Techniek samenvatting
Boek blauw
Hoofdstuk 7
Opwekken nieuwgierigheid verschillende V-motoren activerende rol:
Verwondering, het gewone bijzonder kan maken.
Verassing, zorgen voor veel variatie.
Verbazing, als er iets onverwachts gebeurt of wanneer iets niet overeenkomt met
verwachting.
Verwarring en twijfel, geconfronteerd met uiteenlopende ideeën of te maken
met cognitief conflict.
Verlangen naar uitstel, zelf antwoorden te vinden op hun vragen.
Verwachtingen en Vermoedens, door vooraankondiging of voorproefje,
uitnodigend maken.
Voorstellingsvermogen en Verbeeldingskracht, benieuwd maken wat nog
onbekend is, laten voorspellen wat ze gaan ontdekken.
Belemmeringen wegnemen:
Voorbeeldgedrag nieuwgierige houding
en initiatieven voor leerlingen als
rolmodel.
Veiligheid en vertrouwen, staan
nieuwgierigheid in de weg.
Schenk aandacht aan vragen van
leerlingen.
Leef mee met onderzoekende
activiteiten.
Geef opdrachten die interessant zijn.
Wees attent op onzekerheid of faalangst.
Onderzoekende houding:
Groeimindset, leren uitdagen en leren ontwikkelen, wilskracht en
doorzettingsvermogen te kweken. Een mislukking kunnen ze zien als “first attempt in
learling (FAIL)”/ nuttige leerervaring.
Rolmodel zijn, bevorderd onderzoekende houding.
Meer dan nieuwsgierigheid, gaat om onderzoekende houding als:
- Kritische zin
- Objectiviteit/onbevooroordeeld zijn, feiten laten spreken en oordeel vormen.
- Nauwkeurigheid en zorgvuldigheid.
- Discipline en doorzettingsvermogen, omgaan met tegenslag.
- Respect voor kracht en bewijs.
- Behoedzaamheid bij trekken van conclusies.
- Andere willen samenwerken.
- Bereidheid resultaten met anderen te delen of discussies te stellen.
Onderzoek variëren: Speels, associatief, exploreren tot doelgericht en planmatig onderzoek:
, 1. Doen om het doen, plezier in zonder het hoeven uit te leggen.
2. Via gissen en missen (trial-and-error) een resultaat willen bereiken, op resultaat
gericht.
3. Onderzoeken hoe voorwerpen reageren, voorwerpen en eigenschappen interessant.
4. Variabelen verkennen, zoeken naar factoren die invloed hebben op gebeurtenissen.
5. Onderzoek doen vanuit een bewust gestelde vraag, aanleiding vooraf na te denken
over de manier van onderzoeken.
Onderzoek aan concrete werkelijkheid:
1. Waarnemen met een of meerdere zintuigen.
2. Inventariserend onderzoek, andere vormen waarnemen van plekken en situaties.
3. Nauwkeurig vergelijken en meten.
4. Waarnemen gedurende een korte of langere periode, veranderingen registreren bij
natuurverschijnselen, productieprocessen een gebeurtenissen.
5. Het opzetten en uitvoeren van experimenten, wat effect is van materialen, objecten
of omstandigheden.
,