2016/
2017
Inleiding Privaatrecht
UITGEBREIDE UITWERKINGEN BIJEENKOMSTEN +
AANTEKENINGEN + ARRESTEN OWG 1 T/M 5
JAAR 1 - BLOKPERIODE 5
,Inhoudsopgave
Bijeenkomst 1 – Verbintenissenrecht en rechtshandeling p. 3-4
- Arrest Blaauboer/Berlips
- Arrest Hoffland/Hennis
Bijeenkomst 2 – Geldigheid, wilsontbreken en wilsgebreken p. 5-7
- Arrest Eelman/Hin
Bijeenkomst 3 – Koop, titel, overdracht p. 7-11
Bijeenkomst 4 – Verkrijging en verlies van goederen p. 11-17
Bijeenkomst 5 - Overdracht en eigendom-onroerende zaken p. 18-21
- Arrest Haviltex
- Arrest Portacabin
2
,Bijeenkomst 1 Verbintenissenrecht en rechtshandeling
Zelfstudievragen
Wat is de essentie van het arrest Blaauboer/Berlips?
Bij verbintenissen die betrekking hebben op een goed gaat wel de actieve zijde (het vorderingsrecht) maar niet de passieve
zijde (schuld) over op degen die dat goed onder bijzondere titel verkrijgt. Persoonlijke verbintenissen kunnen het
eigendomsrecht niet beperken, zodat zij evenmin bij overgang van dat eigendomsrecht op de nieuwe eigenaar van
rechtswege overgaan.
Een onderscheid tussen een absoluut en een relatief recht kan worden gevonden in dit arrest. De HR oordeelde in dit arrest
voor het eerst over het zogeheten derdenbeding. In casus ging het over een straat die tussen 2 huizen lag. Beide huizen waren
oorspronkelijk van Blaauboer, maar deze had ze verkocht aan onder andere Berlips. Berlips had bij de koop beloofd om de
tussenliggende straat te bestraten. Berlips verkoopt het huis vervolgens, zonder de weg te bestraten door. Volgens Blaauboer
was met de verkoop op de koper de verplichting komen te rusten om de wet te bestraten.
De HR oordeelde dat dit niet het geval was, omdat het hier gaat om een persoonlijke verbintenis tussen Berlips en Blaauboer
die niet over kon gaan op een andere door verkoop. Althans, niet zonder dat daar een afspraak over was gemaakt. Je kunt
een derde niet binden zonder diens toestemming. Het verschil tussen een relatief en een absoluut recht komt in dit oordeel
terug. Het relatie recht op de bestrating van het paadje blijft een relatief recht van Blaauboer en is geen absoluut recht dat
tegenover eenieder, waaronder de nieuwe eigenaar, geldend kan worden gemaakt.
Er is een ‘scheiding’ tussen het goederen- en verbintenissenrecht. In casus verbintenisrechterlijk oplossen. De rechtbank zegt
dat de verplichting de weg te bouwen op de weg zelf rust en dus mee over gaat naar de nieuwe eigenaar, waardoor de nieuwe
eigenaar verplicht is de weg aan te leggen. Diezelfde HR zegt jaren later dat die verplichting wel mee over gaat.
Wat is de relatie tussen de begrippen verbintenis, rechtshandeling en overeenkomst
Verbintenis Een verbintenis is een vermogensrechtelijke verhouding tussen 2 partijen krachtens welke de
een is gerechtigd tot een gedraging die de ander verlicht is ten opzichte van hem te verrichten
Rechtshandeling Kenmerkend voor een rechtshandeling is dat de menselijke handeling gericht is op het tot stand
brengen van een rechtsgevolg. Het moet daarbij welk gaan om een rechtshandeling dat het
objectieve recht toestaat. Een rechtshandeling is een bijzondere soort handeling, namelijk een
die beoogt een rechtsgevolg in het leven te roepen (3:33 BW)
Overeenkomst Een meerzijdige rechtshandeling, waarbij een of meer partijen tegenover een of meer anderen
een verbintenis aangaan.
Wat is de relatie tussen de begrippen overeenkomst, aanbod en aanvaarding?
Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en een concrete aanvaarding daarvan (art. 6:217 BW)
Aanbod Van een aanbod is sprake wanneer de verklaring de voornaamste elementen van de inhoud van
de eventuele af te sluiten overeenkomst bevat, zodat een eenvoudige ‘ja’ van de wederpartij
voldoende is om de overeenkomst tot stand te doen komen. De wil van de aanbieder moet
blijken uit het aanbod, er moet sprake zijn van een wilsverklaring
Aanvaarding De aanvaarding bestaat uit de verklaring van de wederpartij dat zij het aan haar gedane aanbod
aanvaardt. Wil een overeenkomst tot stand komen, moet het in overeenstemming zijn met de
inhoud van het aanbod (6;225 BW) en dient zij te zijn gedaan op een moment dat het aanbod
nog van kracht was (6:221 BW)
Op welk moment komt een overeenkomst tot stand?
