Les 1 en 2🡪4.1 + 4.2 Verlaat & 2.1 Kok
Strategie is de richting en scope van een organisatie op de lange termijn, wat
concurrentievoordeel voor de organisatie oplevert door de inzet van eigen middelen, waarbij
de verwachtingen van belanghebbenden worden vervuld en waarbij ingespeeld wordt op de
veranderende omgeving.
Strategisch sportmanagement betreft het handelen van sportmanagers om die richting en
scope te bepalen en de consequenties ervan door te voeren binnen de sportorganisatie.
Strategische beslissingen zijn groot, richtinggevend en vaak niet eenvoudig terug te draaien.
Tactische beslissingen zijn keuzes die gemaakt worden om invulling te geven aan een
gekozen strategie.
Belang van strategisch management:
1. Strategisch management geeft voor de lange termijn richting aan de hele organisatie.
2. Strategisch management helpt bij het nemen van beslissingen.
3. Strategisch management helpt bij het inspringen op gewijzigde situaties.
4. Strategisch management bevordert de prestaties.
Marketing (3km):
- Kijken (onderzoeken en analyseren)
- Kiezen (strategie)
- Knutselen (creëren)
- Meten (effect en kijken)
Strategisch marketingplan:
1. Doel – bepalen van de uitgangspositie
2. Markt – identificeren van kansen en bedreigingen
3. Organisatie – sterktes en zwaktes analyseren
4. Confrontatie/markt-fit – organisatie confronteren met de markt
5. Marketingstrategie – oplossing bieden voor probleemgebieden
6. Marketingmix – bepalen van de marketingmix
7. Activiteitenplan/marketingjaarplan – operationeel activiteitenplan
Bij stap 1 t/m 3 ben je bezig met het marketingonderzoek. Waarbij je de huidige situatie
analyseert. Hierbij heb je een interne en een externe analyse. (SWOT-analyse)
Bij stap 4 t/m 7 ben je bezig met de marketingontwikkeling.
,Marketing: een proces waarmee bedrijven waarde creëren voor de klant en sterke
klantrelaties opbouwen om in ruil daarvoor waarde van de klant te krijgen.
Sportmarketing: het proces binnen een organisatie dat door op wensen en behoeften van
afnemers in te spelen, rekening houdend met de specifieke sportkenmerken, en
toegevoegde waarde creëert voor deze afnemers, zodat een langdurige ruil relatie wordt
opgebouwd waarbinnen organisatiedoelen gerealiseerd kunnen worden.
Stap 1 doel:
- Ondernemingsdoelstelling 🡪 vooral gericht op de continuïteit van de organisatie
- Marketingdoelstelling 🡪 Afgeleid van ondernemingsdoelen en betrekking op omzet,
winst, marktaandeel, concurrentie, ledengroei etc.
- Communicatiedoelstellingen 🡪 helpen de marketingdoelstellingen realiseren en zijn
gericht op verandering bij je doelgroep(en).
Wat wil de markt/wat kan de organisatie:
- Rekening houden met/rechtstreeks als gevolg van organisatiedoelen.
- Groeien, innoveren, verdedigen, aanvallen etc.
- Nieuwe of aangepaste Product Markt Combinaties
- Resultaat= verkenning op de achterliggende oorzaken/kansen en bedreigingen.
Golden Circle van Simon Sinek: Missie en visie:
Les 3🡪Kok H2.2, H 3.2 t/m 3.5.2
Markt= plek waar afnemers met bepaalde behoeften en wensen en aanbieders die daarop
inspelen (elkaar ontmoeten).
Manier om je markt de omschrijven is het Abell model. 🡪 te smal
= niet rendabel en te breed = geen specifieke behoeften.
Op basis van deze Abell-analyse kunnen we een missie formuleren.
Een missie geeft globaal aan welke functie een organisatie in de markt
wil vervullen en beschrijft in 1 zin de 3 componenten van de analyse.
De marktomvang kan ingeschat worden door de bestaande cijfers van
Brancheorganisaties te bekijken. De organisatie kan ook zelf
onderzoek doen.
Sportmarkten= aan wie lever ik = klant, wie gebruikt? En waarvoor?
Verschil gebruikers en klanten. Business to business of business to
consumer
, De sportmarkt kent 2 groepen eindafnemers. Dit zijn de actieve sportconsumenten
(breedtesportmarkt) die zelf de sport beoefenen en de passieve sportconsumenten
(topsportmarkt) die de topsport kijken.
Koopbeslissingstraject B2C:
- Probleemherkenning (manifest, latent, beïnvloeding).
- Informatie zoeken, intern/geheugen/eigen ervaring externe bronnen: persoonlijk,
openbaar, commercieel, ervaring.
- Evalueren alternatieven (keuzecriteria, attributen, eigenschappen, de evoked
set=beperkte hoeveelheid merken in overweging genomen).
- Aankoopbeslissing (situationele factoren).
- Evaluatie na de koop (cognitieve dissonantie c.q. onaangename twijfel, rationalisatie
door koper, tevredenheid=overtref verwachtingen).
8 basismotieven die aan de koop van een product ter grondslag liggen
1. Probleemopheffing: de koper wil een probleem oplossen (negatief).
2. Probleemvermijding: de koper anticipeert op een toekomstig probleem (negatief).
3. Onvolledige satisfactie: de koper is ontevreden over een product (negatief).
4. Gemengde approach-avoidance: de koper houdt van sommige aspecten van het
product, maar heeft een hekel aan andere (negatief).
5. Normale vermindering: de voorraad van de koper raakt op (matig negatief).
6. Zintuigelijk genot: de koper wil van een product genieten (positief).
7. Intellectuele stimulatie: de koper wil een product kennen en beheersen (positief).
8. Sociale goedkeuring: de koper wil persoonlijk erkend worden door het gebruik van
een product (positief).
Koopbeslissingstraject B2B, fasen in industriële aankoop:
- Probleem herkenning
- Productspecificatie
- Zoeken mogelijke leveranciersofferte
- Aanvraagkeuze leverancier (vendor rating: kwaliteit, prijs en krediet, levertijd,
leverbetrouwbaarheid, service/garanties, reputatie, financiële positie/continuïteit,
assortiment)aankoop, overeenkomst/contract, aflevering, gebruikersevaluatie.
- Soorten aankoop: new task buy, eerste nieuwe aankoopmodified rebuy, gewijzigde
herkoopstraight rebuy, ongewijzigde herhaal aankoop
- Soort aankoop impliceert verschillen in nuances bij aankoop.
Verschil B2B en B2C koopbeslissingstraject:
- Professionele inkopers, rationeler, goed onderhandelen
- Complexere aankoop/grote transacties