Samenvatting Ouderenpsychologie
1. Ouder worden en ouderenpsychologie
Kernboodschappen
Definitie ouderdom resultaat van maatschappelijk krachtenspel van politiek, organisaties en
ouderen zelf
Ouder worden = diversiteit, dé oudere bestaat niet.
2. Wat is oud?
2.1 Veranderende levensloopindelingen
Diverse indelingen, grens van 60, 65 of 80 jaar. Veranderen over tijd door dubbele vergrijzing en
toenemende levensverwachting.
2.2 Beeldvorming
Ouderdom weergegeven in cultuur met positieve en negatieve kant. Beeldvorming door bedrijven, de
zorg, politiek etc.
2.3 Feit en fictie
Ouderen hebben de afgelopen 10-15 jaar meer gezondheidsproblemen gekregen en meer zorg nodig.
Een derde van de mensen 55-74 jaar doet vrijwilligerswerk, gemiddeld 6 u p w. (dit is meer dan
jongere leeftijdsgroepen).
2.4 Diversiteit in ouder worden
Ouder worden = diversiteit, dé oudere bestaat niet.
Verschillen tussen cohorten, babyboomers (1945 – 1965) zullen anders oud worden. Ook individuele
verschillen.
Vrouwen en hoger opgeleiden langere levensverwachting.
3. Ontwikkelingen in visie op gezondheid en zorgbeleid
Gezondheidsvisie en zorg meer gericht op veerkracht, zingeving en welbevinden.
3.1 Zorg voor ouderen
Nadruk voor verantwoordelijk van ouderen op ABC vervullen, maar niet alle ouderen zijn hiertoe in
staat.
Los laten van niet haalbare doelen en afhankelijk durven zijn van anderen.
4. Ouderenpsychologie
Door dubbele vergrijzing steeds belangrijk.
,4.1 Psychologische hulpverlening aan ouderen
Contextuele levensloop theorie voor aanpassing van psychotherapie (CALTAP) ;
Helpt onderscheid maken tussen welk deel van het probleem komt door veroudering en wat eraan
gedaan kan worden.
Positive maturation = bijv. Toenemend relativerinsvermogen
Negative maturation = bijv. afnemend fysiek vermogen
Specific challenges = bijv. gehoorverlies, chronische ziekte, cognitieve stoornis, weduwnaar.
, 2. Levenslooptheorieën
Kernboodschappen
Geestelijke gezondheid is meer dan de afwezigheid van psychische problemen, het gaat om
emotioneel, psychologisch en sociaal welbevinden
Beeldvorming over ouder worden bepaalt hoe mensen met geestelijke gezondheid omgaan
Het persoonlijke levensverhaal draagt bij aan geestelijke gezondheid van ouderen.
Vier perspectieven: levensloop, welbevinden, betekenis ouder worden en levensverhalen.
2. Levenslooppsychologie
Vanuit levensloopperspectief ouderdom niet gezien als een levensfase of aparte groep, maar als
aspect van proces van ontwikkeling dat gedurende hele levensloop plaatsvindt.
Levensloopontwikkeling is multidimensioneel (fysiek, sociaal, psychologisch) en multidirectioneel
(groei, behoud omgaan met verlies).
Uitkomst van levensloopontwikkeling is of;
Pathologisch = foute processen, resulteert in ziekte
Normaal = statistisch, gemiddelde
Succesvol = positieve uitzondering op het normale proces
Optimaal = best denkbare ontwikkeling, ideaalbeeld onder perfecte omstandigheden.
Disengagement theorie = goed ouder worden is langzaam terugtrekken uit de samenleving en het
leven, natuurlijke reactie op verminderde vitaliteit en naderend levenseinde.
Activity theorie = goed ouder worden is proces van willen blijven deelnemen aan het leven en de
samenleving.
Ouder worden als proces, vermogen om zich aan te passen aan levensloopveranderingen.
