zelfbeheersing, de belangrijkste eigenschap van het
levensideaal hoofsheid.
Hoofse teksten Literaire werken om de hoofsheid als aanbevolen
leefwijze te propageren.
Hoofse liefde Speelde een belangrijke rol in hoofse teksten. Het
traditionele rollenpatroon werd hierbij omgedraaid: de
man moest dienstbaar zijn aan de aanbeden vrouw. De
hoofse liefde werd gepresenteerd als zwaar, maar ook
lonend. De man moest beproevingen doorstaan, om ten
slotte als beter mens zegen te vieren.
Hoofse cultuur Ontstaan aan de hoven, presenteerde zich als
onafhankelijk. Ze vormde als wereldlijke cultuur een
belangrijk tegenwicht tegen de cultuur van de kerk.
Mecenas Opdrachtgever van middeleeuwse literatuur. Hij
betaalde materiaalkosten en voorzag de schrijver in zijn
levensonderhoud.
Literaire traditie Het verschijnsel dat in een taalgebied in meer of
mindere mate het schrijven van literatuur wordt
uitgeoefend