Samenvatting
Hoofdstukken 1,2,3,5,6,7,8 en 10
Hoofdstuk 1 identiteit van non-profitorganisaties
Non-profit organisaties: niet op winstgericht organisaties
Marktmechanisme: gebaseerd op ruil van exclusieve, geïndividualiseerde eigendomsrechten
(property rights). -> Marktsector
Prijzen in dit ruilproces spelen belangrijke rol want;
- Openbaren voorkeuren van marktpartijen
- Geven informatie over kosten, schaarste en concurrentieverhoudingen
, - Coördineren het ruilproces
Budgetmechanisme: een collectief van beslissers neemt namens aanbieders en vragers besluiten
over bekostiging, voortbrenging en verdeling van goederen en diensten. -> Publieke sector
Market failures worden door 4 factoren veroorzaakt:
- Onmogelijkheid van prijsuitsluiting, mogelijkheid om degenen die niet willen betalen uit te
sluiten van consumptie (free riders)
- Hoge initiële kosten, bijv. aanleg van spoorwegen, bruggen en havens
- Over- en onderwaardering van interne effecten -> effecten die ruilovereenkomsten op de
betrokken marktpartijen hebben.
- Het optreden van externe effecten
o Positief extern effect
Niet alleen de eigenaar beleeft plezier aan de fraaie voorgevel, maar ook
toevallige voorbijgangers
o Negatief extern effect
Hinder die niet-rokers ondervinden van rokers
Verdelingsmotief; marktwerking leidt niet altijd tot een gewenste verdeling van de beschikkingsmacht
van personen over productenmiddelen en resultaten.
Stabilisatiemotief; de rol van de collectieve sector in de macro-economische ontwikkeling van de
samenleving als geheel.
Overheidsinterventies; mogelijkheden voor overheid om correcties op het functioneren van de
marktsector aan te brengen.
- Corrigerend beleid; mix van regelgeving en financiële prikkels
o Uitvaardigen van regelgeving en het zelfstandig optreden als aanbieder zijn
voorbeelden van directe interventie
o Indirecte interventie; instellen van subsidies en heffingen.
Hoofstuk 2 Planning en Besluitvorming
In non-profit- en profitorganisaties kan men onderscheid maken tussen twee systemen:
- Productie- en voortbrengingssysteem, hier worden alle handelingen uitgevoerd die direct
gericht zijn op voortbrenging van goederen en diensten.
- Bedrijfsvoering- en managementsysteem, zorgt voor besturing van het
voortbrengingssysteem.
Twee processen te onderscheiden binnen het managementsysteem;
- Planning, alle activiteiten die nodig zijn voor het opstellen van een plan
- Beheersing, activiteiten die ervoor zorgen dat het functioneren van verschillende onderdelen
van de organisatie op elkaar is afgestemd.
Efficiëntie van een organisatie of beleidsprogramma is, de waarde van de opgeofferde middelen
per eenheid output.
Productiviteit; gerealiseerde output per eenheid input
Totaalproductiviteit; prestaties per euro per ingezette productiefactoren
Partiële productiviteit; productiviteit van een eenheid van een specifieke productiefactor
(arbeidsproductiviteit, kapitaalproductiviteit)
Effectiviteit; de mate waarin een organisatie in staat is de gestelde doeleinden daadwerkelijk te
realiseren.
Interne effectiviteit; mate waarin de organisatie in staat is de verlangde prestaties zowel naar aard
als omvang te realiseren. (in hoeverre is de school in staat geweest goed onderwijs te geven)
Externe effectiviteit; in welke mate hebben de prestaties tot het beoogde doel geleid. (hoeveel
kinderen hebben met goed gevolg de school verlaten)
Financieel management; vakgebied dat zich bezighoudt met de planning en beheersing van
financiële transacties en, met gebruikmaking van financiële grootheden, van de taakuitvoering.
Wijze van planning is afhankelijke van;
, - De besluitvorming, wijze waarop personen individueel en in groepsverband beslissingen
nemen.
- Planningsproces, mate en wijze waarop het proces van planning is geconstrueerd.
- Planningsstijl, psychische instelling die beslissers hebben t.o.v. planning hebben.
Besluitvorming,
- Vuilnisbakmodel: geen doelstellingen m.b.t. effecten, geen kennis m.b.t. oplossingen
o Intersubjectieve besluitvorming (overleg en onderhandelen)
Geen doelstellingen
Wel kennis van mogelijke oplossingen
o Incrementele besluitvorming (doormodderen)
Wel doelstellingen
Geen kennis van mogelijke oplossingen
o Rationele besluitvorming
Wel doelstellingen
Wel kennis van mogelijke oplossingen
Planningsproces;
- Bepaling van doelstellingen, welke doelstellingen moeten worden nagestreefd.
- Analyse en anticipatie, welke onderdelen van organisatie en omgeving zijn van belang om
doelstellingen te halen
- Ontwerpen van alternatieve oplossingen
- Keuze van een plan
- Implementatie, op welke wijze en met welke middelen worden activiteiten uitgevoerd.