Ontwikkelingsregulatie = proces van plasticiteit en aanpassing enerzijds en autonomie en zelfsturing
anderzijds.
SOC-model ;
Selectie ; keuzes maken en selecteren wat belangrijk is
Optimalisatie ; hoge niveaus van functioneren realiseren
Compensatie ; achteruitgang/verlies opvangen om een niveau van functioneren te
handhaven.
Socio-emotionele-selectiviteitstheorie (SEST) = levensloopontwikkeling twee motieven: dingen leren
kennen en emoties te reguleren. Meer levenstijd voor zich = leren.
Beperkte levenstijd voor zich = emoties reguleren.
3. Welbevinden
Definitie WHO geestelijke gezondheid = hoog niveau van welbevinden in samenhang met goed
individueel en maatschappelijk functioneren. Geluk, zelfrealisatie en maatschappelijke integratie
Geluk en tevredenheid (hedonistisch) = emotioneel welbevinden.
Zelfrealisatie en maatschappelijke integratie (eudemonisch) = psychologisch welbevinden en sociaal
welbevinden.
, Emotioneel welbevinden = Balans tussen positieve en negatieve gevoelens en emotioneel gekleurde
beoordeling van het eigen leven en domeinen ervan. Hedonistisch.
Psychologisch welbevinden = doelgerichtheid, persoonlijke groei, autonomie, omgevingsbeheersing,
zelfacceptatie en positieve sociale relaties.
Sociaal welbevinden = sociale acceptatie (anderen accepteren), sociale groei (positieve ontwikkeling
maatschappij), sociale bijdrage, sociale coherentie (begrijpen) en sociale integratie (deel uitmaken).
3.4 Dual continua-model
Flourishing = hoge niveaus van emotioneel, psychologisch en sociaal welbevinden.
Dual continua-model = er zijn mensen met laag niveau welbevinden die toch geen psychische ziekte
hebben en mensen met hoog niveau welbevinden die wel psychische ziekte hebben. Afwezigheid van
psychische symptomen is niet gelijk aan aanwezigheid welbevinden.
Ouderen ervaren minder psychische aandoeningen dan jongere volwassenen, meer emotioneel
welbevinden, maar minder psychologisch en sociaal welbevinden.
Ontwikkelingseffect = door ontwikkeling over tijd.
Cohorteffect = ervaringen die mensen eerder in hun leven op doen en meenemen gedurende de
levensloop.
Periode-effect = effecten van maatschappelijke ontwikkelingen, bijv. technologie.
Structural lag = samenleving loopt achter bij snelle vergrijzing, waardoor slechts weinig zinvolle rollen
voor ouderen zijn.
4. Betekenis van ouder worden
Vaak negatieve betekenis, achteruitgang en verval.
Positieve en negatieve stereotypen. Stereotypen op de dimensies competentie en warmte.
Stereotypen over competentie van ouderen vooral negatief, over warmte juist positief.
Fysieke achteruitgang en sociaal verlies negatief. Psychologische groei, respect krijgen en grootouder
worden positief.
Stereotype embodiment = negatieve stereotypen leidt tot verminderd functioneren. Stereotypen
wekken negatieve selffulfilling prophecy op.
Beleving van ouder worden heeft effect op uitkomsten.
5. Levensverhalen
Narratieve gerontologie = ouder wordende mensen geven betekenis aan hun leven door verhalen te
vertellen. Levensverhaal geeft betekenis aan het ouder worden. Narratieve identiteit.
Opmaak van de levensbalans, voorbereiden op het einde en ervaringen overdragen.
Ouderen worden betere verhalenvertellers dan jongeren met meer positieve en inzichtwoorden en
minder negatieve woorden.
Op middelbare leeftijd meer focus op agency (individualiteit) en op latere leeftijd meer focus op
communion (verbondenheid).
Redemption verhalen = Moeilijke gebeurtenissen en perioden te boven komen en verwerken.