Een overeenkomst komt tot stand op het moment dat de aanvaarding van ht aanbod is ontvangen. Art. 3:37 lid 3 BW
ontvangsttheorie
Welke vormen van aanbod kunnen worden onderscheiden? Waarom is dit onderscheid van belang?
Mondeling, schriftelijk of door bepaalde gedragingen
3
,Taak 1 Begripsbepaling
Vermogensrechtelijk: het geheel van op geld waardeerbare rechten en verplichtingen die iemand heeft, dus het geheel van
zijn activa en passiva
Goederenrechtelijk: hebben te maken met rechten op goederen die de rechthebbende in beginsel tegenover eenieder kan
inroepen. Vanwege deze derde werking noemen we een dergelijke recht een absoluut recht.
Dat deel van het objectieve vermogensrecht dat betrekking heeft op de rechtsverhouding tussen een persoon en een
goed
Verbintenisrechtelijk: hebben te maken met rechten die niet tegenover eenieder inroep baar zijn, maar slechts tegenover
een bepaalde persoon, namelijk degene met wie men in een verbintenisrechtelijke verhouding staat. Een dergelijk recht heet
een relatief recht: het is slechts in een relatie tot een bepaalde persoon tot gelding te brengen.
Dat deel van het objectieve vermogensrecht dat betrekking heeft op de rechtsverhouding tussen een persoon en een
ander persoon
Taak 2 Aanbod & aanvaarding
(a) Jelle het is geen individueel bepaalde zaak, omdat er meerdere van zijn en het gaat om nieuwe
goederen. Het Hoffland/Hennis-arrest is hier daarom niet van toepassing. De eethoek in de catalogus
van de Ikea is een genuszaak, het gaat om nieuwe zaken. Er is dus sprake van een aanbod en dus heeft
Jelle recht op de eethoek voor de prijs die de catalogus aanbiedt
(b) Yves Hoffland/Hennis arrest is hier van toepassing. Een advertentie, waarin een individueel bepaalde
zaak voor een bepaalde prijs te koop wordt aangeboden, zich in beginsel er niet toe leent door
eventuele gegadigden anders te worden opgevat dan als een uitnodiging om in onderhandeling te
treden, waarbij niet alleen de prijs en de eventuele verdere voorwaarden van de koop, mar ook van de
persoon van de gegadigde van belang kunnen zijn. Het huis dat is aangeboden op de site kan niet als
een aanbod worden gekwalificeerd, omdat er sprake is van een individueel bepaalde zaak.
c) Evi De Hofland/Hennis regel is hier niet van toepassing, omdat er geen sprake is van een advertentie.
Evi doet dus een mondeling aanbod tot de verkoop van het huis. Art. 7:2 lid 1 BW geeft aan dat een huis
in principe alleen verkocht kan worden bij een schriftelijke overeenkomst. Of dit artikel van toepassing is
hangt af van bepaalde omstandigheden. Als het aanbod wel mondeling geldig zou zijn, hoe kan er dan
van deze overeenkomst af worden gezien? Wanneer er sprake is van een wilsgebrek uit art. 3:44 BW kan
de overeenkomst vernietigd worden.
d) John De auto is een individueel bepaalde zaak die voor een bepaalde prijs wordt aangeboden. De auto
is namelijk tweedehands en de advertentie is in de plaatselijke supermarkt opgehangen. In dit geval wordt
er een nieuw aanbod gedaan en dan geldt art. 6:225 BW. Een aanvaarding die van het aanbod afwijkt,
geldt als een nieuw aanbod en verwerpt het oorspronkelijke. Emile gaat hiermee akkoord. De
overeenkomst is dus tot stand gekomen op het moment dat de aanvaarding is ontvangen, art. 6:224 BW
jo art. 3:37 lid 1 en 3 BW. De ontvangsttheorie.
John zit aan de overeenkomst vast.
e) Mieke Het aanbod van de kunstenaar is mondeling en vervalt dus direct. Mieke wilde erover nadenken,
maar dan is het aanbod dus niet meer geldig. Als Mieke ’s avonds belt, is het aanbod van de kunstenaar
al vervallen, en is er dus geen bindende overeenkomst tussen hen tot stand gekomen. Hofland/Hennis is
hier niet van toepassing, omdat er geen sprake is van een advertentie.
f) Rik Hofland/Hennis is hier niet van toepassing, omdat er geen advertentie is, er is namelijk direct contact
via mail. Ernie heeft binnen een redelijke termijn aanvaard, en er is ook een email ter bevestiging
verstuurd. Er is dus een overeenkomst tot stand gekomen. Het feit dat Rik zijn e-mails gedurende zijn
vakantie niet heeft gelezen, komt voor zijn eigen rekening.