- Evaluatie
4 planningsvormen:
- Normatief; vaststellen basisdoelstellingen, dus “identiteit” van de organisatie
- Strategisch; relatie tussen organisatie en omgeving
- Organisatorisch; hoe te organiseren, structuur en overlegvormen
- Operationeel; uitvoering
4 planningsstijlen:
- Inactivisme, gedachte dat actuele problemen een tijdelijk karakter hebben
- Reactivisme, situatie in het verleden was beter dan de huidige
- Proactivisme, proberen het best haalbare te bereiken
- Interactivisme, niet accepteren van de huidige omstandigheden.
Interactieve planning heeft drie principes;
- Mogelijkheid voor participatie van betrokken individu en afdeling
- Planning wordt gezien als continu proces.
- Planning is holistisch, organisatie wordt beschouwd als één geheel.
Cyclus van interactieve planning
- Beschrijving van probleemkluwen
- Doeleindenplanning
- Activiteitenplanning
- Middelenplanning
- Implementatie en beheersing
Hoofdstuk 3 Management Control
Management control: beheersing van organisatieactiviteiten
Beheersings(proces): omvat alle beslissingen, structuren en procedures die erop gericht zijn
gestelde doeleinden op effectieve wijze te realiseren.
Verschillende beheersingsytemen:
- operational control: concrete uitvoeringsrichtlijnen die tot directe productieresultaten leiden.
- Management control: vormt schakel tussen planning en operational control system.
- Strategic control; om na te gaan of de gekozen strategie nog steeds valide is, en hoe het evt.
aangepast kan worden.
, Organisatiestructuur: een verzameling van onderdelen waaruit de organisatie bestaat en de relaties
tussen die onderdelen (afdelingen, divisies, werkgroepen etc.)
4 omstandigheden die beheersingsproblemen veroorzaken:
- onduidelijkheid omtrent doelstellingen, wat wordt er van medewerkers verwacht.
- incongruente doelstellingen, persoonlijke doelstellingen komen niet overeen met
organisatiedoelstellingen.
- organisationele beperkingen, structuur van organisatie, wijze van besluitvorming en inrichting
van werkprocessen kunnen medewerkers belemmeren in een effeciënte en effectieve
taakuitvoering.
- onvoldoende bekwaamheden, van het personeel.
Organisaties onderscheiden in; normatieve, dwang, en utilitaire organisaties.
- dwang: gevangenis, leden hebben negatieve instelling t.o.v. organisatie
- normatieve; kerken, positieve betrokkenheid bij het werk en bij de organisatie.
- utilitaire: commerciële organisaties, leden staan neutraal t.o.v. organisatiedoelstellingen.
Gewenste mate van beheersing is afhankelijk van toekomstige prestaties, de combinatie van
dimensies van taakuitvoering en de economische afweging.
2 vermijdingsstrategieën: men is overtuigd van goede strategie, maar haalt verwachtingen niet dan
is er sprake van beheersingsprobleem. Echter kan geprobeerd worden de problemen te vermijden
door te zorgen dat ze niet ontstaan of door zich in te dekken tegen negatieve effecten die het
probleem veroorzaken
- wegnemen van de ontstaansgrond van beheersingsproblemen:
1. automatisering, geautomatiseerde systemen zijn voorspelbaar in hun gedrag, waardoor de
beheersingsproblemen verminderen
2. afstoting, niet cruciale processen/activiteiten kunnen worden afgestoten. Hierdoor
verdwijnen over het algemeen de beheersingsproblemen.
3. centralisatie: uitvoering wordt dan gedaan door hoger organisatieniveau waardoor de
leiding beter controle op uitvoering kan doen.
- Indekken tegen negatieve effecten van beheersingsproblemen:
1. verzekering, onderdelen verzekeren die de meeste problemen ondervangen.
2. risicodeling, management zoekt partner die bereid is gedeelte van het risico voor zijn
rekening te nemen
Ontwerpen van beheersingssysteem: 2 vragen staan centraal
- Welke combinatie van beheersingsmethoden moet worden gebruikt?
- Wat is de werkzaamheid van deze combinatie op de taakuitvoering
Combinatie van beheersingsmethoden:
- procesbeheersing, aanwijzingen welke activiteiten wel en niet moeten worden verricht.
- Resultaatbeheersing, nadruk op output en de effecten van het productiesysteem.
- Personele beheersing, maatregelen om zelfbeheersing van individu en sociale beheersing in
groepen te activeren en stimuleren om zo de doelstellingen van organisatie na te streven.
Methoden van procesbeheersing:
- fysieke en administratieve beperkingen
o gericht op dat bepaalde handelingen door specifieke categorieën van
organisatiegenoten niet worden uitgevoerd
- voorafgaande goedkeuring
o inspectie van taakuitvoering of plannen voordat taak ten einde is gebracht.
- Bureaucratische beheersing
o Welke handeling dient te worden uitgevoerd of nagelaten
o Overdracht van aanwijzingen aan verantwoordelijke uitvoerders
o Waarneming van de wijze waarop deze handelingen worden gedaan
o Vaststelling van de consequenties hiervan