HOORCOLLEGES FINANCIEEL MANAGEMENT IN DE PUBLIEKE SECTOR
Inhoudsopgave
1. Hoorcollege 1-1 Inleiding………………………………………………………………………………………………….……2
2. Hoorcollege 1-2 Toepassing week 1………………………………………………………………………………….…..7
3. Hoorcollege 2-1 Budget & Begroting……………………………………………………………………………………12
4. Hoorcollege 2-2 Toepassing Week 2……………………………………………………………………………………20
5. Hoorcollege 3-1 Kosten, baten & vermogen………………………………………………………………………27
6. Hoorcollege 3-2 Toepassing Week 3……………………………………………………………………………………31
7. Hoorcollege 4-1 Prestaties & effecten……………………………………………………………………..…………36
8. Hoorcollege 4-2 Toepassing Week 4……………………………………………………………………………………40
9. Hoorcollege 5-1 Grote projecten…………………………………………………………………………………………45
10. Hoorcollege 5-2 Toepassing Week 5……………………………………………………………………………………51
11. Hoorcollege 6-1 Financiële verhoudingen……………………………..……………………………………………56
12. Hoorcollege 6-2 Toepassing Week 6……………………………………………………………………………………62
13. Hoorcollege 7-1 Financiering………………………………………………………………………………………………69
14. Hoorcollege 7-2 Toepassing Week 7……………………………………………………………………………..……76
1
,Hoorcollege 1-1 Inleiding
1.1 Marktfalen vs non-market failures + oplossingen
Derivaten zijn financiële producten die gebaseerd zijn op andere financiële producten. Dit was
gebruikt bij het voorbeeld van Vestia. Ze kochten echt veel derivaten, maar de rente werkte niet
mee dus ze raakte veel geld kwijt.
Publieke sector: karakter
In de private sector is winst vooral belangrijk, in de publieke sector is dat niet zo. Het doel is vooral
de welvaart van de maatschappij verbeteren. Hiervoor hebben ze dienstverlening, met diverse
producten en diverse organisaties. De bekostiging is niet marktgeoriënteerd, maar gaat via
belastingen.
Non-profit & publieke sector onderdelen vv
1. Publiek georiënteerde organisaties; overheid, publiekrecht
2. Cliëntgerichte organisaties (maatschappelijk middenveld); woningcorporaties, zorg, OV. Er
kunnen privaatrechtelijke organisaties zijn, maar zijn dan publiek gefinancierd.
3. Ledenorganisaties: kerken, vakbonden, goede doelen zijn privaatrechtelijk georganiseerd.
1 + 2 + 3 = non-profit sector
1 + 2 = publieke sector
Dus overheid + maatschappelijke middenveld
Overheid: wie?
Rijk provincie gemeente waterschap
Agentschap B&L-dienst
ZBO’s (bij wet geregeld, specifieke taak)
EU
Gemeenschappelijke regelingen (samenwerking tussen gemeentes, bijv. Rotterdam-Rijnmond)
Markt <> Publieke sector
In de markt gaat het om betalingen voor geleverde goederen & diensten. Het besluit, het betalen
ervoor en het genieten ervan liggen in 1 hand. Hierbinnen zijn er geen verstoringen.
In de publieke sector is dat niet zo. Het besluit ligt meestal binnen de Tweede Kamer, het betalen
voor de diensten is het volk met de belastingen en degene die geniet ervan is niet direct voor
degene die betaald ervoor. Dus het ligt allemaal gescheiden van elkaar.
De gevolgen zijn een totale andere wijze van besluiten, uitvoeren en verantwoorden.
2
, Markt en efficiëntie
De markt is efficiënt, maar je hebt marktfalen.
- Collectieve goederen. Goederen die non-rivaal en non-exclusief zijn. Insert betekenis
- Marktmacht. Er zijn aanbieders die iets kunnen doen aan de marktprijs van een goed.
- Externe effecten. Effecten die zich voordoen bij de consumptie van het goed, maar waarbij
een derde er last van heeft (bijv. milieuvervuiling).
- Asymmetrische informatie. Dit kan tot allerlei verkeerde uitkomsten leiden, dus de overheid
kan hier iets mee doen (bijv. verzekeringen).
Macro-economie. De markt kan wel welvaart leveren, maar de wereldeconomie kan ook invloed
hebben. Als er iets gebeurd wat dit verstoort moet je wel iets doen.
Verdeling/rechtvaardigheid. De marktsector is wel doelmatig en maximale welvaart kunnen leveren,
maar dit zegt niets over hoe de welvaart verdeeld is.
Paternalisme. Mensen nemen vaak keuzes die niet goed voor ze zijn, dus de overheid grijpt dan in.
Hoe wordt ingegrepen voor deze marktfalen?
- Regelgeving: Een goedkope manier van beïnvloeding
- Zelf produceren: Bijv. groenvoorziening kan door de gemeente worden uitgevoerd
- Uitbesteden: Aan een particulier bedrijf uitbesteden van een bepaalde taak
- Financiële prikkels: Accijnzen, belastingen om gedragingen te verminderen. Omgekeerd kan
je ook subsidies geven voor gedrag dat je wilt stimuleren.
- Overdrachten: Sociale uitkeringen, WW, AOW aan mensen
- Overleg: Denk aan overleg tussen sociale partners, waarbij de overheid bij komt zitten.
Gaat dat goed?
Niet altijd want non-market failures
Non-market failures
- Output is moeilijk meetbaar; dus je kan moeilijk sturen en afrekenen op prestaties
- Kwaliteit is moeilijk te meten.
- Geen concurrentie; in de publieke sector, kan ook niet op veel onderdelen.
- Geen criteria voor stopzetten beleid; er wordt een probleem geconstateerd, geld instoppen
en het is opgelost. Alleen dit kan je niet stopzetten.
- Beloning voor formuleren probleem & ontwerpen oplossing. Alleen de (goede) uitvoering is
een ander verhaal.
- Politieke conjunctuur. Politici gaan populaire maatregelen nemen, die ervoor kunnen zorgen
dat niet efficiënte maatregelen worden genomen.
3