Hoffland/Hennis een advertentie, waarin een individueel bepaalde zaak voor een bepaalde prijs te koop wordt aangeboden, leent zich er in
beginsel niet toe door eventueel gegadigden anders te worden opgevat dan als een uitnodiging om in onderhandeling te treden, waarbij niet
alleen de prijs en de eventuele verdere voorwaarden van de koop, maar ook van de persoon van de gegadigde van belang kunnen zijn. Er
mag geen sprake zijn van een genuszaak (nieuwe zaak).
4
,Bijeenkomst 2 Geldigheid, wilsontbreken en wilsgebreken
Zelfstudievragen
Wanneer is er sprake van een wilsontbreken?
Art. 3:33 BW bepaalt dat een rechtshandeling een op een rechtsgevolg gerichte wil vereist, die zich door een verklaring heeft
geopenbaard. Bij wilsontbreken gaat het om het feit dat de wil niet op een normale manier is gevormd. Wellicht was het zo
dat op het moment van de koop persoon X door de stoornis daadwerkelijk het schilderij wilde kopen (de psychische wil was
dan aanwezig) maar we zeggen dan dat een rechtens relevante wilt (oftewel een rechtswil) ontbrak.
Geestesstoornis, minderjarigen, onder curatele stelling
De derde bescherming is geregeld in art. 3:35 BW.
Wanneer is er sprake van een geestelijke stoornis in de zin van art. 3:34 BW?
Art. 3:34
1. Heeft iemand wiens (1) geestvermogens blijvend of tijdelijk zijn gestoord, iets verklaard, dan wordt een met de verklaring
overeenstemmende wil geacht te ontbreken, (2a) indien de stoornis een redelijke waardering der bij de handeling betrokken belangen
belette, of indien de (2b) verklaring onder invloed van die stoornis is gedaan. Een verklaring wordt vermoed onder invloed van de
stoornis te zijn gedaan, indien de rechtshandeling voor de geestelijk gestoorde nadelig was, tenzij het nadeel op het tijdstip van de
rechtshandeling redelijkerwijze niet was te voorzien.
Wanneer iemand zijn geestvermogens blijvend of tijdelijk zijn gestoord
Bewijzen dat een van de twee alternatieven is: indien de stoornis een redelijke waardering der handeling
betrokken belangen belette of indien de verklaring onder invloed van die stoornis is gedaan
Causaal verband aantonen tussen de stoornis en het ontbreken van de wil
‘vermoed’ hierdoor hoef je niet de aanwezigheid van de stoornis ten tijde van de handeling te bewijzen. De stoornis wordt
namelijk vermoed aanwezig te zijn. Het gevolg is dan dat de koopovereenkomst vernietigd kan worden (3:34 lid 2 BW)
Art. 3:34
2. Een zodanig ontbreken van wil maakt een rechtshandeling vernietigbaar. Een eenzijdige rechtshandeling die niet tot een of meer
bepaalde personen gericht was, wordt door het ontbreken van wil echter nietig.
Het is niet nietig, maar vernietigbaar. I
Alleen de gestoorde kan een beroep doen op dit artikel, de wederpartij niet.
Welke bepaling(en) kan/kunnen aan een geslaagd beroep op art. 3:34 BW worden tegengeworpen?
Art. 3:35 BW Ook wanneer wilsontbreken met behulp van art. 3:34 is aangetoond, kennen we nog steeds de regel van
3:35 die de wederpartij bij gerechtvaardigd vertrouwen beschermt.
Art. 3:35
Tegen hem die eens anders verklaring of gedraging, overeenkomstig de zin die hij daaraan onder de gegeven omstandigheden
redelijkerwijze mocht toekennen, heeft opgevat als een door die ander tot hem gerichte verklaring van een bepaalde strekking, kan
geen beroep worden gedaan op het ontbreken van een met deze verklaring overeenstemmende wil.
Art. 3:35 beschermt de wederpartij tegen een beroep op wilsontbreken indien deze in gerechtvaardigd vertrouwen op een
schijnbaar normale gewilde verklaring is afgegaan. Daaraan doet niet af dat de wilsontsporing haar oorzaak vond in een
geestesstoornis en niet in een verspreking. Art. 3:35 kan dus art. 3:34 tegenwerpen indien de wederpartij er geen weet van
had dat de wil gestoord was en hij dat ook niet uit de omstandigheden had kunnen weten of behoren af te leiden.
Welke wilsgebreken kent de wet?
Bedreiging (3:44 lid 2 BW)
Bedrog (3:44 lid 3 BW)
Misbruik van omstandigheden (3:44 lid 4 BW)
Dwaling (6:228 BW)
Wat is het verschil tussen een wilsgebrek en een wilsontbreken?
Bij wilsgebreken is de wil op een gebrekkige wijze tot stand gekomen. Je verklaart datgene wat je op dat moment wilt
verklaren, maar de wil is op een onjuiste wijze tot stand gekomen. Er is dus wel een wil.
Bij wilsontbreken verklaar je iets wat je niet wilt verklaren. Verklaring en wil komen dus niet met elkaar overeen.
5
, Taak 3a De lening van pa
Bedoeling partijenbescherming in het kader vrijheid contract sluiten. Er zijn grenzen aan die vrijheid. Een van die grenzen is
art 3:40 BW. Een dergelijke rechtshandeling is dan nietig. Het wordt getoetst aan de goede zeden of de openbare orde.
ECLI:NL:RNSHE:2011:BQ5051 bepaling in de overeenkomst is in strijd met de goede zeden art. 3:40 lid 1 BW (prostitutie,
mensenhandel, slavernij etc.). Er dient een vrije partnerkeuze te zijn (vrijheid van de persoonlijke levenssfeer).
Art. 3:40
Lid 1. Een rechtshandeling die door inhoud of strekking in strijd is met de goede zeden of de openbare orde, is nietig
Het rechtsgevolg wanneer art. 3:40 in het geding komt, dan wordt de overeenkomst nietig. De overeenkomst wordt dan
geacht nooit te hebben bestaan. De zoon heeft het geld dus onverschuldigd gekregen en moet het hele bedrag op grond van
art. 6:203 lid 1 BW het geld terugbetalen.
Art. 3:41
Betreft een grond van nietigheid slechts een deel van een rechtshandeling, dan blijft deze voor het overige in stand, voor zover dit,
gelet op inhoud en strekking van de handeling, niet in onverbrekelijk verband met het nietige deel staat.
Art. 3:41 BW stelt dat er ook sprake kan zijn van partiële nietigheid. Er kan dus slechts een bepaald gedeelte uit de
overeenkomst nietig worden verklaard, terwijl de rest van de overeenkomst in stand blijft als het nog logisch is om deze
overeenkomst in stand te houden je haalt het gedeelte eruit wat nietig is en de rest blijft gewoon in stand. Er moet wel
een logisch deel overblijven. Als zoon haal je het beding eruit dan hoeft hij het niet terug te betalen want de overeenkomst
blijft intact.
Vincent heeft dus gelijk en er is sprake van partiële nietigheid van de overeenkomst. Nu wordt alleen de clausule van het hele
bedrag in het geheel terugbetalen nietig verklaard, maar de overeenkomst voor een lening wordt niet nietig verklaard.
Taak 3b Foutje
ECLI:NL:RBROT:2009:BJ574 Overeenkomst van een hypothecaire geldlening. In casus stelt de bank dat conform art. 3:33
BW de wil en verklaring niet overeenkomen en er daarom geen rechtshandeling is geweest.
Juridisch instrument is de onderzoekplicht
Art. 3:33 BW wil en verklaring (niet gewild door de verschrijving)
Art. 3:35 BW ik ging ervan uit dat de bank bedoelde wat hij scheef (schijn). Of het vertrouwen gerechtvaardigd is is afhankelijk
van art. 3:11 BW
Het toetsingscriterium is de gemiddelde geïnformeerde consument. Van een consument die voornemens is om
voor een bestaande hypotheek een nieuwe af te sluiten mag worden verondersteld dat hij van tevoren zich genoeg
heeft geïnformeerd bij de consument mag bekend worden verondersteld dat een langere duur van de vaste
rente in beginsel gepaard gaat met een hoger rentepercentage, gelet op het toenemende risico voor de bank dat
de rente bij een veranderende marktsituatie op enig moment te laag blijkt te zijn.
Beroep op vertrouwensbeginsel: art. 3:35 jo. 3:11 BW.
Art. 3:11
Goede trouw van een persoon, vereist voor enig rechtsgevolg, ontbreekt niet alleen, indien hij de feiten of het recht, waarop zijn
goede trouw betrekking moet hebben, kende, maar ook indien hij ze in de gegeven omstandigheden behoorde te kennen.
Onmogelijkheid van onderzoek belet niet dat degene die goede reden tot twijfel had, aangemerkt wordt als iemand die de feiten of
het recht behoorde te kennen.
Beschrijf de goede trouw: in hoeverre ken je of behoorde je de kennis te weten? Bij twijfel aan de werkelijke wil
rust er op de wederpartij een onderzoekplicht. Heeft de wederpartij dit niet gedaan, dan zal een beroep op het
vertrouwensbeginsel niet worden aanvaard.
Art. 3:35 wordt verder ingevuld door 3:11 BW
Een offerte kan aangemerkt worden als een aanbod
6